6.5: Ulixes apud Circam veneficam

6.5 Ulixes apud Circam Venicam

Een veradelijke ontmoeting

Plotseling bemerkt de mooie Circe de Grieken. De tovenares lacht en zegt: ‘Kom binnen gasten, kom binnen!’ Jullie hebben toch wel honger? Op dat moment gaan allen behalve Eurylochus het paleis binnen; want Eurylochus wacht voorzichtig voor de deur op zijn vrienden. De slaven van Circe brengen snel voedsel en wijn aan: maar de wijn is vergiftigd en kijk, plotseling worden de ongelukkige gasten varkens. Eurylochus haast zich naar Odysseus en verteld hem het wrede lot van zijn vrienden.

De onverschrokkenleider

De overige kameraden zijn droevig en wenen, maar Odysseus zegt dadelijk: ‘Ik moet bonze vrienden bevrijden, ik vrees de tovenares niet’. Onderweg smeekt Odysseus de god Mercurius: Mercurius, zoon van Jupitter, jij helpt me altijd, help me nu ook. Mercurius luistert naar de moedige leider en wijst een heilig kruid aan. Voor het paleis roept Odysseus Circe en roept uit: ‘ Bevrijd mijn vrienden’.

Redt zijn kameraden

Circe is blij omdat de leider van de Grieken aanwezig is en zegt: ‘Jij wilt toch ook wel een mooi varken worden?’ Maar het kruid van Mercurius redt hem. Daarom zegt de woedende Circe aan haar dienaar: ‘ Wie is die wonderlijke man?’ ‘Waarom wordt hij geen varken?’ Maar Odysseus roept opnieuw: ‘Bevrijd mijn vrienden’. Uiteindelijk na veel strenge woorden van Odysseus, opent Circe de poort van de stal en laat de Grieken vrij. Kijk, plotseling worden de varkens weer mensen! Maar de Grieken kunnen nog niet naar huis. Want Odysseus blijft nog voor een lange tijd bij de mooie Circe…