Nu aten zij in stilte; Phillipos, de grappenmaker, klopte op de deur en beval de deurwachter dat hij hem moest aankondigen.
Terwijl hij naar binnen kwam, zei hij tegen hen: “Mogen jullie blij zijn, vrienden.” En terwijl hij naar Autolukos keek zei hij: “Wees jij ook blij, zoon. Want jij bent gelukkig, omdat jij samen met de meest wijze mannen zit, en die zijn gelukkig, omdat zij met zoon mooie jongen aanliggen.”
Toen hij die dingen had gezegd zweeg hij; en Autolukos bloosde. Kallias zei tegen Phillipos: “Ga jij ook aanliggen; want alle aanwezigen zijn vol met ernst, zoals jij ziet, en zij hebben misschien behoefte aan gelach. Vertel nu iets grappigs; je bent immers met het oog hierop gekomen.”
Phillipos probeerde onmiddellijk iets grappigs te zeggen; maar toen hij geen gelach teweegbracht vond hij het erg. Korte tijd later wilde hij opnieuw iets anders grappigs zeggen, maar zelfs toen schoten de etenden niet in de lach.
Phillipos zei: “Wee mij, een groot verdriet treft mij, en jullie maken mij ongelukkig. Want nu er geen gelach is, is mijn zaak verloren; want ik zou makkelijker onsterfelijk kunnen worden dan ernstig. Als ik ernstig zou zijn, zouden de mensen mij niet langer bij een maaltijd uitnodigen. Wat zal ik nu doen?” En op het moment dat hij dat zei leek hij duidelijk te huilen. Toen Kritoboulos dat gehoord had, begon hij te lachen en zei dat Phillipos komisch jammerde; en ook de anderen schoten in de lach.
Terwijl hij naar binnen kwam, zei hij tegen hen: “Mogen jullie blij zijn, vrienden.” En terwijl hij naar Autolukos keek zei hij: “Wees jij ook blij, zoon. Want jij bent gelukkig, omdat jij samen met de meest wijze mannen zit, en die zijn gelukkig, omdat zij met zoon mooie jongen aanliggen.”
Toen hij die dingen had gezegd zweeg hij; en Autolukos bloosde. Kallias zei tegen Phillipos: “Ga jij ook aanliggen; want alle aanwezigen zijn vol met ernst, zoals jij ziet, en zij hebben misschien behoefte aan gelach. Vertel nu iets grappigs; je bent immers met het oog hierop gekomen.”
Phillipos zei: “Wee mij, een groot verdriet treft mij, en jullie maken mij ongelukkig. Want nu er geen gelach is, is mijn zaak verloren; want ik zou makkelijker onsterfelijk kunnen worden dan ernstig. Als ik ernstig zou zijn, zouden de mensen mij niet langer bij een maaltijd uitnodigen. Wat zal ik nu doen?” En op het moment dat hij dat zei leek hij duidelijk te huilen. Toen Kritoboulos dat gehoord had, begon hij te lachen en zei dat Phillipos komisch jammerde; en ook de anderen schoten in de lach.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden