Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Catullus

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Vertaling door een scholier
  • 5e klas vwo | 911 woorden
  • 2 februari 2003
  • 46 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
46 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Catullus. 1.Opdracht (1) Aan wie moet ik het mooie aardige boekje geven, onlangs met een droge steen platgemaakt? Voor jou Cornelius, want hij had de gewoonte te denken dat mijn geklets iets voorstelde al toen, toen jij gedurft hebt als enige van de Italiërs om de hele geschiedenis uit te leggen in drie boeken, geleerde Juppiter en bewerkelijke. En daarom neem aan dit boekje, wat het ook is en wat het ook waard is; en moge dit, oh beschermvrouwe meer dan een eeuw voortduren. 2. Het musje (2) De mus, de lieveling van min meisje, met wie zij de gewoonte heeft te spelen, welke zij de gewoonte heeft op schoot te houden, aan wie zij de gewoonte heeft het topje van de vinger te geven terwijl hij aanvalt en felle beetjes uit te lokken, wanneer het bevalt aan mijn stralende geliefde een spel te spelen dat haar dierbaar is, en een kleine troost voor haar verdriet, geloof ik, opdat het hevige vuur tot bedaren komt. Kon ik maar met jou spelen zoals zijzelf en kon ik de trieste zorgen van mijn geest maar oplichten.
3. Het musje is dood (3) Treurt, oh alle goden van de liefde, en alle mensen die ook maar enigszins innemend zijn: De mus van mijn meisje is gestorven, de mus, het liefde van mijn meisje, die zij meer beminde dan haar eigen ogen. Want hij was honingzoet/allerliefst en hij had zin vrouwtje net zo goed leren kennen als het meisje haar moeder en hij bewoog zich niet van haar schoot, maar in het rondhippen nu een hierheen, dan weer naar de daar, tjilpte hij voortdurend naar zijn vrouwtje; en deze gaat nu door een weg vol duisternis, daarheen vanwaar ze zeggen dat niemand terugkeert. Maar moge het slechts gaan aan jullie/ verrek maar, slechte donkere onderwereld, die alle mooie dingen verslindt: zo hebben jullie van mij weggenomen, zo’n mooi musje. Oh slechte daad! Oh ongelukkige mus! Door jou zin de lieve gezwollen ogen van mijn musje rood geworden door het huilen. 4. Carpe diem (5) Laten we leven, mijn Lesbia, en laten we liefhebben en laten we alle roddels van te strenge oude mannen een cent waard achten! De zonnen kunnen ondergaan en terugkomen: (maar) wanneer het korte licht eenmaal ondergaat voor ons, moet er een onafgebroken nacht worden geslapen. Geef mijn duizend kussen, daarna honderd, daarna nog eens duizend, daarna een andere honderd, daarna een andere duizend (3e), en daarna honderd. Daarna, wanneer wij er vele duizenden gedaan zullen hebben, dan zullen wij deze door elkaar husselen, opdat wij (ook) niet weten (hoeveel), of opdat niet een slecht iemand jaloers kan zijn, wanneer hij weet dat er zoveel kussen zijn. (Ofwel: niemand kan invloed uitoefenen, als hij het getal niet weet). 5. Zelfbeklag (8) (Geen echte tijdsbepaling) Ongelukkige Catullus, stop met gek te doen, en beschouw dat wat je ziet als verloren te zijn gegaan als verloren. Verleden: Eens schenen de witte zonnen voor jou, wanneer jij altijd ging waar het meisje (je) leidde, bemind door ons (mij) zoals geen een bemind zal worden. Toen daar deze vrolijke dingen gebeurden, die jij wilde en het meisje niet niet wilde (dus heel graag wilde), schenen de witte zonnen echt voor jou. Heden :Maar nu wil ze niet meer: jij ook, onmachtige, je moet ook niet willen (of: wil ook niet), leef niet ongelukkig, maar houdt vol met vastberadenheid, volhard je/ stel je hard op. Heb kracht, meisje. Catullus verhardt zich al, hij zoekt jou noch terug, noch zal hij je onwillend vragen. Toekomst: Maar jij zal verdriet hebben, wanneer jou niets gevraagd zal worden. Rampzalige, arme jij, welk leven blijft er bestaan voor jou? Wie zal er naar jou toe gaan? Wie zal jou mooi vinden/ Voor wie zal jij mooi schijnen? Van wie zal jij nu houden? Van wie zal men zeggen dat je bent?/ Van wie zal je gezegd worden te zijn? Wie zal je kussen? Aan wie zal je de lippen bijten? Maar jij Catullus, jij moet vastbesloten hard worden. 6. De dichter en zijn werk (16) Ik zal jullie van voor en achter naaien, nicht Aurelius en mietje Furius; jullie die mij op grond van mijn gedichtjes als onfatsoenlijk beschouwden, omdat ze soft zijn. Want het hoort dat een rechtschapen dichter zelf fatsoenlijk is, (maar) het is helemaal niet nodig dat zijn gedichtjes (dat zijn); deze hebben dan pas smaak en humor. Wanneer ze soft en schaamteloos zijn en dat wat jeukt kunnen opwekken (of: en geiligheid kunnen opwekken). Ik bedoel niet voor jongens, maar voor behaarde oude mannen, die hun stijve lendenen niet kunnen bewegen. Beschouwen jullie mij niet als een echte man, omdat jullie lazen (over) vele duizenden kussen? Ik zal jullie van voor en achter naaien. 7. Oost, west, thuis best. (31) Sirmio, oogappel van de schiereilanden en eilanden, die in heldere meren en op de uitgestrekte zee beide Neptunussen dragen, hoe graag bezoek ik jou en hoe blij, terwijl ikzelf nauwelijks kan geloven dat ik Thunië en de Bithynische velden heb achtergelaten en jou in veiligheid zie. O, wat is er gelukkiger dan dat zorgen weggenomen zijn, wanneer de geest de last neerlegt, en wij, door buitenlandse arbeid vermoeid, aankomen bij onze huiselijke aard, en ons te rusten leggen op het bed, waarnaar zo verlangd is? Dit is wat op zichzelf opweegt tegen zo’n grote inspanningen. Gegroet, oh liefelijk Sirmio, en wees blij, omdat de meester blij is, en jullie, Lydische golven van het meer, lacht (of: jullie moeten lachten) al wat er thuis aan gelach is.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.