Plinius: Een Natuurramp Van Formaat (EP. VI, 16)

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Vertaling door een scholier
  • aso | 1533 woorden
  • 16 november 2016
  • 24 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
24 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Een natuurramp van formaat…
Ep. VI, 16
24 augustus 79 n. Chr.: een datum die in de Romeinse geschiedenis diepe sporen nagelaten heeft. Op die zomerse dag kwam in de baai van Napels de Vesuvius, een groene berg overdekt met wijngaarden, tot een van zijn hevigste uitbarstingen ooit. Plinius, op dat moment te gast in de villa van zijn oom op kaap Misenum, had van daaruit als een bevoorrechte ooggetuige zicht op het natuurspektakel. Bovendien gedroeg Plinius de Oudere zich in die bijzondere situatie op zo’n verbazingwekkende manier dat zelfs de grote Romeinse geschiedschrijver Tacitus jaren later nog bij Plinius de Jongere aanklopte. Of die hem wat meer gedetailleerde informatie over de catastrofale gebeurtenissen kon bezorgen? Tacitus was op dat moment bezig met het schrijven van zijn ‘Historiae’, een geschiedkundig werk over de periode 69 – 96 n. Chr., en wou de natuurramp, waarbij de oom van Plinius omgekomen was, daarin verwerken. In deze brief gaat Plinius maar al te graag op Tacitus’ verzoek in. Wat Tacitus effectief met de bewuste gegevens aanving, zullen we wel nooit meer achterhalen: het deel van de ‘Historiae’ dat de gebeurtenissen van 79 beschrijft, gaan voor het nageslacht definitief verloren… Wat een eer!
Beste Tacitus, jij vraagt mij om voor jou over de dood van mijn nonkel te schrijven, opdat jij het correcter zou kunnen overbrengen voor het nageslacht. Ik bedank je, want ik besef dat voor zijn dood, als hij verheerlijkt zou worden door jou, onsterfelijke glorie is weggelegd voor hem. Want hoewel hij omgekomen is bij de verwoesting van wondermooie streken en net als de bevolking en de steden alleen al door die gedenkwaardige natuurramp als het ware altijd zal blijven voortleven, en hoewel hij zelf een groot aantal onvergankelijke werken geschreven heeft, toch zal de onsterfelijke roem van jouw geschriften sterk bijdragen aan zijn blijvend aandenken. Ik voor mij acht die mensen gelukkig aan wie de goden het voorrecht hebben verleend hetzij werken te verrichten die het neerschrijven waard zijn, hetzij werken te schrijven die het lezen waard zijn. Aller gelukkigst zijn volgens mij zij die beide activiteiten aankunnen. Tot die laatste groep zal mijn oom behoren door zijn eigen boeken en door de jouwe. Daarom neem ik maar al te graag op mij, verlang ik zelfs, wat jij me opdraagt.

Boem!
Hij was in Misenum en voerde in eigen persoon het bevel over zijn vloot. Op 24 augustus, op ongeveer het 7de uur, maakte mijn moeder hem erop attent dat er een wolk met ongewone omvang en uitzicht verscheen. Nadat hij had liggen zonnen en daarna een bad genomen had, lunchte hij aan zijn aanligbed en hij was aan het studeren. Hij vroeg naar zijn sandalen en klom naar de plaats van waaruit het natuurverschijnsel het best gezien kon worden.
Een wolk steeg op (vanuit de verte kon men niet goed zien vanuit welke berg. Dat het de Vesuvius geweest was, raakte pas later bekend), waarvan de aanblik en de vorm aan een boom deed denken en nog het meest aan een pijnboom. Want ze verhief zich met een soort stam van grote lengte de hoogte in en vertakte zich daar als het ware. Ik denk dat ze door de pas ontstane luchtverplaatsing werd omhooggestuwd en dan bij het verzwakken daarvan op zichtzelf kwam te zweven, of ook door haar eigen gewicht neergedrukt in de breedte uitdeinde, nu eens helderwit en dan weer vuil en bevlekt, naarmate ze aarde of as mee omhoog had gezogen.
Een briefje
Het leek hem als man van de wetenschap iets groots en iets wat nader onderzocht moest worden. Hij beval een snel varend schip in gereedheid te brengen. Hij gaf mij de gelegenheid, als ik zou willen, om mee te gaan. Ik antwoordde dat ik liever wou studeren en hij had mij toevallig zelf een opdracht om te schrijven te gegeven. Hij verliet zijn huis en hij ontving een briefje van Rectina, de vrouw van Tascus, die bang was door het dreigende gevaar (want haar villa lag aan de voet van de Vesuvius en zij had geen mogelijkheid om te vluchten tenzij met schepen.) Zij smeekte dat hij haar kwam redden uit zo’n groot gevaar. Hij veranderde zijn plan en wat hij begonnen was uit interesse deed hij nu uit grootmoedigheid. Hij begeleidde vierriemers uit de haven, hij ging zelf aan boord, niet alleen om Rectina, maar om vele anderen (de mooie omgeving van de kust was immers dichtbevolkt) te helpen.
Fortes Fortuna iuvat
Hij haastte zich daarheen vanwaar de anderen vluchtten, hij hield zijn koers en voer recht op het gevaar af, zozeer zonder angst dat hij alle bewegingen en vormen liet opschrijven zoals hij had gezien met zijn eigen ogen. Er viel al as op zijn boten, des te heter en dichter, naarmate zij naderden. Er vielen al puimstenen en zwarte, geblakerde en door het vuur gebroken stenen. De zee was al omhoog gekomen en het strand was verhinderd door het puin. Hij aarzelde een beetje om rechtsomkeer te maken en hij zei weldra aan de stuurman die hem aanspoorde dat te doen: "Het lot is aan de dapperen. Ga naar Pomponianus." Hij was in Stabiae.
In Stabiae…
Daar had hij zijn bagage samengebracht in schepen, klaar om te vluchten, als de tegenwind was gaan liggen. Toen mijn nonkel kwam aanvaren met een zeer gunstige wind omhelsde hij de arme man die in paniek was, hij troostte hem, hij spoorde hem aan en hij vroeg hem naar een bad te brengen om zijn angst met zijn eigen zorgeloosheid te bestrijden. Nadat hij een bad genomen had ging hij aan tafel en hij at, ofwel was hij opgewekt ofwel deed hij alsof hij opgewekt was, wat even groots is. Intussen lichtte uit de berg de Vesuvius op vele plaatsen vlammenzeeën en vlammenzuilen op waarvan de gloed en helderheid versterkt werden door de duisternis van de nacht. Hij zei telkens weer als oplossing voor de angst dat vuren achtergelaten waren uit angst van de plattelandsbewoners en dat de villa’s in het verlaten gebied in brand stonden.
…er een nachtje over slapen

Dan ging hij slapen en hij rustte wel me een zeer echte slaap. Want de ademhaling, die bij hem vanwege de omvang van zijn lichaam nogal zwaar en luidruchtig was, werd door hen, die wacht hielden bij de deur, gehoord. Maar de binnenplaats die toegang bood tot de woonkamer, was zo opgekomen doordat ze helemaal gevuld was met puimsteen vermengd met as, dat zijn uitgang geblokkeerd zou worden, als hij langer in de woonkamer zou blijven. Nadat hij gewekt was, stond hij op en voegde zich bij Pomponianus en de anderen, die blijven waken waren.
Een dilemma
Zij overlegden gemeenschappelijk of ze binnen zouden blijven of dat ze in open lucht zouden rondwandelen. Want de huizen wankelden door veelvuldige en hevige trillingen, ze werden als het ware uit hun funderingen getild, ze schenen nu naar hier en dan naar daar weg te gaan en terug te keren. Onder de blote hemel daarentegen, vreesden zij voor de val van puimstenen, hoewel ze licht en poreus waren. Na vergelijking van de gevaren koos men het laatste uit. En bij hem haalde het ene rationeel argument het van het andere en bij de anderen haalde de ene vrees het van de andere. Ze bonden hoofdkussens, die ze op hun hoofd gelegd hadden, vast met linnen doeken: dat was een bescherming tegen de vallende puimstenen. Elders was het al dag, daar was die nacht nog zwarter en dichter dan alle andere nachten, die toch draaglijk gemaakt werd door vele fakkels en verschillende lampjes. Zij beslisten naar het strand te gaan en van zeer dicht te gaan kijken of de zee het al toeliet om weg te varen. Maar zij bleef nog altijd woest en onbevaarbaar.
Op het strand
Terwijl hij daar op een uitgespreide linnen doek op zijn rug lag vroeg hij telkens weer naar fris water en hij dronk het op. Daarna dreven vlammen,  zwavelgeur en de voorbode van de vlammen, de anderen op vlucht, hij werd enkel wakker. Steunend op twee slaafjes stond hij op en dadelijk viel hij terug op de grond. Volgens mij waren door de al te dikke walm zijn adem en luchtpijp geblokkeerd en gesloten, die waren bij hem van nature zwak, beklemd en dikwijls hijgend. Wanneer het weer klaar werd (dat was 3 dagen sinds mijn oom voor het laatst gezien was), werd zijn lichaam onbeschadigd, ongeschonden en bedekt zoals hij gekleed was, teruggevonden. Zijn lichaamshouding leek meer op iemand die sliep dan op iemand die dood was.
Intussen waren mijn moeder en ik nog altijd in Misenum… Maar dat heeft niets met geschiedschrijving te maken en jij wou alleen maar informatie over zijn dood. Ik zal mijn brief dus afsluiten. Ik zal je nog één ding zeggen, namelijk dat ik verslag heb uitgebracht van alles waar ik zelf bij was en wat ik dadelijk na de ramp gehoord had, wanneer de feiten het best herinnerd worden. Jij mag het belangrijkste eruit kiezen. Een brief schrijven is immers iets anders dan geschiedenis schrijven, en aan een vriend schrijven is iets anders dan voor een breed publiek schrijven.
Dag.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.