1. Het orakel
En dan was de onberispelijke waarzegger gerust en sprak:
«Hij is ontevreden, niet over een gelofte en ook niet over het offer, maar omwille van de priester, die door Agamemnon beledigd is; Hij heeft namelijk zijn dochter niet vrijgelaten en heeft het losgeld niet aangenomen. En daarom precies bezorgde de zeker treffende leed en hij zal er nog veroorzaken. Niet eerder zal hij de smadelijke vernietigingen afwenden van de Grieken, alvorens hij aan haar vader het meisje met de beweeglijke ogen terug heeft gegeven zonder koopprijs en zonder losgeld en alvorens hij een plechtig offer brengt naar Chryse. Dan zouden ze hem nog moeten overtuigen, nadat ze hem gunstig hadden gestemd.»
2. Boze woorden
Temidden van hen stond recht, de held, de afstammeling van Atreus, de wijde heerser, Agamemnon, ontstemd. Zijn zwart omrande gemoed was vol van woede en zijn ogen schoten vuur (waren gelijkend op schitterend vuur). Eerst en vooral keek hij Kalchas vernietigend aan en richtte zich tot hen:
«Onheilsprofeet, nog nooit heb je mij iets nuttigs gezegd. Je doet niets liever in je geest dan onheil te voorspellen. Nog nooit heb je ook maar één voortreffelijk woord gezegd of in vervulling doen gaan. Ook nu, terwijl je onder de Grieken voorspelt, zeg je iets slechts, namelijk dat de zeker treffende aan hen pijn bezorgd hierom; Omdat ik het schitterende losgeld voor het meisje niet wou aannemen; Omdat haar liever bij mij thuis wil hebben. Want ik verkies haar zelfs boven Klytamnestra, mijn wettige echtgenote, omdat ze niet geringer is dan haar, noch qua lichaamsbouw, noch qua gestalte, noch qua verstand en noch qua werkkracht. Nu goed, ook zo zal ik haar teruggeven, als dit beter is, want ik wil liever dat mijn manschappen ongedeerd zijn dan dat ze omkomen. Nu goed, maak nu voor mij een eergeschenk klaar opdat ik niet als enige van de Grieken zonder eergeschenk zou zijn omdat dit niet hoor. Want jullie zien allemaal dit, namelijk dat mijn eergeschenk ergens anders naartoe gaat.»
Vervolgens antwoordde de snelvoetige, stralende Achilles hem:
«Roemvole Atreïde, meest hebzuchtige van allemaal, want hoe zullen de grootmoedige Grieken nog een eergeschenk aan jou kunnen geven? Want nergens weten we nog veel gemeenschappelijke dingen liggen, maar de dingen die we bij de verwoesting van de steden meegenomen hebben, zijn al verdeeld en aan de andere kant past het niet dat de manschappen die dingen opnieuw verzameld bijeenbrengen. Nu goed, jij moet nù dat meisje laten gaan uit eerbied voor de god en dan zullen wij, de Grieken, het jou drievoudig en viervoudig vergoeden, tenminste als Zeus ons ooit (de kans) geef de goed omwalde stad Troje te plunderen.»
De heerser, Agamemnon, richtte zich tot hen en zei daarop ten antwoord:
«Godgelijkende Achilles, ofschoon je een voortreffelijk mens bent, huichel toch niet zo; omdat je me nooit te slim af zal zijn, noch zal je me kunnen overtuigen. Of wil je dan, opdat je zelf je eergeschenk zou kunnen houden, dat ik zomaar bij de pakken blijf neerzitten, (mijn eergeschenk) missend, en beveel je me daarom dat ik haar terug geef. Nu goed, als de grootmoedige Grieken me een eergeschenk zullen geven nadat ze het aangepast hebben naar mijn zin, opdat het even veel waard zou zijn, (dan zal ik haar teruggeven), maar als ze het me niet zullen geven, dan zal ik eigenhandig ofwel jouw eergeschenk ofwel dat van Ajax komen kiezen, ofwel zal ik dat van Odysseus afpakken en met me meevoeren en deze zal razend zijn, tot wie ik zal komen. Nu goed, over die dingen zullen we later opnieuw overleggen.»
3. Onzalig eed
De afstammeling van Peleus sprak opnieuw met harde woorden tot de Atreïde en hij hield niet op met boos zijn.
«Dronkaard, met de ogen van een hond en het hart van een hinde, nog nooit heb je gedurfd ten oorlog in je gemoed samen met je manschappen je harnas aan te trekken noch ben je samen met de dapperste Grieken naar een hinderlaag gegaan. Want dit schijnt jou je dood te zijn. Ja, het is veel verkieslijker verspreid over het brede legerkamp van de Archaeërs geschenken weg te nemen van al wie jou tegenspreekt. Je bent een koning die het volk verslindt, omdat je heerst over nietsnutten. Ja, want anders zou jij, afstammeling van Atreus, nu schandelijk handelen voor de laatste keer. Nu goed, en daarbij zal ik een duurzame eed afleggen bij deze staf.
En dit zal voor jou mijn duurzame eed zijn. Ja, ooit zal het verlangen naar Achilles alle zonen samen van de Grieken bereiken en dan zal jij niet kunnen helpen, alhoewel je bedroefd bent, telkens wanneer opnieuw velen door de mannenmoordende Hector stervend vallen. Jij zal je hart vanbinnen openrijten, boos op jezelf omdat je de beste van de Grieken niet hebt geëerd.»
Zo zei de afstammeling van Peleus en hij smeet de staf, doorboord met gouden spijkers, tegen de grond en zelf ging hij zitten.
En dan was de onberispelijke waarzegger gerust en sprak:
«Hij is ontevreden, niet over een gelofte en ook niet over het offer, maar omwille van de priester, die door Agamemnon beledigd is; Hij heeft namelijk zijn dochter niet vrijgelaten en heeft het losgeld niet aangenomen. En daarom precies bezorgde de zeker treffende leed en hij zal er nog veroorzaken. Niet eerder zal hij de smadelijke vernietigingen afwenden van de Grieken, alvorens hij aan haar vader het meisje met de beweeglijke ogen terug heeft gegeven zonder koopprijs en zonder losgeld en alvorens hij een plechtig offer brengt naar Chryse. Dan zouden ze hem nog moeten overtuigen, nadat ze hem gunstig hadden gestemd.»
2. Boze woorden
Temidden van hen stond recht, de held, de afstammeling van Atreus, de wijde heerser, Agamemnon, ontstemd. Zijn zwart omrande gemoed was vol van woede en zijn ogen schoten vuur (waren gelijkend op schitterend vuur). Eerst en vooral keek hij Kalchas vernietigend aan en richtte zich tot hen:
Vervolgens antwoordde de snelvoetige, stralende Achilles hem:
«Roemvole Atreïde, meest hebzuchtige van allemaal, want hoe zullen de grootmoedige Grieken nog een eergeschenk aan jou kunnen geven? Want nergens weten we nog veel gemeenschappelijke dingen liggen, maar de dingen die we bij de verwoesting van de steden meegenomen hebben, zijn al verdeeld en aan de andere kant past het niet dat de manschappen die dingen opnieuw verzameld bijeenbrengen. Nu goed, jij moet nù dat meisje laten gaan uit eerbied voor de god en dan zullen wij, de Grieken, het jou drievoudig en viervoudig vergoeden, tenminste als Zeus ons ooit (de kans) geef de goed omwalde stad Troje te plunderen.»
De heerser, Agamemnon, richtte zich tot hen en zei daarop ten antwoord:
«Godgelijkende Achilles, ofschoon je een voortreffelijk mens bent, huichel toch niet zo; omdat je me nooit te slim af zal zijn, noch zal je me kunnen overtuigen. Of wil je dan, opdat je zelf je eergeschenk zou kunnen houden, dat ik zomaar bij de pakken blijf neerzitten, (mijn eergeschenk) missend, en beveel je me daarom dat ik haar terug geef. Nu goed, als de grootmoedige Grieken me een eergeschenk zullen geven nadat ze het aangepast hebben naar mijn zin, opdat het even veel waard zou zijn, (dan zal ik haar teruggeven), maar als ze het me niet zullen geven, dan zal ik eigenhandig ofwel jouw eergeschenk ofwel dat van Ajax komen kiezen, ofwel zal ik dat van Odysseus afpakken en met me meevoeren en deze zal razend zijn, tot wie ik zal komen. Nu goed, over die dingen zullen we later opnieuw overleggen.»
3. Onzalig eed
De afstammeling van Peleus sprak opnieuw met harde woorden tot de Atreïde en hij hield niet op met boos zijn.
«Dronkaard, met de ogen van een hond en het hart van een hinde, nog nooit heb je gedurfd ten oorlog in je gemoed samen met je manschappen je harnas aan te trekken noch ben je samen met de dapperste Grieken naar een hinderlaag gegaan. Want dit schijnt jou je dood te zijn. Ja, het is veel verkieslijker verspreid over het brede legerkamp van de Archaeërs geschenken weg te nemen van al wie jou tegenspreekt. Je bent een koning die het volk verslindt, omdat je heerst over nietsnutten. Ja, want anders zou jij, afstammeling van Atreus, nu schandelijk handelen voor de laatste keer. Nu goed, en daarbij zal ik een duurzame eed afleggen bij deze staf.
En dit zal voor jou mijn duurzame eed zijn. Ja, ooit zal het verlangen naar Achilles alle zonen samen van de Grieken bereiken en dan zal jij niet kunnen helpen, alhoewel je bedroefd bent, telkens wanneer opnieuw velen door de mannenmoordende Hector stervend vallen. Jij zal je hart vanbinnen openrijten, boos op jezelf omdat je de beste van de Grieken niet hebt geëerd.»
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden