- Twee punten van aanklacht
Er zijn echter twee aanklachten, van het goud en van het gif; daar zat één en dezelfde persoon achter. Het goud werd genomen door Clodia, en er werd gezocht naar het gif, bedoeld om aan Clodia gegeven te worden, zoals er wordt gezegd dan. Alle andere dingen zijn geen aanklachten, maar beschimpingen, meer passend bij een baldadig scheldpartij dan een openbaar proces. “Echtbreker, ontuchtpleger, fout bankiertje” is een belediging, geen aanklacht. Er is namelijk geen enkele basis voor deze aanklachten, geen grondslag; de geluiden zijn beschuldigend, zomaar geuit door een boze aanklager, zonder getuige (of bewijs).
- Clodia is de dader van alles
Ik zie de dader van deze twee misdaden, ik zie de oorsprong, ik zie een zekere naam en hoofd. Er was goud nodig, hij leende het van Clodia, hij leende het zonder getuige, en hij hield het zolang hij wilde. Ik zie hier een zeer grote aanwijzing van een (zekere) buitengewone band. Hij wilde dus diezelfde vermoorden... Hij zocht het gif, hij kocht slaven om, hij bepaalde de plaats, maakte het drankje klaar, en hij bracht het er stiekem naartoe. Opnieuw zie ik dat er een zeer grote haat met een zeer harde breuk is ontstaan. We hebben in deze zaak alleen maar te maken met Clodia, niet alleen een adellijke maar ook een beruchte vrouw; over haar zal ik niets meer zeggen buiten om de aanklacht te weerleggen.
- Een vriendin van iedereen
Maar jij begrijpt, gezien jouw uitstekende verstand, Cn. Domitius, dat wij hier te maken met haar alleen. Ik zou dit (alles) heviger doen, als er ondertussen geen vete gebeurde tussen mij en de man van die vrouw – oh, ik wilde broer zeggen, altijd maak ik die fout. Nu zal ik de kwestie op een gematigde manier behandelen en niet verder afdwalen, dan mijn erewoord en deze zaak me dwingen. Ik heb ook niet gedacht dat ik ooit een vete met een vrouw zou moeten uitvechten, vooral met haar die iedereen beschouwt als een allemansvriendin, allesbehalve een vijandin van ook maar iemand.
- Je hebt al zo veel minnaars, is hij echt zó nodig voor jou?
Maar oké, je wilt vast wel dat ik me wat beschaafder gedraag tegenover jou, dus dat zal ik doen. Ik zal dan die ruwe, bijna boerse oude man wegdoen; (en) ik zal maar iemand nemen uit dezen (=jouw naasten), bij voorkeur je kleinste broer die in dit opzicht zeer ruimdenkend is; hij die jou zeer veel liefheeft. Als kleine jongen sliep hij altijd met jou, met zijn oudere zus, wegens ik weet niet welke, geloof ik, schuchterheid of ongegronde nachtelijke angsten. Beeld je eens dat hij met jou spreekt: “Waarom maak jij je druk, zus, waarom ga je tekeer? Waarom begin je te roepen en maak je een kleine zaak groot?”
Jij kreeg je jonge buurman in het oog: zijn schoonheid, gelaat en ogen maakten indruk op jou: jij wilde hem vaker zien; je kwam toevallig af en toe in hetzelfde park terecht; jij wilt die jongeman, die zoon des huizes met die gierige en zuinige vader, gebonden aan jou, een vrouw van nobiliteit, hebben met behulp van jouw rijkdom. Helaas lukt het je niet: hij is weerbarstig, hij wijst af, hij loopt weg (van je), hij acht jouw geschenken niet hoog.
Ga toch weg... Je hebt zelfs met zorg een park aan de Tiber gekocht, op een bepaalde plaats waar de jeugd regelmatig komt zwemmen; hieruit kan je dagelijks minnaars kiezen (is dat niet genoeg?): waarom doe je moeilijk tegen degene die jou juist afwijst?
REACTIES
1 seconde geleden