Vertaling Georgica, IV, 471-527
Maar, ontroerd door zijn gezang, gingen de ijle schimmen, uit de diepste verblijfplaatsen
van de onderwereld, en geesten, van zij die het levenslicht missen,
zo veel als duizenden vogels, die zich verbergen in de bladeren
wanneer de avond of een winterse regenbui hen verdrijft uit de bergen,
zelfs de moeders en mannen, nobele lichamen van helden,
die hun levensloop hebben volbracht, jongens en ongehuwde meisjes,
jongemannen, die op een brandstapel zijn gelegd, voor de ogen van hun ouders;
rondom hen sloot de zwarte modder en het misvormde riet
van de Cocytus, het trage water en het gehate moeras, hield
hen vast en de Styx, die er tussen vloeide, sloot hen negen keer in.
Ja zelfs de huizen zelf en de diepste folterplaatsen van de onderwereld waren verbijsterd, en de Goedgunstigen, die donkere slangen in hun haar gevlochten
hadden, en Cerberus hield zijn 3 opengesperde monden dicht,
en zelfs het rad van de Ixionische wenteling bleef staan samen met de wind.
En hij, die al terugkeerde, was aan alle gevaren ontkomen,
en de teruggegeven Eurydice kwam naar de bovenwereld,
achteraan volgend – want Proserpina had deze voorwaarde opgelegd –,
toen een plotse waanzin de onvoorzichtige geliefde trof,
weliswaar moest vergeven worden , als de schimmen konden vergeven;
Hij hield halt en keek om naar zijn Eurydice, al onder het licht zelf,
onnadenkend, helaas, overwonnen door zijn hart. Daar op dat moment
waren alle inspanningen verloren gegaan en was de verbintenis met de wrede tiran
verbroken en driemaal was het kraken hoorbaar in het meer van Avernus.
Ze zei: “ Wie heeft mij, ongelukkig en jou te gronde gericht, Orpheus,
welke zo grote waanzin? Kijk, opnieuw roept het wrede lot mij
naar achteren, en de slaap verbergt mijn brekende ogen.
En nu vaarwel. Ik word teruggebracht omgeven door een grote nacht,
terwijl ik mijn krachteloze handen naar jou uitstrek, ach, niet de jouwe.”
Ze zei dit en plotseling vluchtte ze in een andere richting, als het ware
rook door elkaar gemengd met ijle lucht, uit zijn ogen: en bovendien zag ze hem niet,
terwijl hij tevergeefs de schimmen poogde te grijpen en terwijl hij veel wilde
zeggen. Noch liet de veerman van Orcus hem
opnieuw het belemmerde moeras oversteken. Wat moest hij doen? Waarheen moest hij
zich haasten, nadat zijn echtgenote tweemaal was beroofd? Met welk geween moest hij
de schimmen ontroeren en met welke goden moest hij met zijn stem ontroeren?
Ze dreef weliswaar al koud in een roeibootje van de Styx.
Ze beweren dat hij gedurende zeven hele maanden aan een stuk door
aan de voet van een hemelhoge rots, bij het water van de verlaten Strymon,
geweend heeft voor haar en dat hij dit overdacht aan de voet van de ijskoude grotten,
terwijl hij de tijgers kalmeerde en terwijl hij met een lied de eiken in beweging bracht.
Zoals een nachtegaal, die treurt onder een schaduw van een populier,
haar verloren jongen beklaagt, een harde herder, die op de loer lag, had hen,
nog zonder veren, ontrukt uit hun nest – maar zij
weent ’s nachts, en zittend op een tak begint ze telkens opnieuw het
deerniswekkende lied, en ze vult de plaats ver in het rond met droevige geweeklagen.
Geen liefde, geen enkel huwelijk bewogen zijn gemoed.
Alleen doorkruiste hij de ijsvlaktes van Hyperboreeërs, de besneeuwde Tanais,
en de velden, die nooit vrijgemaakt waren van het rijp van het Riphaeusgebergte,
terwijl hij klaagde over de geroofde Eurydice en het nutteloze
geschenk van Pluto: en de vrouwen van de Ciconen, die zich miskend voelden door dit eerbetoon,
verstrooiden tussen de offerfeesten van de goden en tussen de nachtelijke orgieën van
Bacchus de jongeman, nadat hij in stukken gescheurd was, door de brede velden.
Ook dan nog, toen Hebrus van Oeagrus zijn hoofd, dat van een marmerwit nek was
gerukt, naar het midden van de brandig wentelend meevoerde, “Eurydice, ach
ongelukkige Eurydice!” Riep zijn eigen stem en zijn koude tong, terwijl zijn geest wegvluchtte.
De oevers weerkaatsten Eurydice over de hele rivier.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden