Oude dorpen en dorpshuizen.
Als je door Drenthe reist, valt het op dat er drie dorpstypen onderscheiden kunnen worden: - het brinkdorp - het streekdorp - de veenkolonie
ze zijn op verschillende manieren ontstaan en tussen het ontstaan van het ene dorp en dat van het andere dorp kan wel meer dan 1000 jaar verschillen.
De komdorpen of brinkdorpen zijn het oudste. Zij zijn wel veel van hun karakter verloren, maar aan de vorm van de bebouwing zijn ze nog wel duidelijk te herkennen.
Opvallend is dat deze oude dorpen of gehuchten liggen op hoger gelegen gronden . Maar dat is ook wel verklaarbaar, omdat men vroeger in verband met water overlast te voorkomen de hoogste gebieden opzocht om daarop een woning/hut te bouwen.
Om beter beschermd te zijn tegen gemeenschappelijke gevaren werden de gebouwen en een ring of kring gebouwd. Daardoor kregen ze een open middengedeelte: De Brink. Deze brink werd later beplant met eiken.
Gewoonlijk breidde zoiets zich langzaam uit, maar op een gegeven moment konden ze uitgroeien tot flinke dorpen. Voorbeelden daarvan zijn: Emmen, Dalen, Vries, Ruinen, Beilen en Westerbork. Daar in tegen zijn plaatsen die niet uit gegroeid zijn zoals: Anreep, Kraloo, Pesse, Witten en Wittele De oude boerderijen.
Aan de bouw van de boerderijen werd vrijwel door alle dorpsgenoten deelgenomen.
Het materiaal voor gebouwen verkreeg men uit de omgeving, zoals het eikenhout voor de gebinten en slieten of sluten, het riet, stro of heide voor de wanden en dakbedekking.
In schoonbeek was het gebruikelijk dat bij het opzetten want het vakwerk van de boerderij waarbij alle manneb uit het dorp aanwezig waren, aan de toekomstige bewoners van de boerenhoeve gebrandschilderde raampjes door de buren werden aangeboden. In één boerderij zitten zelfs nog drie van deze raampjes in het grote raam.
Dakbedekking van stro of heide komt bij enkele boerderijen nog voor. Bedekking van stro is niet zo duurzaam als van heide. De levensduur van de dakbedekking is trouwens sterk afhankelijk van de helling van het dak en de ligging.
De voorwanden of de achterwanden of de zijwanden bestonden vroeger uit vakwerk van zwaar eikenhout gemaakt er zijn nog boerderijen waarop de gebinten of balken jaartallen zijn gemaakt. Bijvoorbeeld: van 1586 en 1685 voorkomen.
Ook zien de mensen hier en daar nog spreuken ingekerfd, zoals op een deurkalf van een oude boerderij te Buinen:
rijk dom is des werelds wensch
maar die het heeft versiert geen mensch.
1685
En op één gebint van een boerderij te Zwiggelte:
Ham Wolting is de naam,
In ’t timmeren heel bekwaam.
De vakken werden gevuld met gevlochten twijgen, die aan gesmeerd. Waren met leem dat in de omgeving uit de grond werd gehaald. Soms gebeurde dat in de lemen wand scheuren ontstonden . deze werden dan vaak met koeienmest opgevuld en aangesmeerd.
Typische namen en gezegden.
Vaak werden in grootvaders tijd aan dorpen en personen bijnamen gegeven. Voor inwoners van een plaats waren soms spottende en grappige verzinsels bedacht.
In het laatst van 1800 gingen de boerinnen naar de markt in Meppel. Deze stukken, meestal fraai opgemaakt, wogen 1.5 kilogram en werden meestal aangeduid als “mepper kluiten” de inwoners van Meppel werden ook wel eens uitgescholden voor kluiten. Maar deze meppelaars kregen bovendien de bijnaam “muggen spuiters.” Dat hadden ze te danken aan een bruiloftdans. Van muggen op een mooie zomerse avond. Deze bruiloftdans vond juist plaats rond de torenspits, terwijl de laatste zonnestralen een extra glans gaven van dit blijde gebeuren. Maar een meppelerjongen die langs kwam en dit nasloeg en constateerde tot zijn verbazing dat de toren in brand stond en schreeuwde uit alle macht: “brand, brand in de toren.” De ijverige brandweer spoedde zich naar de toren vast besloten om nog zoveel mogelijk van de mooie toren te redden. Maar toen de eerste waterstralen op de toren werden gericht kwam een snuggere inwoner tot de ontdekking dat de brand uit dansende muggen bestond. Vandaar!!!!!
En dan de scheld naam voor de inwoners van Elp. Beweerd werd dat de koekoek door de Elpers na de laatste dag als zijn roeping verstormde in een kist werd op gesloten. Daarin moest de vogel de winter doorbrengen. Tegen het voorjaar mocht de vogel weer uitvliegen. Zodoende werd de koekoek een tijdlang niet gehoord. Dan zei men: “sluut die vogel daorin Elp nao de langste dag op in ’n kist. Maor komt er weer blad aan tak en twieg, dan zèkt ze in ’t laand van hei en stroek: Heur! De elper hebt ‘m weer laoten vliegen!” Daarom werden de Elpers “koekoekdieven” genoemd.
Van de meeste dorpen kwamen inwoners in aanmerking voor een scheldnaam. Zo werd de bevolking van Gieten, beren genoemd. De inwoners van Anloo, oelen. Die van Gasselte: diknakken. Van Balloo: poepen. Van Deurze: geld beulen. Van Dwingeloo: doeven. Van Gasteren: botterkrammers. En de Havelters konden met “koestaarten” doen. En de bevolking van Koekange: pekelhèrings. Van Roden: met worsten en van Ruinerwold: spekbranders. En de Smildenaren: veenkloeten. En de bevolking van Veenhuizen kregen de bijnaam mee van koloniebonken. De Assenaren: straotsliepers, terwijl de Beilenaren uitgescholden werden voor slaopkoppen. Zo had elk dorpje of gehucht wel een scheldnaam. Stoetbakken (broodbakken)
Vanouds bakte de boerin zelf het brood. Op het erf van de boerderij stond stee vast de bakoven. Later werd deze veelal tegen het stookhok aan gebouwd., zodat de boerin in het stookhok het deeg kon klaar maken en de verdere werkzaamheden binnen kon uitvoeren. Ook werd de oven wel gebouwd in het zogenaamde “stookhoes”
De bakoven was opgebouwd uit bakstenen, waarbij als verbindingselement leem werd gebruikt. Ook voor het aansmeren van de oven en bij eventuele scheuren bleek leem een uitstekend materiaal te zijn. Als brandstof gebruikte men meestal takkenbossen en berkenhout, maar er werd ook wel eens gebruik gemaakt van ander hout of turf.
Om leem tussen de bakstenen en de deklaag geleidelijk hard te laten worden, werd de oven eerste tijd matig gestookt.
Ter verkrijging van het benodigde meel voor het bakken van de stoeten werd een “pong”rogge, waarvan een band van stro was bevestigd, naar de molen gezonden om op het juiste wijze te laten malen. Want juist aan deze “stroziel” kon de molenaar zien dat het koren een aparte bemaling nodig had.
Het werkstuk gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden