Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Dyslexie

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas havo | 3013 woorden
  • 21 maart 2004
  • 129 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
129 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Wat is dyslexie? Het Griekse woord ‘dyslexie’ betekent letterlijk ‘niet goed kunnen lezen’. Het is een aangeboren stoornis in het leren, dat verhindert dat het lezen van woorden en het foutloos schrijven een automatisme wordt. Zoals wij het woord vis meteen kunnen begrijpen, moet iemand met dyslexie het letter voor letter lezen: v-i-s. En dan nog weet hij achteraf vaak niet meer wat hij gelezen heeft. Dan te bedenken wat er gebeurd met het woord ‘zwaardvis’. Hoe eerder dyslexie herkend wordt, hoe meer effect de behandeling heeft, en hoe minder kans op 'gedrags- en/of emotionele problemen als gevolg van de lees- en spellingsproblemen. Soms kan al op kleuterleeftijd gezien worden dat kinderen dyslexie hebben. Kinderen die risico lopen op dyslexie zouden eigenlijk al op tijd speciale hulp moeten krijgen. Maar er zijn ook kinderen die op de basisschool geen problemen hebben, maar in het vervolgonderwijs vastlopen. Of zelfs later, bij het volgen van cursussen of een studie. Ook dan kan speciale dyslexiehulp en studiebegeleiding nodig zijn. Dyslexie komt veel voor. Ongeveer één op de dertig mensen heeft het. Er bestaan vele vormen dyslexie. Je kan het een beetje hebben, iets erger, of heel erg. Dat is weer te onderscheiden in ‘spellers’ en ‘raders’. De spellers spellen elk woord letter voor letter. Hierdoor lezen ze vaak erg langzaam, en kan het voorkomen dat ze als ze aan het eind van een zin komen, ze alweer vergeten zijn hoe de zin begon. Raders lezen juist heel snel, maar als ze de letters weten kunnen ze niet op het woord komen dat ze zien en gaan dus maar wat raden. Je kan ook speller en rader tegelijkertijd zijn. Dyslexie heeft niks te maken met intelligentie: zowel zwak-, normaal- als ook hoogbegaafde kinderen kunnen dyslectisch zijn. Maar de gevolgen zijn groter als een kind intelligent is. Dan is er een groot verschil tussen de prestaties van de ‘talige’ en ‘niet-talige’ vakken. Bij kinderen met een zwakke intelligentie kunnen de zwakke prestaties bij het lezen hetzelfde zijn als bij andere vakken. Vroeger gebruikte men de naam ‘woordblindheid’ als ze dyslexie bedoelden. Dat is een verwarrende term, want deze stoornis heeft niks te maken met de ogen. Mensen met dyslexie hebben moeite met het koppelen van tekens aan klanken. Een rondje moet in de hersenen aan de klank ‘oo’ worden gekoppeld. Normaal gesproken gaat dit automatisch na wat oefenen op de basisschool, maar met dyslexie wordt dit nooit een automatisme. Dyslexie heeft absoluut niks met ‘dom zijn’ te maken. Sterker nog: een kind met dyslexie kan tegelijkertijd hoogbegaafd zijn. Het ligt ook niet aan de ogen. Maar waar dan wel aan…? In ieder geval is het erfelijk. Een kind in een dyslectische familie heeft ongeveer 40% kans om ook dyslexie te hebben. Bovendien gaat dyslexie vaak samen met andere stoornissen als ADHD (een aandacht-tekort-stoornis). Maar de oorzaak is nog steeds niet duidelijk. Er zijn verschillende theorieën, waarover niet iedereen het eens is. Hieronder worden er drie beschreven: 1. Volgens de eerste theorie gaat er iets fout in de aanleg van de hersenen, waardoor de linkerhelft zich iets langzamer ontwikkelt dan de rechter. Dit zou gebeuren door de invloed van testosteron. Dat zou dan ook kunnen verklaren waarom er meer jongens zijn met dyslexie dan meisjes. 2. De tweede theorie is dat de stoornis veroorzaakt wordt doordat de twee hersenhelften niet goed met elkaar samenwerken. De verbinding tussen de twee helften, de hersenbalk, zou niet goed werken. Informatie die de hersenen krijgen door te zien, zoals letters, wordt verwerkt in de rechterhersenhelft. Bij mensen met dyslexie wordt deze informatie niet overgebracht naar de linkerhelft, waardoor de woordherkenning niet kan plaatsvinden. Ook andersom geldt dan dat de dyslectische mensen moeite hebben om een woord dat ze kennen om te zetten in letters. 3. De derde theorie gaat ervan uit dat er een probleem is met de informatiewerking van de hersenen. Informatie die binnenkomt via de ogen (dus bijvoorbeeld de letters die je leest) komt niet op de juiste plek in de hersenen terecht. Dyslexie komt vaak voor en gaat niet over op latere leeftijd. Het probleem kan wel verminderd worden door onder andere te oefenen. Daarom is het belangrijk dat een kind met dyslexie speciale training krijgt van bijvoorbeeld een remedial teacher, een orthopedagoog of een logopedist. Naast dyslexie is er ook een andere stoornis die er veel op lijkt: ‘dyscalculie’. Iemand met dyscalculie heeft geen problemen met letters, maar met getallen. Dus worden er dan veel fouten gemaakt met rekenen, tellen, en wiskundige dingen. En niet alleen cijfers, maar ook tekens zoals = en – en +. Ook breuken zorgen dan voor veel problemen. ¾ neemt evenveel ruimte in beslag als de letter K, maar je spreekt dit uit als ´drie gedeeld door vier. Er bestaat ook een stoornis die moeite veroorzaakt met het lezen van bladmuziek, chatten op de computer, op het station zien hoe laat de trein vertrekt, een telefoon nummer draaien, geld pinnen, enz. De kenmerken
De voortekenen
In peuter- en schoolleeftijd kunnen bepaalde ontwikkelingsachterstanden zichtbaar worden, die best wel een tot leerproblemen kunnen leiden. Die achterstanden zijn onder andere op het gebied van: - de zintuigen, - de motoriek (lichaamsbewegingen), - de spraak en taal, - de emoties, - het sociaal functioneren. Deze dingen hangen sterk met elkaar samen. Ze kunnen elkaar beïnvloeden. Als de ontwikkeling van een van deze gebieden niet gaat zoals normaal, dan is er een kans op toekomstige leerproblemen. Het is erg belangrijk dat een kind het leren praten en lezen aanleert in de kleuterperiode, want later is dat veel moeilijker. Het is mogelijk dat de voortekenen hoofdzakelijk op het gebied van de taalontwikkeling liggen. Er kunnen verschillende aanwijzingen voorkomen: - het spreken komt laat of helemaal niet op gang, - de ontwikkeling van het spreken gaat langzamer dan bij leeftijdgenoten, - het kind kan moeilijk op bepaalde woorden komen (woordvindingsproblemen) - het kind maakt erg korte of incomplete zinnen, - het kind kan eenvoudige liedjes, rijmpjes of namen van klasgenootjes niet onthouden. - Het kind heeft moeite met het waarnemen van de volgorde van taalklanken. Bijvoorbeeld: op de vraag: ‘welke klank hoor je vooraan in het woord ‘muis’?’ komt er bijvoorbeeld het antwoord ‘s’. Dit kan ook betekenen dat het kind de begrippen ‘voor’ en ‘achter’ nog niet kent. - het lukt het kind niet of nauwelijks om willekeurige begrippen als ‘links’ en ‘rechts’ en zoals ik net al zei ‘voor’ en ‘achter’ te onthouden. Het is gelukkig niet altijd zo dat als kinderen die dit soort voortekenen vertonen, ernstige spellingsproblemen zullen krijgen. Op kleuterleeftijd is dat nog niet vast te stellen. Er zijn wel redenen om een kind goed in de gaten te houden: 1. bij vertraagde spraak- en taalontwikkeling; 2. en als dyslexie voorkomt in de familie. Het is zowieso erg belangrijk dat de ontwikkeling van peuter en kleuter goed in de gaten wordt gehouden, zodat de eventuele voortekenen op tijd gezien kunnen worden. Leerkrachten van groep een en twee hebben hierin een grote verantwoordelijkheid. En ook school- en huisartsen en medewerkers van het consulantie-bureau moeten regelmatig hun oordeel of advies geven. Want op vroege leeftijd kan veel gedaan worden om eventuele problemen op latere leeftijd te voorkomen. In de verdere ontwikkeling van het kind kunnen er duidelijkere tekenen zijn die op lees- en spellingsproblemen of dyslexie wijzen. Deze tekenen worden vooral bekend in de volgende drie periodes: 1. De onderbouw van de basisschool

Een kind met dyslexie kan moeite hebben met: - het onderscheiden van taalklanken, als m en n; p/t en k; f en g; eu/u en ui; - klanken in volgorde zetten (‘dorp’ en ‘drop’); - zijn/haar aandacht te houden bij ‘klankinformatie' (gesproken woord); - het aanleren van juiste letters bij klanken uit de gesproken taal - het samenstellen van nieuwe woorden uit al bestaande woorden (b.v. van ‘boom’ en ‘roos’ niet de woorden ‘room’ en ‘boos’ kunnen maken). Verder valt op dat: - bij het schrijven worden letters weggelaten, toegevoegd, of verwisseld. Zelfs complete woordomkeringen als ‘kat’ in plaats van ‘tak’ komen voor. - het handschrift erg slordig en onduidelijk is, - omkeringen van letters (b-d), spiegelingen (u-n) en volgordefouten (ie-ei) komen langer en vaker voor dan bij een normale ontwikkeling hoort. 2. de bovenbouw van de basisschool
In deze periode worden de woorden ingewikkelder van structuur. De leerlingen leren dan lees- en spellingsregels en manieren om woorden zo goed mogelijk in te prenten. Vaak zijn hier de zelfde problemen als in de onderbouw. Er worden bijvoorbeeld nog steeds woorden en letters verwisseld, toegevoegd of weggelaten. Maar ook krijgen de kinderen moeite met tafeltjes en spellingsregels enz. in hun hoofd prenten, en om vaste woordcombinaties of uitspraken onthouden. Nog wat algemene kenmerken: Dyslectische kinderen kunnen op de basisschool al de volgende kenmerken vertonen: - een slecht mondeling en schriftelijk taalgebruik; - spreken of schrijven in bijzonder korte zinnen; - moeite met het onthouden van losse gegevens (rijtjes, jaartallen, woordjes); - een moeilijk leesbaar handschrift; - negatief zelfbeeld (faalangst, extreme spanning bij lees- en spreekbeurten, proefwerken enz.) Dyslectische leerlingen hebben vooral problemen met het direct herkennen van woorden en het doorzien van de woordstructuur. Naast de klank- en tekenkoppelingsregels zijn er ook andere dingen belangrijk, zoals verbuigings- en vervoegingsregels, ontleden, en regels die samenhangen met de betekenis. Enkele voorbeelden van spellingsregels, die dyslectische leerlingen moeilijk begrijpen: - de regels voor verdubbeling van de medeklinker en de 'verenkeling' van de klinker. Ze schrijven bijvoorbeeld ‘hoken’ i.p.v. ‘hokken’, ‘raamen’ i.p.v. ‘ramen’ - de regel dat er een ‘d’ achteraan een woord moet, terwijl je een ‘t’ hoort. Bijvoorbeeld ‘paart’ i.p.v. ‘paard’. - Regels voor spelling van werkwoordsvormen, bijvoorbeeld ‘hij vind’, en ‘ik wordt’ i.p.v ‘hij vindt’ en ‘ik word’. Naast het toepassen van de regels, is het belangrijk dat er manieren geleerd worden om woorden te onthouden. Speciaal voor de ei/ij-woorden of de g/ch-woorden moet men een goede inprentvaardigheid hebben, die dyslectische kinderen vaak niet of niet voldoende hebben. Ook hebben ze vaak moeite met het controleren van wat ze zelf geschreven hebben. Doordat de leerlingen achterblijven op het gebied van technisch lezen, (de leerling blijft vaak spellend of radend) gaat het verwerken van kennis bij andere vakken ook moeizamer. Vaak zijn er nauwkeurigheid- en tempoproblemen, maar geen moeilijkheden om de stof te begrijpen. 4. Het vervolgonderwijs
In het voortgezet onderwijs vallen de eerdergenoemde problemen nog steeds op, of vallen nu pas op. Het leren van de vreemde talen, zoals Frans, Duits en Engels is voor een dyslectisch kind een groot probleem. De leerling heeft dan vooral moeite met: - het koppelen van (nieuwe) klanken aan (evt. nieuwe) letters of lettercombinaties: phone, chateau, zehn, - het ontdekken van regelmatigheden en overeenkomsten: busy - ready, bouteille – abeille, dann – wann. - het inprenten van woorden en/of woorden: monsieur, huit, through, sight, mehr. Net als in het Nederlands valt op dat dyslectische kinderen het moeilijk vinden om iets te lezen en schriftelijk onder woorden te brengen (zinsbouw, woordgebruik). Maar nogmaals: dyslectische leerlingen kunnen op andere leergebieden gewoon normaal ontwikkeld zijn. Een aantal leerlingen komen pas in het voortgezet onderwijs in de problemen. Dat kan komen door: - de dyslexie niet ernstig is, zodat de leerling met goede steun nét voldoende presteerde in het basisonderwijs; - de leerling het probleem kon compenseren met een zeer hoge intelligentie; - men op de basisschool nog niet veel wist over dyslexie. De gevolgen Vroeger was dyslexie niet zo'n groot probleem, omdat er toen nog maar weinig mensen konden lezen en schrijven. Nu kan het juist ernstige gevolgen hebben voor de persoonlijkheidsontwikkeling van een kind. In groep 3 beginnen de kinderen vol goede moed aan leesonderwijs. Als ze merken dat ze het lezen en schrijven maar niet onder de knie krijgen, en hun klasgenoten wél, dan kunnen ze daar enorm onzeker van worden. Ze ontwikkelen een laag zelfbeeld, en veel dyslectische kinderen krijgen faalangst. Als de stoornis niet op tijd ontdekt wordt, kunnen de hardnekkige lees- en spellingsproblemen gedragsproblemen tot gevolg hebben. Het kind lijdt er emotioneel onder. Dit leidt tot afwijkend gedrag, zowel thuis als op school. Het kan zijn dat ze niet eens meer naar school willen, of dat ze erg agressief gaan doen juist of de clown uithangen om maar niet te laten merken hoe onzeker ze zijn. Het is een feit dat als een kind succes heeft, als het goed lukt, dat het dan veel meer gemotiveerd is om te leren dan iemand die slechte punten haalt. Als een kind met dyslexie merkt dat het niet lukt, kan het zich wel eens gaan afzetten tegen het leren. In het voortgezet onderwijs struikelen de meeste dyslectische kinderen over het tempo. En niet alleen bij talen, maar ook bij vakken als geschiedenis en aardrijkskunde (waarbij ze tamelijk veel moeten lezen). Ze moeten zóveel energie steken aan het lezen dat het veel zwaarder voor ze wordt om te leren dan voor anderen. Daarnaast moeten ze ongelofelijk veel energie steken in het leren van vreemde talen als Frans en Engels. Ook de beroepskeuze wordt kleiner, want in veel beroepen moet je veel lezen of schrijven. Het onderwijs valt bijvoorbeeld af, want daar moet je juist anderen leren schrijven. Gelukkig zijn er tegenwoordig veel hulpmiddelen, zoals spellingsprogramma´s op de computer, waardoor de spelfouten eruit worden gehaald. Maar mensen met dyslexie kunnen toch heel veel bereiken. Uit de geschiedenis zijn heel wat namen te noemen van mensen die wereldberoemd zijn geworden, ondanks dat ze dyslexie hadden. Bijvoorbeeld wetenschapper Albert Einstein en detectiveschrijfster Agatha Christie. Maar ook Winston Churchill, de beroemde Engelse Staatsman, en de componist Johann Sebastian Bach. Dyslectische mensen vaak erg nieuwsgierig, en komen daarom heel wat te weten. Ze zijn soms veel creatiever dan andere mensen. Dit komt omdat ze op een andere manier moeten leren. De behandeling Dyslexie is niet helemaal op te lossen. De vorm en de ernstigheid moeten eerst worden vastgesteld. Daarnaast is het belangrijk om de sterke en zwakke kanten van een kind bij elkaar te brengen. Omdat de stoornis vaak samen gaat met andere stoornissen kan een uitgebreid onderzoek gedaan worden. Er zijn gelukkig nogal wat hulpverleners die kunnen helpen bij dyslexie. De remedial teacher, die is bedoeld om kinderen met leerproblemen apart te helpen. Ook een logopedist kan helpen, door iemand bijvoorbeeld steeds langere zinnen uit het hoofd te laten leren. Doordat iemand meerdere woorden tegelijkertijd leert onthouden, kan dat ook helpen bij het begrijpen van een zin. Een logopedist is er ook voor om leerlingen te helpen bij het uitspreken van klanken. Dan is er nog zo iemand als een orthopedagoog. Dit is iemand die helpt om heel precies te lezen. Maar hij of zij bekijkt ook welke andere problemen iemand met dyslexie heeft, en probeert die op te lossen. Hij kan er ook voor zorgen dat een kind met dyslexie een ander soort Cito-toets mag maken, omdat hij of zij de gewone niet goedkan lezen. Zo zijn er nog veel meer mensen die zich bezighouden met dyslexie. Er zijn bijvoorbeeld praatgroepen, waar mensen met de zelfde ziektes of stoornissen bijeen komen. Zo zien ze dat ze niet de enige zijn, en kunnen ze ervaringen uitwisselen, en zo horen wat voor oplossingen er nog meer bestaan. In eerste instantie kan voor diagnose en behandelingsadviezen worden doorverwezen naar de onderwijsbegeleidingsdiensten. Helaas kan men daar maar een aantal kinderen testen. Bovendien weet men er daar niet altijd voldoende vanaf. Dyslexie komt erg veel voor, dus vaak zijn ouders van dyslectische kinderen genoodzaakt om hulp te zoeken bij particuliere hulpverlening. De eerste opvang van dyslectische kinderen vindt plaats in het onderwijs zelf. Bijna alle basisscholen hebben tegenwoordig de mogelijkheden om leerlingen met lees- en spellingsproblemen speciale te helpen. De meeste scholen hebben een leerlingvolgsysteem, dat de lees- en spellingprestaties van de leerlingen laat zien. Bij een goed werkend leerlingvolgsysteem wordt de dyslexie al aan het eind van groep drie of aan het begin van groep vier opgemerkt. Meestal gaan de leerkrachten (vaak samen met remedial teachers en intern begeleiders) dan aan de slag. Als de hulp niet voldoende resultaat oplevert, worden onderwijsbegeleidingsdiensten ingeschakeld, die leerkrachten adviezen geven voor goede hulp. De begeleiding op scholen vindt plaats binnen de WSNS (Weer Samen Naar School), dat is een overheidsbeleid die er voor zorgt dat er zoveel mogelijk leerlingen op het normale basisonderwijs blijven, desnoods met hulp van buitenaf. Meestal wordt door de intern begeleider van de school een begeleidingsplan opgesteld, dat door de leerkracht en/of de remedial teacher uit het speciaal onderwijs wordt uitgevoerd. Voor een gedeelte van de leerlingen met leerproblemen is dit voldoende, maar voor de leerlingen met een ernstige vorm van dyslexie niet… Daarom is er sinds 2001 een Protocol Leesproblemen en Dyslexie opgericht. Het doel hiervan is het verbeteren van taalonderwijs op de basisschool. Een andere belangrijke ontwikkeling is Dyslexpert, die ook pas sinds 2001 bestaat. Dyslexpert is een computerprogramma dat kan helpen bij de opsporing en de behandeling van leerlingen met lees- en spellingsproblemen. Hiermee kan een leerlingendossier worden gemaakt, waardoor men verder onderzoek kunnen doen naar de oorzaken. Andere problemen worden zo ook zichtbaar. In het voortgezet onderwijs liggen de oorzaken nog ingewikkelder. Ook daar is het overheidsbeleid er om leerlingen met leerproblemen te steunen. In het VMBO hebben leerlingen recht op leerwegondersteuning. Voor leerlingen op HAVO/VWO-niveau is er een regeling die de school financieel steunt in de kosten voor onderzoek en begeleiding. Maar dit is helaas soms onvoldoende voor ernstig dyslectische leerlingen. Er zijn ook geen medicijnen voor dyslexie. Er zijn wel wat trucjes en hulpmiddelen. Meestal worden dyslectische mensen zenuwachtig als ze veel woorden bij elkaar zien. Het gaat meestal gemakkelijker als ze niet zoveel letters tegelijkertijd zien. Daarom kunnen mensen vaak veel beter lezen als ze een blaadje met een rechthoekig gat gebruiken. Zo hoeven ze steeds maar een paar woorden te zien. Maar lang niet iedereen vindt dit prettig. Sommigen kunnen beter lezen als de letters wat groter zijn. Wat ook kan is oefenen met dikke plastic letters, zodat je de letters kan voelen. Zo komt de informatie op een andere manier de hersenen binnen. Voor ieder dyslectisch kind moet apart gekeken worden hoe het geholpen wordt. Er is niet één algemene oplossing voor het probleem.

REACTIES

Y.

Y.

heey leuke + goed werkstuk.
echt handig
Yentl

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.