Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Drenthe

Beoordeling 4.9
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 2e klas vmbo | 1772 woorden
  • 2 juni 2003
  • 52 keer beoordeeld
Cijfer 4.9
52 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Oude dorpen en dorpshuizen. Als je door Drenthe reist, valt het op dat er drie dorpstypen onderscheiden kunnen worden: - het brinkdorp - het streekdorp - de veenkolonie
ze zijn op verschillende manieren ontstaan en tussen het ontstaan van het ene dorp en dat van het andere dorp kan wel meer dan 1000 jaar verschillen. De komdorpen of brinkdorpen zijn het oudste. Zij zijn wel veel van hun karakter verloren, maar aan de vorm van de bebouwing zijn ze nog wel duidelijk te herkennen. Opvallend is dat deze oude dorpen of gehuchten liggen op hoger gelegen gronden . Maar dat is ook wel verklaarbaar, omdat men vroeger in verband met water overlast te voorkomen de hoogste gebieden opzocht om daarop een woning/hut te bouwen. Om beter beschermd te zijn tegen gemeenschappelijke gevaren werden de gebouwen en een ring of kring gebouwd. Daardoor kregen ze een open middengedeelte: De Brink. Deze brink werd later beplant met eiken. Gewoonlijk breidde zoiets zich langzaam uit, maar op een gegeven moment konden ze uitgroeien tot flinke dorpen. Voorbeelden daarvan zijn: Emmen, Dalen, Vries, Ruinen, Beilen en Westerbork. Daar in tegen zijn plaatsen die niet uit gegroeid zijn zoals: Anreep, Kraloo, Pesse, Witten en Wittele De oude boerderijen. Aan de bouw van de boerderijen werd vrijwel door alle dorpsgenoten deelgenomen. Het materiaal voor gebouwen verkreeg men uit de omgeving, zoals het eikenhout voor de gebinten en slieten of sluten, het riet, stro of heide voor de wanden en dakbedekking. In schoonbeek was het gebruikelijk dat bij het opzetten want het vakwerk van de boerderij waarbij alle manneb uit het dorp aanwezig waren, aan de toekomstige bewoners van de boerenhoeve gebrandschilderde raampjes door de buren werden aangeboden. In één boerderij zitten zelfs nog drie van deze raampjes in het grote raam. Dakbedekking van stro of heide komt bij enkele boerderijen nog voor. Bedekking van stro is niet zo duurzaam als van heide. De levensduur van de dakbedekking is trouwens sterk afhankelijk van de helling van het dak en de ligging. De voorwanden of de achterwanden of de zijwanden bestonden vroeger uit vakwerk van zwaar eikenhout gemaakt er zijn nog boerderijen waarop de gebinten of balken jaartallen zijn gemaakt. Bijvoorbeeld: van 1586 en 1685 voorkomen. Ook zien de mensen hier en daar nog spreuken ingekerfd, zoals op een deurkalf van een oude boerderij te Buinen: rijk dom is des werelds wensch

maar die het heeft versiert geen mensch. 1685
En op één gebint van een boerderij te Zwiggelte: Ham Wolting is de naam, In ’t timmeren heel bekwaam. De vakken werden gevuld met gevlochten twijgen, die aan gesmeerd. Waren met leem dat in de omgeving uit de grond werd gehaald. Soms gebeurde dat in de lemen wand scheuren ontstonden . deze werden dan vaak met koeienmest opgevuld en aangesmeerd. Typische namen en gezegden. Vaak werden in grootvaders tijd aan dorpen en personen bijnamen gegeven. Voor inwoners van een plaats waren soms spottende en grappige verzinsels bedacht. In het laatst van 1800 gingen de boerinnen naar de markt in Meppel. Deze stukken, meestal fraai opgemaakt, wogen 1.5 kilogram en werden meestal aangeduid als “mepper kluiten” de inwoners van Meppel werden ook wel eens uitgescholden voor kluiten. Maar deze meppelaars kregen bovendien de bijnaam “muggen spuiters.” Dat hadden ze te danken aan een bruiloftdans. Van muggen op een mooie zomerse avond. Deze bruiloftdans vond juist plaats rond de torenspits, terwijl de laatste zonnestralen een extra glans gaven van dit blijde gebeuren. Maar een meppelerjongen die langs kwam en dit nasloeg en constateerde tot zijn verbazing dat de toren in brand stond en schreeuwde uit alle macht: “brand, brand in de toren.” De ijverige brandweer spoedde zich naar de toren vast besloten om nog zoveel mogelijk van de mooie toren te redden. Maar toen de eerste waterstralen op de toren werden gericht kwam een snuggere inwoner tot de ontdekking dat de brand uit dansende muggen bestond. Vandaar!!!!! En dan de scheld naam voor de inwoners van Elp. Beweerd werd dat de koekoek door de Elpers na de laatste dag als zijn roeping verstormde in een kist werd op gesloten. Daarin moest de vogel de winter doorbrengen. Tegen het voorjaar mocht de vogel weer uitvliegen. Zodoende werd de koekoek een tijdlang niet gehoord. Dan zei men: “sluut die vogel daorin Elp nao de langste dag op in ’n kist. Maor komt er weer blad aan tak en twieg, dan zèkt ze in ’t laand van hei en stroek: Heur! De elper hebt ‘m weer laoten vliegen!” Daarom werden de Elpers “koekoekdieven” genoemd. Van de meeste dorpen kwamen inwoners in aanmerking voor een scheldnaam. Zo werd de bevolking van Gieten, beren genoemd. De inwoners van Anloo, oelen. Die van Gasselte: diknakken. Van Balloo: poepen. Van Deurze: geld beulen. Van Dwingeloo: doeven. Van Gasteren: botterkrammers. En de Havelters konden met “koestaarten” doen. En de bevolking van Koekange: pekelhèrings. Van Roden: met worsten en van Ruinerwold: spekbranders. En de Smildenaren: veenkloeten. En de bevolking van Veenhuizen kregen de bijnaam mee van koloniebonken. De Assenaren: straotsliepers, terwijl de Beilenaren uitgescholden werden voor slaopkoppen. Zo had elk dorpje of gehucht wel een scheldnaam. Stoetbakken (broodbakken) Vanouds bakte de boerin zelf het brood. Op het erf van de boerderij stond stee vast de bakoven. Later werd deze veelal tegen het stookhok aan gebouwd., zodat de boerin in het stookhok het deeg kon klaar maken en de verdere werkzaamheden binnen kon uitvoeren. Ook werd de oven wel gebouwd in het zogenaamde “stookhoes” De bakoven was opgebouwd uit bakstenen, waarbij als verbindingselement leem werd gebruikt. Ook voor het aansmeren van de oven en bij eventuele scheuren bleek leem een uitstekend materiaal te zijn. Als brandstof gebruikte men meestal takkenbossen en berkenhout, maar er werd ook wel eens gebruik gemaakt van ander hout of turf. Om leem tussen de bakstenen en de deklaag geleidelijk hard te laten worden, werd de oven eerste tijd matig gestookt. Ter verkrijging van het benodigde meel voor het bakken van de stoeten werd een “pong”rogge, waarvan een band van stro was bevestigd, naar de molen gezonden om op het juiste wijze te laten malen. Want juist aan deze “stroziel” kon de molenaar zien dat het koren een aparte bemaling nodig had. Om het deeg gereed te maken voor het bakken , ging de boerin in de trog, een vrij grote houten bak, in het deeg flink kneden en de deegkluiten de gewenste vorm geven. In de bakoven was intussen een flink vuur gestookt, zodat ze oven goed heet was. De verbrande houtdelen werden daarna snel verwijderd en met een natte dweil, die om de bezem was geslagen, werd zo vlug mogelijk achtergebleven restanten uit de oven verwijderd. Daarna werden de deegkluiten door middel van een vrij dikke stok die op het eind breder uitliep, de zogenaamde schieter, in de oven naast elkaar gezet, waarna de oven met een metalen deksel werd afgesloten. Daarbij werden de eventuele naden dicht gesmeerd met deeg of leem. Na ongeveer 20 minuten waren de stoeten gaar en werd het deksel weggenomen en de stoeten met behulp van de schieter uitgehaald en op de plank gezet. De kwaliteit van deze dikke ronde stoeten was over het algemeen prima. De jaarmarkten. De jaarmarken waren vroeger en Drenthe hoogtepunten in door de regel zo rustig en gemoedelijk bestaan van de landbouwer. En dat waren er nogal wat! In 1889 werden de zogenaamde jaar- en veemarkten gehouden te: Nieuw-Amsterdam, Anloo, Annen, Assen, Bareveld, Beilen, Borger Nieuw-buinen, Coevorden, Dalen, Diever, Dwingeloo, Eelde, Emmen, Erica, Gasseltenijveen, Gieten, Hollandseveld, Hoogeveen, Koekange Meppel, Nietap, Norg, Nijeveen, Odoorn, Oosterhesselen, Peize, Roden, Rolde, Roswinkel, Ruinen, Schoonebeek, Schoonoord, Sleen, Smilde, Spijkerboor, Valthermond, Vledder, Vries, Westerbork, De Wijk Zuidlaren, en Zweeloo. Men leefde naar de jaarmarkten toe. Man en vrouw, op hun best gekleed, gingen meestal in de linnenwagen samen naar de markt die hun omgeving gehouden werd. Vooral de Zuidlaardermarkt, de Roldermarkt, de Rodermarkt, Norgermarkt, en vooral de andere belangrijke markten mochten in geen geval gemist. Die waren er (en die zijn er nu nog!!!) die van hun 5e jaar tot hun 85e of 90e jaar bijvoorbeeld nog nooit de Zuidlaardermarkt hadden gemist en dat zelfde gold ook voor andere bekende markten. Men hield rekening met de werkzaamheden met het oog op de jaarmarkten. Zo sprak met in die tijd van het aardappelrooien dat tegen “middelbiestenmaandag” de aardappelen uit de grond moesten zijn, anders kreeg men een “erpelrang an ’t bien” Er waren in totaal vier biestenmaandagen in het najaar, waarvan de eerste viel op maardag naar de Zuidlaardermarkt, die op de derde dinsdag in oktober wordt gehouden. Een bekend gezegde was ook: Wie knollen wil eten, moet Zweelermarkt niet vergeten. Dat betekende dus dat men het knollenzaad vóór 12 augustus moesten zaaien wilde men een goede oogst hebben. In het voorjaar werd vaak gezegd: wie bonen wil eten, moet 12 mei niet vergeten!! De pootbonen moeten dus vóór 12 mei aan moeder aarde zijn toe vertrouwd. Vooral in de oosthoek van Drenthe had de Boekweitmarkt te Coevorden grote betekenis. Uit de wijde omtrek gingen dan wagens vol, boekweit naar Coevorden om daar verhandeld te worden. Voorts had Coevorden op de vierde bietsenmaandag de bekende ganzenmarkt. Al vroeg in de morgen werden grote aantallen ganzen uit verschillende dorpen aangevoerd om ze daar aan de man te brengen. Na de eerste wereldoorlog zijn zowel de boekweitmarkt als de ganzenmarkt verdwenen. later is men, wat de ganzenmarkt betreft, ertoe overgegaan deze weer in te voeren, waarbij de aangevoerde ganzen niet meer verhandeld worden, maar als de bezienswaardigheden zijn bedoeld. Uit de rij der meisjes, die ganzen vanaf drie punten in deze stad naar de markt drijven, wordt elk jaar een Miss Ganzenhoeder verkozen. De vroegere druk bezochte jaarmarkten waren in zekere zin ook feestdagen en… huwelijksmarkten! Immers dan kwamen ouderen, maar ook jongeren bij elkaar in een blij moedige stemming. Velen ontmoeten elkaar na lange tijd weer en de vriendelijke en hartelijke wensen hoor je over en weer klinken op zo’n jaar markt. Hadden een boeren zoon en meisje elkaar gevonden, dan gingen ze een “halfoortje” drinken, dat wil zeggen dat er om beurten werd gedronken uit dubbele borrelglazen. Als belangrijke jaarmarkt moet ook genoemd worden Meppelermarkt, die ook nu nog heel goed in de belangstelling staat. In vroegere dagen gold. De tijd waarin de jaarmarkt werd gehouden als de beste zaaitijd voor de rogge. Dan was er tevens kermis drie vóór en vier dagen na Sint Lambertus, dus op 17 September, waarop ook de belangrijke paardenmarkt en rundermarkt werd gehouden. Hoewel vele gebruiken en gewoonten, die de jaarmarkten met zich meebrachten, tot het verleden behoorden, kun je toch ook nu nog de sfeer proeven van de tijd toen deze markten niet alleen veemarkten waren, maar vooral ook plezier de boventoon voerden!

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.