posui pf van ponere
ponere plaatsen
vestis, es kleding(stuk)
8 inferi mv 1 goden (van de onderwereld) 2 onderwereld
anima ziel
9 vixi pf van vivere: leven
perfeci pf van perficere/io
perficere/io voltooien, afmaken
11 effugi pf van effugere/io
effugere/io wegvluchten (voor + acc.)
deserui pf van deserere
deserere in de steek laten, verlaten
12 poena straf
fefelli pf van fallere
fallere bedriegen, misleiden
sidus, sidera ster
iurare zweren (bij: per + acc.)
14 nepos, otes kleinzoon, nakomeling
manere te wachten staan
16 pectus, pectora borst
sic zo
Woorden Tekst 11.B
1 coepi pf ik begin, ik begon
6 tunc bijw. toen, op dat moment
7 nomen, mina naam
memoria herinnering, geheugen
tenui pf van tenere
tenere (vast)hebben, -houden
8 averti pf van avertere
avertere afwenden
9 ut 1 zodra (+ pf) 2 (zo)als
12 consistere blijven staan
13 constiti pf van consistere
14 excepi pf van excipere
excipere/io opvangen, ontvangen
Woorden Tekst 13.A
1 maestus bedroefd
armatus gewapend
2 quamquam hoewel
longus lang
gerere dragen, voeren
3 tamen toch
ignotus onbekend
meus mijn
appropinquare + dat. naderen
4 virgo, virgines v meisje, maagd
pulcher, pulchra, um mooi
tam zo
5 quia omdat
6 coegi pf van cogere: dwingen
7 solus alleen
8 carus lief, dierbaar
Mars, Martem acc. Mars
10 deposui pf van deponere
deponere neerzetten, afleggen
multus veel
11 territus verschrikt, geschrokken
13 sci(v)i pf van scire
scire weten
Woorden Tekst 13.B
1 potestas, ates v macht
2 anxius bang, angstig
cura zorg
vexare kwellen
3 regnum 1 (konink)rijk 2 macht, heerschappij
pepuli pf van pellere
pellere verdrijven
servus slaaf
6 peperi pf van parere/io
parere/io voortbrengen, baren
7 iratus woedend
sedes, es v zetel
magnus groot, luid
vox, voces v stem
8 quomodo hoe (lett.: op welke manier)
puer, pueri mv (groep 2) jongen
10 interficere/io doden
flumen, mina o rivier
11 impius misdadig, goddeloos
12 misi pf van mittere: zenden
13 ripa oever
14 ita zo
15 postea bijw. later
pastor, ores m herder
parvus klein
portare dragen
Woorden Tekst 14.A
1 itaque dus
consulere raadplegen
signum teken
2 unus één
mons, montes m berg, heuvel
Roma Rome
consedi pf van considere
considere gaan zitten
4 qui, quae, quod die, dat betrekk. vnw
5 feci pf van facere/io: maken, doen
7 colui pf van colere: vereren, verzorgen
11 an of (in vraag)
ostendi pf van ostendere: (ver)tonen
12 pugna strijd
cecidi pf van cadere: vallen, dood neervallen
14 alius ander
fabula verhaal
quondam eens, ooit
15 novus nieuw
16 nondum nog niet
altus 1 hoog 2 diep
Woorden Tekst 14.B
1 post + acc. na
labor, ores m werk, inspanning,moeite
domum acc. naar huis
2 cena maaltijd
qui, quae, quod welke vragend vnw
3 Romae gen. in Rome, te Rome
4 miser, era, erum ongelukkig
magnitudo, dines v grootte, grootheid
5 legatus gezant
finitimus aangrenzend, naburig
8 finxi pf van fingere
fingere 1 vormen 2 verzinnen
9 Romam acc. naar Rome
10 conveni pf van convenire
convenire samenkomen
11 multitudo, dines v menigte
12 Romanus 1 Romein 2 Romeins
iuvenis, es m jongeman
Woorden Tekst 15.A
2 vulnerare (ver)wonden
3 si als, indien
5 homo, homines m mens, man
mortuus gestorven
7 populus volk
9 vulnus, nera o wond
10 inquit hij/zij zegt, zei (staat binnen de directe rede)
11 novi ik ken: pf van noscere
noscere leren kennen
12 bonus goed
14 opes mv (groep 3) 1 rijkdom 2 macht
Woorden Tekst 15.B
3 putare denken, menen
regnare koning zijn
nondum nog niet
5 serva slavin
8 facere/io maken (tot + dubb. acc.)
senator, ores m senator
9 ius, iura o (het) recht
iure terecht, met recht
12 vis v acc. vim; abl. vi geweld
salutare (be)groeten (als: + dubb. acc.)
13 se recipere/io zich terugtrekken
miles, ites m soldaat
Woorden Tekst 16.A
4 hic, haec, hoc deze, dit
6 pugnare vechten
7 ops, opem acc. v hulp
timui pf van timere: bang zijn
8 addidi pf van addere
addere toevoegen
9 nisi als niet
tuus jouw
10 nudus naakt
deprehendi pf van deprehendere
deprehendere betrappen, grijpen
deprehendere betrappen, grijpen
11 interfeci pf van interficere: doden
12 tantus zo groot
perferre verdragen
13 dedidi pf van dedere
(se) dedere (zich) overgeven
vici pf van vincere
vincere overwinnen
victor, ores m overwinnaar
14 victoria overwinning
Woorden Tekst 16.B
2 alienus vreemd, andermans
3 violare schenden, verkrachten
4 iste, ista, istud die, dat
animus 1 hart 2 geest
5 abesse afwezig zijn
6 peccare verkeerd handelen, zondigen
8 ille, illa, illud die, dat
9 exemplum voorbeeld
10 cor, corda o hart
11 -que en ...
12 ex-traxi pf van extrahere
ex-trahere trekken uit
13 sanguis, guinem acc. m bloed
14 scelestus misdadig, schurkachtig
15 tradidi pf van tradere
tradere 1 overhandigen
2 overleveren
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden