- Het vergif
Overgebleven is dus de aanklacht van het gif; hiervan kan ik noch het begin vinden, noch het einde ontrafelen. Welke reden was er zelfs, waarom wilde Caelius gif aan die vrouw geven? Om het goud niet terug te hoeven geven? Ze vroeg er toch niet om? Misschien om te voorkomen dat er een aanklacht voorhanden was? Heeft iemand hem soms beschuldigd? (…)
Is het dus (toch) geloofwaardig dat zo een grote misdaad zonder enig motief is begaan? En zien jullie niet dat de aanklacht van de zo grote misdaad compleet verzonnen is, opdat het een motief scheen geweest te zijn voor een andere misdaad?
- Slaven als vertrouwelingen (?)
Ten slotte: aan wie vertrouwde hij de zaak toe, welke helper gebruikte hij, aan welke handlanger, aan welke medeplichtige, aan wie heeft hij de zo grote misdaad, en daarmee ook zichzelf, en zijn eigen veiligheid toevertrouwd? Aan de slaven van die vrouw? Want zo klinkt de beschuldiging. (…)
Maar aan welke slaven? Want precies dat is zeer belangrijk. Aan dezen, van wie hij wist dat ze niet in een normale staat van slavernij verkeerden, maar dat ze vrijer, losser en vertrouwelijker met hun meesteres leven? Dus Caelius zag dat niet?
- De aanklacht is door en door fout
Want als de vrouw zo een vertrouwelijk had, als jullie willen, wist hij ook dat die slaven vertrouwelijk waren met de vrouwe des huizes. Maar als er niet zo een grote vertrouwelijke omgang was, als door jullie gesuggereerd wordt, met welke slaven kon er wel zo een vertrouwelijke band zijn?
62: Het badhuis van Senia
“Neen integendeel,” zei hij, “toen de slaven de hele zaak en de misdaad van Caelius naar de vrouw des huizes hadden overgebracht, beval de schrandere vrouw dat ze alles moesten toezeggen aan Caelius. Maar (op)dat het gif, toen ze het kregen van Licinius, duidelijk aan het licht kon worden gebracht, beval ze dat het badhuis van Senia de plaats moest zijn, opdat ze daarheen vrienden kon sturen, om zich dan te verstoppen, en om dan plots tevoorschijn te springen en de man te grijpen, wanneer Licinius was gekomen, en het vergif overhandigde.”
Al deze dingen kunnen zeer gemakkelijk weerlegd worden. Waarom had zij (eerder) een openbaar badhuis uitgekozen? Ik zie niet in welke schuilplaats er kon zijn, voor de togadragende mannen. Want als ze in de ingangshal van het badhuis waren, konden ze zich niet verbergen. Maar als ze zich in het binnenste snel zich wilden verbergen, konden ze dat niet gemakkelijk genoeg doen, geschoeid en gekleed, en zouden ze (misschien) niet toegelaten worden, tenzij een sterke, machtige vrouw wellicht vertrouwelijk was geworden met de badmeester, dankzij een ruil van 5 stuivers.
REACTIES
1 seconde geleden