Twee koffers vol
Bibliografische gegevens
Auteur: Carl Friedman
Jaar van uitgave: 1993
Plaats van uitgave: Groningen Uitgever: Wolters-Noordhoff
Samenvatting
De hoofdpersoon en tevens de ik-figuur in het boek, Chaja, denkt in dit verhaal terug aan haar studententijd in de jaren zestig. Ze is dan een jaar of twintig en studeert filosofie in Antwerpen. Ze woont op een armelijke etage. Om die te kunnen betalen werkt ze ‘s morgens bij een bloemisterij, waar ze rouwkransen maakt, en ’s middags bij een restaurant. Daar moet ze afwassen. Dat bevalt haar echter niet en via een advertentie komt ze terecht bij de Joodse familie Kalman, als oppasmeisje. Ze moet dan op Avrom en Dov, op de vijf maanden oude tweelingzusjes Tzivja en Esja en op Simcha, een vierjarig jongetje, passen.
Simcha is een heel ernstig en lief jochie dat nog niet zindelijk is. Hij wordt door zijn broertjes gepest omdat hij anders is dan zij. Zijn vader doet daar vaak even hard aan mee. Chaja geeft echter het meeste om hem, juist omdat hij zo anders is dan zijn broertjes. Ze gaat altijd met hem en zijn twee babyzusjes wandelen. Ze gaan dan naar de eendenvijver, waar Simcha telkens helemaal verandert. Daar praat hij opeens honderduit, terwijl hij normaal heel stil is. De eendjes zijn voor hem iets machtigs. Het liefst zou hij ook een eendje zijn; met grote regelmaat zegt hij dan ook “kwak-kwak”.
De relatie tussen Chaja en haar ouders is heel anders dan in de meeste families. Met haar moeder kan ze niet goed praten omdat haar moeder de oorlogsherinneringen weg wil stoppen. Ze praat er niet graag over, daarom richt ze zich op de oppervlakkige dingen in het leven zoals haar eigengebakken cake en dergelijke. Haar vader is juist op zoek naar het verleden. In de oorlog heeft hij twee koffers met persoonlijke bezittingen begraven. Nu is hij al een tijd op zoek naar die jeugdherinneringen. Hij zoekt de koffers overal, terwijl hij ze hoogstwaarschijnlijk niet meer terug kan vinden. Dat wil hij echter niet inzien. Chaja heeft daar veel bewondering voor: ze ziet het als een heldhaftige daad. Haar moeder denkt daar heel anders over. Zij vindt het maar onzinnig waar haar man mee bezig is. Ze denkt dat hij gek aan het worden is.
Chaja werkt met veel plezier bij de familie Kalman, alleen ze kan hun streng orthodoxe manier van leven niet zo goed begrijpen. Zelf is ze ook Joods, maar niet orthodox. De familie Kalman accepteert alles van iedereen en er is nooit enige opstand, zelf niet wanneer er iets gebeurt waar ze het eigenlijk niet mee eens zijn. Mevrouw Kalman leeft volgens de eeuwenoude tradities. Er is weinig contact tussen mevrouw Kalman en Chaja. Voor mevrouw Kalman is het nu eenmaal heel belangrijk om de orthodox-joodse regels na te leven. Meneer Kalman ziet haar al helemaal niet staan. In zijn ogen is Chaja een ongehoorzaam wezen dat met haar onorthodoxe kleding en levenswijze niets waard is. Hoewel Chaja haar werk goed doet, gaapt er duidelijk een diepe kloof tussen haar en meneer en mevrouw Kalman.
De conciërge in de flat bij de familie Kalman is een jodenhater. Hij moppert altijd op de kinderen van de familie Kalman en op Chaja. Chaja accepteert dat echter niet en wanneer hij haar uitscheldt gaat ze er altijd vol tegenin.
Ondertussen is Chaja vaak bezig met de Bijbel en het proberen te begrijpen van God. Ze is op zoek naar antwoorden op haar levensvragen. Ze leest boeken van wetenschappers en ze praat met meneer Apfelschnitt, een vriend van haar vader, maar ze komt er niet uit. Ze snapt steeds minder van God en heeft heel veel twijfels over Zijn bestaan. Ze vraagt zich telkens af hoe het mogelijk is dat er een God is, met al die vreselijke gebeurtenissen en al die haat op aarde. Hij zou dat toch moeten voorkomen. Dit heeft natuurlijk een parallel met haar ouders, die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt en daar allebei op een heel andere manier mee omgaan.
Antwoorden op haar levensvragen vindt Chaja niet.
Op een middag besluit ze om naar de Schelde te gaan en daar schrijft ze een “brief” aan Einstein.
Daarin zegt ze hem dat ze niets van de wetenschap begrijpt en zeker niet van het bestaan van God. Ze spreekt haar verbazing uit over alle wetenschappers die niet meer weten dan zij. Maar een antwoord krijgt ze nog altijd niet. Verder komt ze ook nog met Sophie in een discussie, een medestudente. Sophie praat over Joden alsof ze niets waard zijn en dat betekent het einde van hun contact.
De relatie tussen Simcha en Chaja wordt ondertussen steeds beter. Evenals de verstandhouding tussen mevrouw Kalman en Chaja. Mevrouw Kalman ziet dat het goed gaat met Simcha en dat is toch een beetje haar zorgenkind. Ze is blij dat Chaja hiervoor gezorgd heeft. Hier staat tegenover dat meneer Kalman het allemaal maar niets vindt.
Wanneer Chaja weer met de kinderen naar de eendenvijver is geweest, wil de conciërge in een woede-uitbarsting het handje van Simcha tussen de liftdeur stoppen. Chaja wordt woedend en wil Simcha instinctief beschermen, zodat ze de conciërge wegtrekt en daarbij zijn jas scheurt. Daar wordt de conciërge op zijn beurt zo boos om, dat hij de deur van de flat blokkeert en eist dat ze hem geld geeft voor de jas die ze kapot gemaakt heeft. Dat doet Chaja natuurlijk niet. Ze laat ook niet op haar kop zitten en ze maakt via raam en regenpijp dat ze wegkomt. Van mevrouw Kalman mag ze echter een week niet meer komen. Volgens haar kunnen ze dan allebei even afkoelen.
Chaja zit dagenlang thuis en verveelt zich erg, ze mist Simcha.
Op aanraden van meneer Apfelschnitt gaat ze weer op bezoek bij haar ouders. Juist op dat moment wordt haar vader thuisgebracht door de politie. Hij was aan het graven op particuliere grond en dat is natuurlijk verboden. Zijn koffers heeft hij nog steeds niet gevonden en hij moet de politieagenten beloven dat hij niet opnieuw gaat graven. Op dat moment is het voor hem net alsof de rest van zijn leven zich nutteloos voor hem uitstrekt: hij heeft geen doel meer om achterna te jagen.
Het verslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden