De kerker Kaspar zit in een kerker. Geen minuut, geen uur, maar dagen lang. Maar hij vindt het niet erg. Hij is het wel gewend, in werkelijkheid weet hij niet beter of hij woont daar. Hij brengt de dag door met twee rossen (zijn houten speelgoedpaarden) en de twee gekleurde linten.
"Ook al deed zijn bewaker een verdovend middel in het water, toch zag de jongen er niet ziek uit. Hij had een witte, tere huid. Zijn ronde gezicht was wel wat opgeblazen. Hij had een grote, rechte neus met brede neusvleugels en een opvallend kleine mond. Zijn van achteren fijn krullende, blonde haar werd af en toe geknipt als hij sliep. Meestal viel het over zijn oren en over de kraag van zijn overhemd dat hij dag en nacht droeg."
De dagen zijn hetzelfde, totdat…
Op 12 mei 1828 ging de kerker open. Zijn bewaker droeg een grote zwarte mantel en verborg zijn gezicht achter een zwarte wollen sjaal. Hij moest leren schrijven. Het lukt best aardig en met een nieuw ros in het vooruitzicht doet hij zijn best. Na een paar dagen is het schrijven van zijn eigen naam geen probleem meer en wordt 'Weesgegroet Maria' en het 'Onze Vader' aangeleerd. Ook leerde hij een zin: 'Ruiter wezen zoals mijn vader is geweest'.
"Op vrijdagavond 24 mei van het jaar 1828 werd de jongen wakkergeschud. De man kleedde hem aan. De korte broek was van grijze lakenstof en had ooit aan een rijknecht of jager toebehoord. Over een hemd met een verbleekt vest van rood gespikkeld linnen kreeg hij een wambuis. Om de hals van de jongen strikte de man een zwarte zijden halsdoek. Een grote ronde vilten hoed, met gele zijde gevoerd en met rood leer bezet, zette hij op zijn hoofd. De gescheurde laarzen pasten de jongen niet. De tenen van zijn blote voeten staken er doorheen. Het was voor het eerst sinds jaren dat hij iets aan zijn voeten droeg."
Kaspar ging samen met de man naar Neurenberg. Na enkele dagen lopen kwamen ze daar aan waar Kaspar een nieuw woord leerde: Nieuwpoortstraat. Dit was de straat waar hij naar toe moest. Ritmeester Von Wessenig ving hem op. Welke vraag hem ook gesteld werd, hij gaf als antwoord 'Ruiter wezen zoals mijn vader is geweest'.
Niemand begreep iets van zijn verschijning, totdat ritmeester twee brieven vond, de eerste:
"Het kind is al gedoopt.
Een roepnaam moet u hem zelf geven.
Wees zo goed hem op te voeden.
Zijn vader is een Schwolische.
Als hij 17 jaar is.
Stuur hem dan naar het 6e regiment
Waar zijn vader ook geweest is.
Hij is geboren op 30 april.
In het jaar 1812. Ik ben een arm meisje.
En ik kan het kind niet onderhouden.
Zijn vader is gestorven."
En de tweede:
"Hoogwelgeboren heer ritmeester, Deze knaap is bij mij te vondeling gelegd op 7 oktober 1812. Ik ben een arme dagloner, ik heb zelf tien kinderen. Ik heb hem christelijk opgevoed, leren schrijven en lezen, en sinds 1812 heeft hij geen stap buiten de deur gedaan. Hij weet niet hoe mijn huis heet en waar hij is grootgebracht en hij wil ruiter worden zoals zijn vader. Beste heer ritmeester, u hoeft hem niet onder handen te nemen, want hij weet de plaats niet waar ik ben. Hij heeft geen stuiver geld bij zich en als U hem niet wilt behouden, dan slacht u hem maar af of hang hem op in de schoorsteen."
Von Wessenig dacht dat hij voor de gek werd gehouden maar zijn dochter Isolde wist hem ervan te overtuigen de jongen iets op te laten schrijven. Hij schreef:
KASPAR HAUSER
De Vestner toren Misdadigers en landlopers werden in de Vestner toren opgesloten. Zo ook Kaspar, dit tegen de zin van Isolde in, maar haar vader was onverbiddelijk. De ritmeester wilde niets met de vondeling te maken hebben en liet de jongen nog dezelfde nacht door twee agenten jammerend wegslepen naar de toren. Toen de gevangenisbewaarder de volgende ochtend hoorde dat die nacht een arrestant binnen gebracht was, ging hij meteen kijken…
De gevangenisbewaarder Hiltel verzorgde Kaspar goed en gaf hem voldoende eten. Regelmatig kwam Isolde hem opzoeken en bracht dan speelgoed voor hem mee.
Kaspar moest alles leren. Isolde hielp hem daarbij. Zij wees allerlei voorwerpen aan die Kaspar moest benoemen.
Het spreken ging steeds beter. Hij kon met enkele woorden duidelijk maken wat hij wilde. En vooral wat hij niet wilde. Nog steeds nam Kaspar alleen maar water en droog brood. Het angstzweet brak hem uit toen Hiltel eens een druppeltje koffie in zijn water had gedaan. Kaspar kreeg van de geur hoofdpijn en moest bijna overgeven.
'Dit kan zo niet langer', zei Isolde tegen Hiltel. 'We moeten een dokter laten komen.'
Dokter Preu onderzocht de jongen en kwam tot de ontdekking dat Kaspar geen eelt onder zijn voeten had (hij had dus nog maar weinig gelopen) en op vroege leeftijd ingeënt was tegen waterpokken (vroeger konden alleen rijke mensen deze inenting betalen, dit wees er dus op dat hij uit een rijk nest kwam).
Isolde maakte veel wandelingen met hem om hem nog meer te leren. Op een van die wandelingen kwam ze er achter dat Kaspar heel erg goed kon zien in het donker.
Op een avond had Isolde zich vergist in de tijd. Ze waren nog ver verwijderd van de Vestner toren toen de schemering viel.
'Zesentwintig, ' herhaalde hij. Kaspar wees naar een spinneweb op honderdtachtig passen afstand. 'Mug, mug.' Dichterbij gekomen zag Isolde inderdaad wat zij van die afstand niet had kunnen ontdekken. Hij zag 's avonds beter dan overdag.
Een kwartier later telde Isolde inderdaad zesentwintig sterren die zij in de schemering niet had waargenomen."
De burgemeester besloot dat Kaspar naar een geheime schuilplaats moest.
Dromen Het huis lag in een afgelegen wijk van Neurenberg aan een groot plein. Hier zou niemand Kaspar Hauser kunnen vinden. Om vier uur in de nacht werd hij via een achteruitgang van de Vestner toren in een dichte koets gedragen.
Het werkstuk gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden