Duitsland vanaf 1871 tot 1945

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Verslag door een scholier
  • 5e klas havo | 8731 woorden
  • 6 februari 2014
  • 53 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
53 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Duitsland (1871-1945)

Duitsland bestond eind 18e eeuw nog niet. Er waren ongeveer 300 onafhankelijke steden, graafschappen, hertogdommen en koninkrijken. Begin 19e eeuw waren er daar nog maar ongeveer 30 van over. Het grootste en belangrijkste koninkrijk was Pruisen. Op 18 januari 1871 werd het Duitse keizerrijk uitgeroepen. Toen kon je het pas echt Duitsland noemen.

Mogendheden                                    = Ook wel grootmachten. Landen die veel macht hebben in de wereld, zoals in die tijd Engeland.

Alliantiepolitiek                              = Bondgenootschap (politiek). Er worden bondgenootschappen gesloten voor een bepaalde strategie.

Overzees imperialisme                = Het innemen van landen of delen land overzee.

Militarisme                                          = Een grote invloed van het leger op de burgerlijke samen-
                                                                        leving.

Totale oorlog                                     = Een oorlog waarbij ook de burgerbevolking betrokken en waarin alles is dienst in gesteld van de oorlogvoering.

Parlementaire democratie        = Vorm van democratie waarbij de burgers via gekozen vertegenwoordigers in het parlement invloed hebben op het beleid.

Republiek van Weimar                 = Duitsland in de periode van 1918/1919 tot 1933.

Conservatieve elite                        = Het machtigste en rijkste deel van de bevolking die wil dat alles blijft zoals het is.

Beurskrach                                          = Belangrijke plotse val van beurskoersen.

NSDAP                                                     = Nationaal Socialistische Duitse Arbeiderspartij. Opgericht door Adolf Hitler.

Propaganda                                         = Ideeën, feiten of beweringen die met opzet zijn verspreid om het ene doel of individu te ondersteunen en het andere te schaden.

Paramilitair machtsvertoon    = Groepen die zich hebben bewapend en gewapende acties uitvoeren, maar niet tot het leger horen.

Rijkskanselier                                   = Duitse minister-president.

Totalitair regime                             = Een systeem waar iedereen wordt gecontroleerd.

Terreur                                                   = georganiseerd geweld om een bepaald doel te bereiken.

Censuur                                                  = Toezicht op kranten, tijdschriften, boeken, radio, toneel en film.

Nazificatie                                             = Term waarmee men de maatregelen aanduidde waarmee de nazi’s Duitsland in een totalitaire dictatuur veranderden.

Arisch ras                                              = Het meest superieure menselijke ras (volgens Hitler).

Politiek van appeasement         = Deze politiek is erop gericht hoe dan ook de vrede te bewaren.

Nationaalsocialisme                      = De ideologie van Hitler. De Duitse afkorting is Nazi. Er horen alleen ariërs in Duitsland. Ze geloven maar in één sterke leider, Hitler.

Genocide                                                = Moord op een heel volk of ras.

Geallieerden                                       = De landen die samen tegen Duitsland, Italië, Japen en hun bondgenoten vochten.

 

Wat betekende de vorming van het Duitse keizerrijk voor het machtsevenwicht tussen de Europese grootmachten, 1871-1918?

 Frankrijk is bang voor de invloed van het Pruisische koningshuis. Frankrijk accepteerde niet dat een familielid van de Pruisische koning op de Spaanse troon terecht zou komen. Dit leidde tot de Frans-Duitse oorlog 1870-1871. Ondanks het bezit van moderne wapens zijn de Fransen niet tegen het Duitse leger opgewassen. De Duitsers winnen snel terrein. Ze verslaan de Fransen in de Elzas Lotharingen en het Franse leger kan niet anders dan zich terugtrekken. Keizer Napoleon III voert zelf een ander Frans leger aan. Hij gaat op weg naar Metz om de Franse troepen daar te hulp te komen. Maar bij Sedan gaat het mis. De Duitsers weten de strategische gelegen heuvels rond Sedan in te nemen. Ze omsingelen de Fransen, die zich terugtrekken in de stad. Uiteindelijk geeft Napoleon de strijd op. Op fort Sedan wordt de witte vlag gehesen, als teken van overgave. De Fransen zijn woedend: de keizer heeft hen in de steek gelaten, het land verraden. Duitsland had de oorlog gewonnen.

Na de Frans-Duitse oorlog werd in Versailles op 18 januari 1871 het Duitse keizerrijk uitgeroepen, en de koning van Pruisen, Wilhelm I, tot keizer gekroond. De onder leiding van Pruisen gevormde staat was een politieke, militaire en door de snelle industrialisatie in de voorgaande decennia, economische grootmacht. Rijkskanselier (de Duitse minister-president) Otto von Bismarck was tevreden met de bestaande grenzen maar zag Duitsland wel als omsingeld door de sterke mogendheden, Rusland en Frankrijk. Deze snellere opkomst van een militaire, economische en politieke macht vonden de buurlanden maar niks. Ze hadden ontzag en angst. Het buitenlandse beleid was daarom gericht op handhaving van het bestaande machtsevenwicht door een alliantiepolitiek à Bondgenootschap (politiek). Er worden bondgenootschappen gesloten voor een bepaalde strategie.

In 1888 sterft Wilhelm I. Zijn zoon Frederik Wilhelm volgt hem op. Hij luidde een nieuw tijdperk in. Duitsland was niet langer tevreden met de bestaande situatie maar wilde een belangrijkere plaats op het wereldtoneel. Deze Duitse Weltpolitik was in eerste instantie gericht op het overzees imperialisme (het innemen van landen of delen van landen over zee). Hierbij stond Groot-Brittannië als koloniale grootmacht tegenover Duitsland. Groot-Brittannië had namelijk veel koloniën en een grote vloot. 
Vanaf 1871 wilde Frankrijk Elzas Lotharingen terug. Hiervoor zocht Frankrijk steun bij Rusland. Ze sloten in 1892 een bondgenootschap. Dit was vreemd, want Rusland was nog lang niet vergeten dat Napoleon in de Franse Revolutie Rusland binnen was gevallen.

In het begin van de 20e eeuw werd de blik meer gericht op het Europese continent. Deze groeiende internationale ambities gingen, tot verontrusting van Groot-Brittannië en Frankrijk, hand in hand met sterke economische groei en toenemend militarisme à Een grote invloed van het leger op de burgerlijke samenleving. Een gevolg hiervan was dat zowel Duitsland als de andere Europese grootmachten steeds meer steun in eigen bondgenootschappen zochten.
Er waren twee bondgenootschappen:

  • De Triple Alliantie à Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Italië.
  • De Triple Entente à Groot-Brittannië, Frankrijk en Rusland.

Een bondgenootschap heeft voordelen en nadelen. Een voordeel is dat je geholpen wordt wanneer je in een oorlog terecht komt, maar het bijkomende nadeel is dat je zelf ook moet helpen als het land waarmee je een bondgenootschap hebt gesloten in een oorlog verzeild raakt.

Op 28 juni 1914 werd Franz-Ferdinand vermoord door Gavrilo Princip.  Deze moord en het opkomende militarisme waren de twee belangrijkste aanleidingen voor de eerste wereldoorlog in 1914. De eerste wereldoorlog was een totale oorlog à Een oorlog waarbij ook de burgerbevolking betrokken is en waarin alles is dienst in gesteld van de oorlogvoering. Deze totale oorlog had ingrijpende gevolgen voor zowel soldaten as het thuisfront.

Het verslag gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

Von Schlieffen was een generaal. Von Schlieffen heeft het von Schlieffen plan bedacht. Hij bedacht dit plan om te voorkomen dat Duitsland op twee plaatsten tegelijk moesten vechten: in het westen tegen Frankrijk en in het oosten tegen Rusland. Als ze dat tegelijk zouden doen, hadden ze aan beide kanten maar een klein leger en zouden ze gelijk worden verslagen.
Het von Schlieffen plan draaide rond snelheid en timing. Duitsland had berekend dat Rusland zes weken nodig zou hebben om het leger klaar te maken om te gaan vechten. Duitsland had maar twee weken nodig om het leger klaar te maken en Frankrijk ook. Von Schlieffen had bedacht om eerst snel Frankrijk aan te vallen. Als Frankrijk dan verslagen is zou heel Duitsland zich op het oosten kunnen richten. Het probleem was alleen wel dat Frankrijk de linie bij Elzas-Lotharingen versterkt had. Daarom had von Schlieffen bedacht de linie bij Elzas-Lotharingen te vermijden en via België naar Parijs te gaan en het Franse leger dan in de rug aan te vallen. Het probleem was dat ze niet hadden verwacht dat België zo hard terug zou vechten. Hierdoor verloor Duitsland tijd en een deel van hun mannen.
Von Schlieffen had wel vertrouwen in zijn plan, maar had ook geadviseerd dat wanneer het zou  mislukken de oorlog ook meteen beëindigd moest worden.

In de herfst van 1918 begon de Novemberrevolutie in Duitsland. Deze revolutie brak uit vanwege onvrede over de Eerste Wereldoorlog, waarin Duitsland al een paar maanden aan de verliezende hand was. De revolutie verspreidde zich na 4 november over heel Duitsland en dreigde uit te groeien tot een burgeroorlog tussen communisten en socialisten en de Duitse regering. Tegelijkertijd werd duidelijk dat Duitsland de oorlog verloren had. Op 9 november 1918 werd de Republiek uitgeroepen en op 11 november 1918 tekende de regering van deze republiek de wapenstilstand. Duitsland tekende het Verdrag van Versailles op 28 juni 1919. In het verdrag stond dat:

  • Duitsland nog maar een klein beroepslegertje mocht hebben.
  • Duitsland geen wapenindustrie meer mocht hebben.
  • Duitsland herstelbetalingen moest afbetalen van 269 miljard euro, te betalen binnen 42 jaar.
  • Duitsland een heel gebied verloor (12.5%) in Europa.
  • Duitsland een republiek werd.

Duitsland was heel erg vernederd door de andere landen, o.a. Frankrijk. Daar waren ze heel erg kwaad om.

Conferentie van Berlijn, 1884-1885

Deze conferentie wordt ook wel de ‘koloniale conferentie van Berlijn’ genoemd. Het was een bijeenkomst van vijftien Europese landen en de Verenigde Staten gehouden in Berlijn in 1884-1885, over de verdeling van Afrika. De staten gaven zichzelf hiermee een legitimering voor de zogenaamde Wedloop om Afrika.

De conferentie van Berlijn vond plaats tussen 15 november 1884 en 26 februari 1885 en alle belangrijke Europese landen waren aanwezig. De conferentie van Berlijn stelde regels op zodat Afrika eerlijk werd verdeeld onder de Europese grootmachten. De conferentie was bijeen geroepen door de Duitse rijkskanselier Bismarck omdat hij van Duitsland een belangrijk land wilde maken. Bovendien zag hij dat dit een mooie gelegenheid was om Frankrijk en Engeland tegen elkaar op te zetten – als Frankrijk en Engeland ruzie zouden krijgen zou dat erg gunstig zijn voor Duitsland. In zo’n 20 jaar was heel Afrika bezet door België (Kongo), Engeland (zuiden en oosten van Afrika), Frankrijk (noorden en westen), Duitsland (Namibië en Kameroen), Italië (Libië), Portugal (Angola, Mozambique) en Spanje (zuiden van Marokko). Maar de verdeling had grote gevolgen voor Afrika.

Afrika bestond voor 1880 uit 10.000 stammen en in 1900 maar uit 40 landen. Van die 40 landen waren er 36 die een bestuur hadden onder leiding van een Europees land.
De Europese handelaren en bedrijven begonnen goud, koper, rubber, ivoor en cacao uit Afrika te halen en er werden goedkope, machinaal vervaardigde kleding verkocht waardoor veel Afrikanen werkloos werden.
Ook werd opnieuw – en dit keer met meer succes, omdat missionarissen en zendelingen dit keer wel gesteund werden door het Europese bestuur – geprobeerd om het christelijke geloof in Afrika te verspreiden. De missionarissen en zendelingen konden tevens beter overleven in de binnenlanden van Afrika door de komst van een geneesmiddel tegen malaria. Deze conferentie kwam er feitelijk op neer dat Afrika verdeeld werd. Het achterland van een kust die in handen was van een Europees land, behoorde daarmee tot de invloedssfeer van dat land.

Zo werd onder meer Kongo toegewezen aan de Belgische koning Leopold II. Hij zou het als kolonie op zeer bloedige wijze voor zijn rubber en persoonlijke rijkdom ontginnen.
Namibië werd als Duits Zuidwest-Afrika toegewezen aan Duitsland. In naam van de Duitse keizer werden vele tienduizenden opstandige leden van de Herero- en Nama-stammen omgebracht tijdens de zogenoemde Namibische genocide.

Na de conferentie waren alleen Liberia, Ethiopië, Oranje Vrijstaat en de Zuid-Afrikaanse Republiek nog onafhankelijk (laatste 2 werden na enkele decennia alsnog veroverd door het Verenigd Koninkrijk). Formeel werd ook de Kongo-Vrijstaat (Etat independant du Congo) een onafhankelijk land. Dit land was echter privé-eigendom van de Belgische koning Leopold II.

Vlootwet, 1898

Keizer Wilhelm drong voortdurend aan dat er een sterke oorlogsvloot gebouwd moest worden. Hij vond een medestander, Alfred von Tirpitz. Hij was sinds 1898 minister van de Marine en eerder chef-staf van het Duitse eskader dat in 1896/1897 het Chinese Kiautschou veroverde. Hierna werd de vlootwet pas een succes.

In 1898 nam de Rijksdag de vlootwet aan, waarmee een budget van 408 miljoen mark werd goedgekeurd voor de bouw van 19 slagschepen, 8 kustpantserschepen, 12 zware en 30 lichte kruisers. In 1900, 1906, 1908 en 1912 volgden telkens nieuwe vlootwetten, waarmee even zovele uitbreidingen van de vloot werden goedgekeurd. Zo werden in 1912 de budgetten verstrekt voor de bouw van nogmaals 41 slagschepen, 20 zware en 40 lichte kruisers.

De Rijksdag stelt ook een vast bedrag vast voor de bouw van drie schepen per jaar, zodat men verzekerd is van een uitbouw van de Duitse vloot.

‘Wereldpolitiek als taak, wereldmacht als doel, een vloot als werktuig’. Dit was een uitspraak van Willem II. Het doel is Duitsland een ‘Platz an der Sonne’ te geven, zowel in het Europese statenstelsel als in de mondiale machtsverhoudingen.Alfred von Tirpitz dacht dat Duitsland met een sterkere vloot uiteindelijk een aantrekkelijker bondgenoot was voor Engeland. Engeland is een eiland en heeft daarom een grote vloot nodig. Als Duitsland een grote vloot zou hebben zou Engeland volgens Tirpitz sneller een bondgenootschap sluiten dan normaal.

 De vloot heeft niet geleid tot meer koloniën, maar wel tot meer vaderlandsliefde. De vloot was meer voor het aanzien, prestige politiek. Zodat de andere landen / grootmachten konden zien dat Duitsland een groot en machtig land was.

Slag bij de Marne, 1914

 De Eerste Slag bij de Marne was een slag in de Eerste Wereldoorlog die werd uitgevochten tussen het Franse en het Duitse leger van 6 september 1914 tot 9 september 1914. Later in de oorlog werd er ook nog een Tweede Slag bij de Marne uitgevochten van 15 tot 18 augustus 1918.

Het Duitse leger rukte vanaf begin augustus 1914 op door België, in grote lijnen volgens het von Schlieffenplan. Aan het eind van augustus waren de geallieerde legers gedwongen tot een terugtocht in de richting van Parijs. Het oorspronkelijke plan van Von Schlieffen voorzag in een brede beweging waarbij een grote troepenmacht door het westen van België en Noord-Frankrijk zou trekken, ten einde westelijk en vervolgens zuidelijk van Parijs en tangbeweging te forceren. De opmars werd flink vertraagd omdat de Belgische tegenstand veel heviger was dan verwacht. Hierdoor namen de problemen rond de bevoorrading toe. Tevens werden Duitse troepen op 26 augustus in allerijl naar het Oostelijk front overgebracht. Hierdoor werd de Duitse troepensterkte aanmerkelijk uitgedund.

Von Kluck, de bevelhebber van het eerste Duitse leger, had bij zijn opmars een voorsprong gekregen op het tweede Duitse leger von Bülow. Hierdoor ontstond een gat tussen beide legers. Von Kluck meende dat de British Expeditionary Force reeds vrijwel verslagen was, niet meer tot vechten in staat was of bereid was en zich in de richting van de zee zou begeven, en meende dat het verantwoord was om, ten einde dit gat te dichten, zijn opmars ten oosten van Parijs te verleggen. Hiermee stelde hij echter zijn flank bloot aan het Britse leger en het zesde Franse leger.

Op 5 september verlegde Von Kluck zijn opmars in westelijke richting nadat hij gemerkt had dat het Britse leger zijn terugtocht gestaakt had, en samen met het zesde Franse leger zijn opmars hervat had. Hierdoor ontstond er een gat tussen zijn leger en het tweede Duitse leger on bevel van Von Bülow, wat tijdig door de geallieerden werd opgemerkt.

De slag begon op 6 september nadat op 5 september de eerste gevechten waren geleverd bij de rivier de Ourcq. Von Kluck kreeg in de avond van 5 september opdracht zich terug te trekken op de rivier de Aisne. Tussen 6 en 8 september slaagden de geallieerde troepen erin de Duitse troepen te verslaan, daarbij geholpen door 6000 man die vanuit Parijs in taxi’s, bussen en vrachtwagens naar het front werden gebracht.

Op instructie van de Duitse opperbevelhebber Von Moltke bezocht de luitenant-kolonel Hentsch de hoofdkwartieren van de diverse Duitse legers teneinde zich persoonlijk van de situatie op de hoogte te stellen. Het beeld dat hem geschetst werd, vooral door Von Bülow, was dat van een te zeer verspreid geraakt leger, dat het risico liep doorsneden te worden, met het gevaar van een omsingeling van een of meer van de Duitse legers. Met name het gat tussen het Eerste en Tweede Duitse leger werd gevuld door de Britse en Franse troepen. Von Bülow besloot, tot op zekere hoogte op eigen gezag, tot terugtrekking van zijn Tweede leger. Het Eerste en derde leger waren daardoor genoodzaakt zich eveneens terug te trekken. Op 10 september bracht Hentsch verslag uit, wat voor Von Moltke aanleiding was om in persoon de hoofdkwartieren van de diverse Duitse legers te bezoeken. Op 11 september beval hij de algehele terugtocht, over het gehele westelijke deel van het front, tot op de rivier de Aisne. Door logistieke problemen konden de Franse troepen hun succesvolle tegenaanval niet volledig uitbuiten. De Duitse troepen slaagden erin zich in te graven, wat het begin vormde van de loopgravenoorlog.

 

Welke factoren leidden tot de ondergang van de Republiek van Weimar, 1919-1933?

De Weimarrepubliek is een benaming voor het Duitsland in de periode van 1918/1919 tot 1933. De republiek was de opvolger van het Duitse Keizerrijk (1871-1918), dat ophield te bestaan toen aan het einde van de Eerste Wereldoorlog de keizer afgezet werd. De naam verwijst naar de stad Weimar, waar de republiek in 1919 haar grondwet kreeg. In de Duitse geschiedenis staat de Weimarrepubliek bekend als de eerste Duitse democratie. De Republiek van Weimar maakte van Duitsland een parlementaire democratie à Vorm van democratie waarbij de burgers via gekozen vertegenwoordigers in het parlement invloed hebben op het beleid. De basis van deze democratie was wankel door de machtsstrijd tussen de democraten en groepen die een einde wilde maken aan de parlementaire democratie, zoals de oude conservatie elite (Het machtigste en rijkste deel van de bevolking die wil dat alles blijft zoals het is), Extreem rechtse groepen en de communisten. Ook de machtige belangenorganisaties van de industriëlen en de boeren waren antidemocratisch. De Weimarrepubliek was dan een parlementaire democratie, maar toch was het niet helemaal democratisch. Het optreden van de rechtelijke macht was bedroevend, de rechtse politici werd hard aangepakt, terwijl de linkse politici ‘schijnstraffen’ kregen. De hele bevolking leefde met het idee dat de Weimarrepubliek een on-Duits, een door de overwinnaars opgelegd product van Versailles was. Nog werden de hogere groepen in de samenleving achtergesteld op de lagere groepen, waar bijvoorbeeld de boeren bij hoorden.

De leiders van de republiek probeerden door middel van een vreedzame politiek (beleid om ernaar te streven landen die elkaars politieke tegenstanders zijn vreedzaam naast elkaar te laten bestaan) weer aanzien te krijgen in Europa. De Duitse bevolking had echter weinig vertrouwen in de Republiek omdat deze verantwoordelijk werd gehouden voor de vernedering door het in 1919 gesloten Verdrag van Versailles en er niet in slaagde de grote politieke en vooral economische problemen op te lossen. Deze problemen versterkten elkaar alleen maar. De herstelbetalingen drukten zwaar op de economie en leidden in 1923 tot een grote crisis, een dieptepunt.
De regering besloot dat ze niet langer de herstelbetalingen zouden betalen (de betalingen aan de overwinnaars van de eerste wereldoorlog, o.a. Frankrijk). Frankrijk bezette toen het Ruhrgebied om zo Duitsland te dwingen te om te betalen. Er kwam toen een algemene staking, de Ruhrstaking, waarbij de stakers financiële steun kregen van de regering. De inflatie wordt nu versneld, het economisch herstel wordt in gevaar gebracht en de ontevredenheid leeft weer op. Frankrijk was vastbesloten in te grijpen en vindt daartoe een aanleiding. Frankrijk stelt Duitsland in gebreke bij het leveren van de hout- en steenkoolquota. De gevolgen van de inflatie waren groot. Het viel niet mee het economisch leven weer op gang te brengen. De gebiedsafstand betreft rijke industrie- en landbouwgebieden. Duitsland verliest 75% van zijn ijzererts, 30% van de productiecapaciteit voor gietijzer en 25 % van staal en steenkool. Dan hadden ze ook nog de herstelbetalingen. Ook de oorlogskosten waren zeer hoog, zo’n 164 miljard. Zo’n 60% daarvan is door een aantal leningen veroorzaakt en de overige 40% komt door de aanmaak van bankbiljetten . Duitsland zit in grote schulden. De voornaamste slachtoffers vindt men onder de kleine burgerij en de middengroepen, die grotendeels vaste inkomens hebben.

Mede door hulp van de Verenigde Staten begon een voorzichtig economisch herstel en konden tussen 1924 en 1929 redelijk stabiele regeringen worden gevormd. Deze tijd was een herstelperiode van de Weimarrepubliek. In 1924 gaat het Dawesplan van start, waarbij jaarlijkse betaalplicht van Duitsland wordt verminderd en er veel leningen met de Verenigde Staten worden gesloten.

De Amerikaanse Beurskrach van 1929 legde de zwakte van de Duitse economie bloot. De Beurskrach begon in de Verenigde Staten en eindigde in de grote depressie. Duitsland raakte in een diepe crisis, die fataal zal zijn voor de republiek. De gevolgen van de economische wereldcrisis nemen in Duitsland al gauw zorgwekkende vormen aan. Het parlementair stelsel  maakt plaats voor een presidentieel stelsel, terwijl de extremisten, vooral de nazi’s, goede verkiezingssuccessen behalen en aanstalten maken om de republiek de genadeklap toe te brengen. Duitsland leed vooral onder de economische wereldcrisis omdat de Verenigde Staten haar leningen weer opvroeg. De regering voerde een deflatiepolitiek in. Om de mark te beschermen moeten overheidsuitgaven omlaag.

Van de ontstane politieke instabiliteit profiteerden de nationaalsocialistische partij, de NSDAP (Nationaal Socialistische Duitse Arbeiderspartij), onder leiding van Adolf Hitler en de communistische partij, KPD (Kommunistische Partei Deutschlands). Mede door het redenaarstalent (iemand die goed kan spreken, een redenaar) van Hitler, grootscheepse propaganda (Ideeën, feiten of beweringen die met opzet zijn verspreid om het ene doel of individu te ondersteunen en het andere te schaden) en paramilitair machtsvertoon (Groepen die zich hebben bewapend en gewapende acties uitvoeren, maar niet tot het leger horen), groeide de NSDAP uit tot een massapartij. Het Duitse volk werd een aantal dingen beloofd:

  • Economisch herstel
  • Verwerping van het Verdrag van Versailles
  • Een sterk leiderschap

Hierdoor zou Duitsland weer de plaats op het wereldtoneel krijgen waar het, volgens Hitler, recht op had. De NSDAP won de verkiezingen en met steun van de conservatieve elite (Het machtigste en rijkste deel van de bevolking die wil dat alles blijft zoals het is) werd Hitler in 1933 rijkskanselier (minister-president). Vlak na zijn aantreden begon hij met de opbouw van een totalitair regime à Een systeem waar iedereen wordt gecontroleerd. Met noodverordening werd het parlement buiten spel gezet en kwam de Republiek van Weimar ten einde.

Spartakus-opstand, 1919

De overgang van keizerrijk naar republiek verliep zeer rumoerig. Duitsland had de oorlog verloren en was het toneel van grote sociale onrusten. Als gevolg daarvan ontstond er in de jaren 1918 en 1919 een onoverbrugbare kloof tussen sociaaldemocraten en communisten.

De Spartakus-opstand was een opstand geïnspireerd door de Duitse Communistische partij in januari 1919. Deze opstand volgde na, of was een onderdeel van de Novemberrevolutie. De Spartakusbond probeerde in samenwerking met de USPD en de linkse revolutionairen tevergeefs in Berlijn de macht te grijpen en daar een radenrepubliek te stichten. De opstand leidde tot algemene onrust waarop algemene stakingen uitbraken.

De communistische Spartakus-opstand in Berlijn werd in januari 1919 bloedig neergeslagen door het leger. Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg, de bekendste leiders van de Spartakisten, werden op 15 januari door rechts-nationalistische vrijkorpsleden vermoord. Het lichaam van Luxemburg werd teruggevonden in het Landswehr Kanal in Berlijn, Liebknecht werd anoniem in een mortuarium achtergelaten.

Het neerslaan van de Spartakus-opstand zou de verhoudingen tussen de communisten en de sociaaldemocraten blijvend belasten: een toekomstige samenwerking was niet meer mogelijk. Enerzijds koesterden de sociaaldemocraten grote argwaan jegens de communisten vanwege de Russische revolutie en een gevreesde internationale communistische beweging. Ze waren bang voor chaos en destructie. Anderzijds waren de communisten woedend over de neergeslagen opstand en het zogenaamde 'sociaaldemocratische verraad'.

De Weimarrepubliek moest de touwtjes terug in handen nemen en wilde de stakingen neerslaan met behulp van het leger. Duitsland vroeg goedkeuring aan Engeland en Frankrijk om troepen naar het Ruhrgebied te sturen (dit was na het Verdrag van Versailles gedemilitariseerd). Engeland stemde toe, Frankrijk niet. Hierop zond men toch troepen het Ruhrgebied in waarop Frankrijk de Rijnzone bezette. Frankrijk werd hierbij kort maar daadwerkelijk geholpen door België als gevolg van een Frans-Belgisch militair akkoord afgesloten in 1920.  

Dawesplan, 1924

Het Dawesplan (vernoemd naar het Dawescomité, onder voorzitterschap van Charles G. Dawes) was een poging van de geallieerden om oorlogsherstelbetalingen af te dwingen van Duitsland nadat het land in de Eerste Wereldoorlog was verslagen. Toen na 5 jaar het plan niet naar verwachting werkte werd het afgeblazen en vervangen door het Youngplan.

Het Dawesplan was een overeenkomst tot herstelbetalingen van Duitsland aan de geallieerde landen als genoegdoening voor de door de Duitsers aangerichte schade in de Eerste Wereldoorlog.

Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog kwamen de geallieerden in het verdrag van Versailles met een plan voor herstelbetalingen door Duitsland. De grootte van deze betalingen bleek te veel om door de tanende Duitse economie opgebracht te kunnen worden. In 1923 besloot Duitsland de herstelbetalingen stop te zetten omdat het een te grote belasting was voor de nationale economie. Als reactie hier op bezetten Franse en Belgische troepen het industriële Ruhrgebied binnen de landsgrenzen van Duitsland. Deze bezetting van het centrum van de Duitse steenkolen- en staalindustrie dreef de Duitsers tot grote woede, als 'passieve tegenaanval' beloofde de Duitse regering stakers uit te betalen. Dit legde een zware last op de Duitse economie en zorgde voor een enorme geldontwaarding dat jaar.

Om gelijktijdig de gespannen situatie te verlichten en de kansen tot herstelbetalingen van Duitsland te vergroten werd aan Charles G. Dawes gevraagd een plan op te stellen waarin beide partijen zich konden vinden. Het Dawes comité bestond uit ieder twee vertegenwoordigers van België, Frankrijk, Engeland, Italië en de Verenigde Staten en had als opdracht gekregen een oplossing te vinden die Duitsland er toe zou bewegen over te gaan tot herstelbetalingen ter waarde van 132 miljard goudmark. De hoofdpunten van het Dawesplan waren:

  1. Geallieerde troepen moesten het Ruhrgebied verlaten.
  2. Herstelbetaling zou aanvangen met een bedrag van 1 miljard in het 1e jaar en daarna oplopen tot 2,5 miljard per jaar in het 4e jaar.
  3. De Duitse Centrale Bank zou worden gereorganiseerd onder geallieerd toezicht.
  4. Buitenlandse leningen aan Duitsland (voornamelijk afkomstig uit de Verenigde Staten) zouden mogelijk worden.
  5. Duitsland zou de herstelbetalingen financieren uit de opbrengsten van een aantal nieuwe belastingen.

Het plan werd geaccepteerd door de Duitsers en de geallieerden en trad in werking in september 1924. Hoewel het Duitse zakenleven het plan oppakte en spoedig tot herstelbetalingen overging bleek al snel dat Duitsland de enorme jaarlijkse betaling niet kon volhouden. Duitsland staakte uiteindelijk na 5 jaar de herstelbetalingen wegens grote negatieve gevolgen voor de nationale economie en geldontwaarding. Als gevolg hiervan werd het Youngplan in 1929 van kracht.

Rijksdagbrand, 1933

Het Rijksdaggebouw werd in 1894 in gebruik genomen en tot de brand in 1933 zetelde hier de Rijksdag, het Duitse parlement. In 1933 was Hitler in Duitsland aan de macht gekomen. Hij was een fel tegenstander van het communisme en had tijdens besprekingen met de Rijksdag in januari 1933 al meerdere conflicten gehad met het parlement en de communistisch-socialistische oppositie.

Nog geen maand later, op maandagavond 27 februari 1933, ontdekten bewakers meerdere kleine brandhaarden op verschillende plaatsen in het Rijksdaggebouw. De brandweer werd onmiddellijk ingeschakeld. Hitler, die op dat moment aan het diner zat met Joseph Goebbels en zijn vrouw, werd opgebeld en haastte zich naar het gebouw. Rijksmaarschalk Hermann Göring werd ondertussen ook ingelicht en was snel ter plaatse. Hij schreeuwde dat dit het begin van een communistische revolutie was. Kort daarop arriveerde de eerste politieauto. In het brandende gebouw troffen de toegesnelde agenten een jonge man aan die met een ontbloot bovenlijf rondrende tussen het brandende meubilair.

De agenten arresteerden de man en namen hem mee naar het politiebureau. Daar bleek dat de agenten de jonge Nederlandse communist Marinus van der Lubbe hadden opgepakt. Volgens rechercheur Walter Zirpins, die het eerste verhoor afnam, kwam Van der Lubbe over als een intelligent persoon: “Hij sprak goed Duits. Toen we een Nederlandse tolk wilden halen, was hij beledigd en zei: ‘Ik kan even goed Duits als u!’”. Van der Lubbe deed zijn verhaal en gaf aan vanuit zijn communistische overtuiging gehandeld te hebben. Toen het proces-verbaal na drie uur klaar was, ondertekende Van der Lubbe elk van de meer dan 50 opgestelde pagina’s afzonderlijk.

Naast Van der Lubbe werden nog drie Bulgaren en een Duitse communist gearresteerd. De processen tegen hen en tegen Van der Lubbe liepen voor de Nazi’s uit op een fiasco. Göring was aanwezig bij de processen maar maakte zichzelf met zijn geschreeuw alleen maar belachelijk. Op Van der Lubbe na werd iedereen vrijgesproken. Van der Lubbe was vermoedelijk teleurgesteld in de gevolgen van zijn daad, hield vast aan zijn motief en verdedigde zich nauwelijks. Uiteindelijk werd Van der Lubbe ter dood veroordeeld en op 10 januari 1934 onthoofd.

Welke gevolgen had het nationaalsocialisme voor Duitsland en Europa, 1933-1945?

Onder leiding van Hitler werd met terreur (georganiseerd geweld om een bepaald doel te bereiken), censuur (Toezicht op kranten, tijdschriften, boeken, radio, toneel en film) en Goebbels’ propaganda de Duitse samenleving genazificeerd. Paul Joseph Goebbels was een Duits politicus en publicist. Hij was de minister van propaganda in nazi-Duitsland. Nazificatie is een term waarmee men de maatregelen aanduidde waarmee de nazi’s Duitsland in een totalitaire dictatuur veranderden.

Mede door het economisch herstel en de verwerping van het verdrag van Versailles in 1933, kregen de nazi’s veel steun van de bevolking. Tot de eerste slachtoffers behoorden politieke tegenstanders van het regime, als snel gevolgd door degenen die vanwege ras, fysieke eigenschappen (bvb. Gehandicapten),  seksuele geaardheid of anderszins evenmin pasten in de Duitse ‘Volksgemeinschaft’.

Hitler had een aantal doelstellingen:

  • Doel van de buitenlandse politiek: Duitsland wereldmacht.
  • Frankrijk vernietigen / vernederen.
  • Lebensraum (= levensruimte).
  • Heim ins Reich: Alle Duits sprekende volkeren in één rijk verenigen.
  • Tegenstanders van Duitsland moeten DOOD!

In zijn buitenlandse politiek richtte Hitler zich aanvankelijk op de aansluiting van Duitstalige gebieden, bijvoorbeeld zijn geboorteland, Oostenrijk. Oostenrijk was ook een Duitstalig land. In 1938 viel Duitsland Oostenrijk binnen en in 1939 viel Duitsland Tsjechië binnen.

Hitler streefde uiteindelijk naar een totale etnische herschikking van Europa waarin het Arische ras moest overheersen. Het Arische ras was de perfecte mens volgens Hitler. Ze spraken allemaal Duits. Groot-Brittannië probeerde met de politiek van appeasement oorlog te voorkomen. Deze politiek is erop gericht hoe dan ook de vrede te bewaren. Maar toen Hitler, gedekt door de Sovjet-Unie, op 1 september 1939 Polen binnenviel, verklaarden Groot-Brittannië en Frankrijk op 3 september 1939 de oorlog aan Duitsland. De door Duitsland snel veroverde gebieden werden volledig onderworpen aan het nationaalsocialisme (de ideologie van Hitler). Het optreden van de bezetter verschilde aanvankelijk sterk in West- en Oost-Europa. In 1941 viel Duitsland de Sovjet-Unie binnen. Dit verbond het radicaal anticommunisme van de nazi’s met hun racistisch wereldbeeld en leidde tot vernietiging op grote schaal. Tijdens deze aanval begon de genocide op de Joden in onderworpen gebieden. De Joden vielen onder de üntermenschen. Untermenschen waren mensen die niet in de Duitse samenleving hoorden, waaronder dus ook de Joden. Hitler gaf de Joden de schuld van wat er ooit fout was gegaan in de Duitse geschiedenis. De Joden die in Duitsland woonden werden langzaam de grond in getrapt:

  • 1940 à Joden uit de overheidsdienst werden geregistreerd en vervolgens ontslagen. Alle ambtenaren tekenden de niet-Jood verklaring.
  • Iedereen moest een persoonsbewijs hebben. Als je Joods was kwam er de letter ‘J’ in te staan.
  • De gele Jodenster werd verplicht voor alle Joden.
  • In Nederland werden alle Joden afgevoerd naar Westerbork en andere doorvoerkampen. Vanuit die doorvoerkampen naar alle mogelijke concentratiekampen. Vanaf Westerbork vooral naar Dachau. Een ander concentratiekamp was Auschwitz.

In deze concentratiekampen werden de Joden en andere ‘üntermenschen’ aan het werk gezet en kregen bijna geen eten. Vaak werden hele groepen mensen vergast in de gaskamers.

De ommekeer aan het Oostfront vond plaats na de door Duitsland verloren Slag bij Stalingrad. In de winter van 1941 lukte het de Duitsers niet om de Russische hoofdstad Moskou te veroveren. In plaats van een nieuw offensief tegen Moskou koos Adolf Hitler er echter voor om zich te richten op de rijke olievelden van de Kaukasus. De nazileider splitste daarom zijn legergroep Zuid in twee delen, waarbij de hoofdmacht naar het zuiden richting Baku trok, en het zesde leger de opdracht kreeg Stalingrad te veroveren. Stalingrad was om twee redenen interessant voor Hitler. Ten eerste was de stad een belangrijk transportknooppunt en industrieel centrum voor het zuiden van de Sovjet-Unie, dat bij verovering van grote dienst zou kunnen zijn voor de Duitsers. Een tweede belangrijke overweging om Stalingrad in te nemen was de prestigestrijd die woedde tussen Hitler en Josef Stalin. Het verlies van ‘de stad van Stalin’ zou een enorme dreun betekenen voor het moreel van de Sovjets en een grote overwinning voor de nazi’s. De Slag om Stalingrad ontbrandde half juli 1942 nadat Duitse Stuka duikbommenwerpers een groot aantal aanvallen uitvoerden op de stad. Hoewel de Sovjets enorme hoeveelheden graan en vee uit Stalingrad hadden geëvacueerd had Stalin besloten om de inwoners van de stad niet allemaal weg te halen. Hij was er namelijk van overtuigd dat zijn soldaten meer gemotiveerd zouden zijn als zij een ‘levende stad’ moesten verdedigen. De eerste Duitse bombardementen leidden dan ook tot een groot aantal burgerslachtoffers en eind augustus was Stalingrad veranderd in een grote hoop puin. Bij Stalingrad kwam er een einde aan de Duitse opmars en vanaf februari 1943 zagen de Duitsers zich genoodzaakt zich steeds verder terug te trekken uit de Sovjet-Unie.

In juni 1944 bereikten de geallieerden de definitieve doorbraak in het westen. Gezamenlijk trokken de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie en Groot-Brittannië op tegen Duitsland. 1 mei 1945 werd Berlijn ingenomen door de Russen. Hier eindigde de totale oorlog met een totale nederlaag voor Duitsland. De toekomst van Duitsland lag nu in handen van de geallieerden.

Stappen op weg naar de oorlog

  • 1933 à Hitler komt aan de macht.
  • 1935 à De Neurenberger wetten worden ingevoerd (anti Joodse wetten).
    •  Hitler voert de dienstplicht in.  
  • 1936 à Hitler bezet het Rijnland.
  • 1938 à De Duitse troepen trekken Oostenrijk binnen.
    • Hitler bezet het Sudetenland
    •   Er werd ook vergaderd over Tsjechië in de conferentie van München.
  • 1939 à Duitsland bezet heel Tsjechië.
    •   In Maart garanderen Engeland en Frankrijk de Poolse onafhankelijkheid.
    • Op 1 augustus wordt het Molotov vonribben troppact gesloten (= een pact tussen Duitsland en Rusland).
    •   Op 1 september valt Duitsland Polen binnen. Op 3 september verklaren Engeland en Frankrijk de oorlog aan Duitsland.
  • 10 mei 1940à Duitsland valt Frankrijk, Nederland en België binnen.
    • Op 14 mei geeft Nederland zich over aan Duitsland.
    • Op 26 mei geeft België zich over aan Duitsland
    • Op 22 juni geeft Frankrijk zich over aan Duitsland.

Keerpunten in de tweede wereldoorlog

  • 1940 à Battle of Britain (Hitler probeert Engeland te veroveren maar het mislukt dankzij de RAF.
  • 1941 à 7 december Pearl Harbour
    • Hitler verklaart de oorlog aan de Verenigde staten     
    • Het gaat niet goed met de Sovjet Unie
    • In juni valt Hitler de Sovjet Unie binnen met 3 miljoen man.
  • 1943 à In februari was de slag om Stalingrad
  • 1944 à In juni was D-day, grote aanval op de geallieerden en er was een aanslag op Hitler.
  • 1945 à In april pleegt Hitler zelfmoord, in mei geeft Duitsland zich over.

Instelling rijkscultuurkamer, 1933

De Rijkscultuurkamer was een Organisatie in het Derde Rijk waarvan ieder die werkzaam was bij de media of de kunst lid moest zijn. Goebbels had deze ingesteld.

De Rijkscultuurkamer had zijn hoofdkwartier in Berlijn. Terwijl het bestuur samen met het Rijk Ministerie van Openbare Verlichting en Propaganda op William plein was gehuisvest 8/9, de overige kamers en verenigingen verspreid over vele officiële kantoren in de stad.

De belangrijkste doelstelling van de Rijkscultuurkamer was de staat organisatie en het toezicht op controle van de cultuur. Ook diende de rijkscultuurkamer de gelijkschakeling van de cultuur op alle gebieden van de samenleving te beheersen. Als iemand geen bewijs had van Arische afkomst werd men niet opgenomen of, indien men al behoorde tot een kamer, gelijk uitgesloten.

In 1936 werd moderne kunst verboden en vele kunstwerken werden verwijderd uit musea. Verschillende kunstwerken waren in 1937 in de ‘gedegenereerde kunsttentoonstellingen’ in München getoond en vervolgens gedeeltelijk vernietigd of verkocht in het buitenland.
Op 18 juli 1937 was in München het huis van de Duitse kunst geopend om de mensen van de Duitse kunst dichterbij te brengen. Goede kunst in de zin van de nazi’s werd gedefinieerd als gezond en het karakter van de bijen. ‘Bloed en boden, afgekort Blubo, was een doelstelling van het nationaalsocialisme.

De voorzitter nam Goebbels zichzelf als president. De Rijkscultuurkamer werd onderverdeeld in zeven afzonderlijke ruimten:

Hinkel kondigde op 15 november 1935 een vaststelling aan van een rijk cultuur senaat met mensen die een uitstekende bijdrage aan het culturele leven had gemaakt.

 

Ingebruikname concentratiekamp Dachau, 1933

Concentratiekamp Dachau werd op 30 maart 1933 opgericht op enkele kilometers ten noorden van München. Het kamp werd gebouwd uit nood voor alle politieke gevangen die her en der verspreid zaten in kleinere kampen. Heinrich Himmler kondigde op 20 maart 1933 publiekelijk de oprichting van kamp Dachau aan. Het diende in de jaren na de bouw als prototype voor latere kampen.

Op 30 maart 1933 maakt Himmler op een persconferentie de oprichting van het concentratiekamp Dachau bekend. Bericht in de Münchener Neuesten Nachrichten: "Een concentratiekamp voor politieke gevangenen bij Dachau. In dit kamp, met een capaciteit van 5.000 personen, zullen alle communisten en socialisten die de veiligheid van de staat in gevaar brengen, worden samengebracht."

Op 26 juni treedt Theodor Eicke aan als de nieuwe SS-commandant van Dachau. Zijn eerste daad is een drastische verscherping van de maatregelen tegen de gevangenen. Toegeeflijkheid is zwakte, is zijn motto.
Er worden vreselijke straffen ingevoerd. Naast het "paalbinden" worden de stokslagen ingevoerd, onmenselijke ranselpartijen die zelfs de dood of invaliditeit tot gevolg kunnen hebben. Het paalbinden of boomhangen is een verfijnde marteling; de gevangenen worden met de op de rug samengebonden handen aan een boom opgehangen. Als zij zo een aantal uren hebben gehangen zijn ze vaak voor het leven mismaakt.
In de tijd die nu volgt wordt Dachau steeds gewelddadiger; het kamp krijgt de bijnaam Schule der Gewalt. Deze School van het Geweld heeft model gestaan voor alle andere concentratiekampen; alles wat zich daar heeft afgespeeld is in deze begintijd in Dachau bedacht. In 1938 komen de eerste buitenlanders; Oostenrijkse en Tsjechische communisten die direct na de annexatie van hun land worden opgepakt.

Er waren de laatste jaren slechts weinig joden in Dachau; de meesten waren al afgevoerd naar de vernietigingskampen in Polen. Maar eind 1944 werden er tienduizenden joden uit Auschwitz naar twee grote buitencommando's van Dachau gebracht, Kaufering en Mühldorf, waar ze te werk werden gesteld bij de bouw van ondergrondse vliegtuigfabrieken.
Heel sterk gold hier het adagium Vernietiging door Arbeid. 0nder mensonterende omstandigheden werden hier enkele tienduizenden in de dood gedreven.

Onder de honderdduizenden Europeanen die in het concentratiekamp Dachau gevangen hebben gezeten bevonden zich ook ruim tweeduizend Nederlanders. Het waren in meerderheid verzetsmensen die zich hadden ingezet voor de bevrijding van hun land van de Duitse bezetter.

Neurenberger wetten, 1935

De Neurenberger wetten worden ook wel de rassenwetten genoemd. Op 15 september 1935 werden de Neurenberger wetten afgekondigd door het Duitse parlement in Neurenberg, Deze wetten werden de wettelijke basis voor de racistische anti-Joodse politiek in Duitsland. De acht jaar erna werden nog dertien bijkomende verordeningen toegevoegd. Deze hielden de eerste officiële definitie in van wie als Jood moest worden beschouwd en wie als Ariër. En stootten de Joden systematisch uit het Duitse openbare leven. Joden met drie of vier Joodse grootouders werden beschouwd als volbloedjoden.

Er waren twee Neurenberger wetten:

  • Rijks Burger wet. Deze wet bepaalde dat alleen Ariërs burger van het Rijk konden zijn. Daardoor werden de Joden van hun politieke rechten beroofd en werden zij gereduceerd van het Reichsbürger (Ariërs) tot Staatsangehörige (mensen zonder burgerrechten).
  • Wet ter Bescherming van Duits bloed en Duitse eer. Deze wet verbood huwelijken en seksuele relaties tussen Duitsers en Joden; Het in dienst nemen van Duitse vrouwen onder de 45 jaar in Joodse huishoudens, en het voeren van de Duitse vlag door Joden.

In de eerste anti-Joodse wetgeving werden nog uitzonderingen gemaakt voor Joodse veteranen van de eerste wereldoorlog die voor het uitbreken van de oorlog in 1914 voor de regering hadden gewerkt. De wetten verklaarden deze uitzonderingen onwettig; Joodse oorlogshelden moesten net zo slecht worden behandeld als alle andere Duitse Joden.

In de zomer van 1935 waren dergelijke wetten dringend nodig geworden. De NSDAP had geen duidelijk beleid ten opzichte van de status van de Joden in Duitsland en de partijleiders en rijksambtenaren verschilden met elkaar van mening over de Joodse kwestie. Er waren anti-Joodse rellen uitgebroken, de partij en de mensen eisten enige duidelijkheid en Hitler voelde zich gedwongen een antwoord te geven over deze zaak.

De Neurenberger wetten kalmeerden de nazi-functionarissen die gevraagd hadden om de strenge anti-Joodse uitlatingen in het partijprogramma. De Neurenberger Wetten voorzagen niet alleen in een legale uitvoering van de wet door het uitsluiten van de Joden van de belangrijkste stroming van de Duitse cultuur, maar gaven de NSDAP ook een aannemelijke verklaring voor de antisemitistische rellen en arrestaties die de afgelopen maanden hadden plaatsgevonden.

Conferentie van München, 1938

Het Verdrag van München is een verdrag tussen Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Italië over de toekomst van Tsjecho-Slowakije. Het verdrag werd afgesloten op 30 september 1938 op de Conferentie van München waarbij Tsjecho-Slowakije zelf niet aanwezig was.

Met het verdrag werd de agressieve annexatie (het landen innemen door eigen rijk groter te maken) door de Duitse dictator Adolf Hitler van het Tsjechische Sudetenland door de ‘grote mogendheden’ geaccepteerd. Het verdrag moest de vrede in Europa garanderen, het verdrag werd door premier Neville Chamberlain van het Verenigd Koninkrijk aangeduid met ‘Peace for our time’. Chamberlain verwachtte dat met Sudetenland de annexatiehonger van Hitler gestild zou zijn, niets bleek minder waar. Nog geen jaar later viel Duitsland Polen binnen, waarmee het startschot van de Tweede Wereldoorlog gegeven was.

De Franse premier Daladier was realistischer dan Chamberlain. Daladier had zich al direct verzet tegen het verdrag, hij meende dat Hitler niet zou stoppen bij Sudetenland. Daladier zei tijdens een bijeenkomst met de Engelse regering medio 1938 dat Hitlers echte doel niet het annexeren van Duitstalige gebieden was, maar het domineren van Europa. Bij de ambities van Hitler staken de ambities van Napoleon bleek af, aldus Daladier. Daladier was niet enthousiast over het Verdrag van München, in aanloop naar het verdrag zei Daladier: “Nu is Tsjecho-Slowakije aan de beurt, morgen zullen het Polen en Roemenië zijn. Als Duitsland de grondstoffen en het geld heeft dat ze nodig denken te hebben, zullen ze naar het Westen trekken. We moeten er alles aan doen om oorlog te voorkomen, maar dat kan alleen als Engeland en Frankrijk samenwerken en beide landen de onafhankelijkheid van Tsjecho-Slowakije beschermen. Als we dat niet doen, dan storten we onszelf uiteindelijk in een oorlog die we uit alle macht proberen te voorkomen.” Daladier werd door de Britten en zijn eigen regering overgehaald toch mee te gaan met Engeland en het verdrag te ondertekenen. De Franse regering stelde dat Frankrijk niet beschikte over de financiële middelen om een oorlog te voeren, bovendien waren de Fransen nog niet bekomen van het bloedbad tijdens de Eerste Wereldoorlog. Daladier vond dat hij de Tsjechen liet vallen en ondertekende het verdrag onder druk en zeer tegen zijn zin. In Parijs verwachtte Daladier een woedende menigte, omdat hij de afspraak tussen Tsjecho-Slowakije en Frankrijk geschonden had. Het tegendeel was het geval: in Parijs werd hij toegejuicht. Tijdens zijn ontvangst schijnt hij in vertrouwen zijn metgezellen te hebben toegefluisterd: “De idioten. Ze beseffen niet waar ze voor juichen”.

Mussolini keerde opgelucht terug naar Rome. Zijn imago was erop vooruitgegaan omdat hij de ‘succesvolle’ conferentie had voorgesteld, en met een beetje geluk zou de oorlog nog een paar jaar uitblijven. Mussolini wenste eigenlijk geen oorlog, althans niet voor 1943.

Hitler bezette inderdaad het Sudetenland, maar hield zich niet koest. Beneš trad af, deels omdat hij niet meer over een aangevreten republiek wilde regeren, deels omdat men hem naar het leven stond. De oude rechter Dr. Emil Hácha werd tot president benoemd, een zwakke en verlegen man. Ook werd het land op Duits en Hongaars aandringen omgevormd tot een soort federatie, bestaand uit Tsjechië, Slowakije en Roethenië. De Slowaken, Hongaren en Roethenen zetten alles op alles om de autonomie van Praag in te perken, hierbij gesteund door Berlijn, Boedapest en Warschau. De Polen schenen onvoldoende te beseffen dat ze zelf wel eens de volgenden zouden kunnen zijn. Sterker nog: ze maakten van de zwakte van Tsjecho-Slowakije gebruik en veroverden het betwiste Teschen. Ook Hongarije maakt gebruik van dezelfde zwakte en bezette een deel van de grensgebieden met Tsjecho-Slowakije en Subkarpatisch Roethenië, beide gebieden kenden een Hongaarse minderheid.

Hitler bezette inderdaad het Sudetenland, maar hield zich niet koest. Beneš trad af, deels omdat hij niet meer over een aangevreten republiek wilde regeren, deels omdat men hem naar het leven stond. De oude rechter Dr. Emil Hácha werd tot president benoemd, een zwakke en verlegen man. Ook werd het land op Duits en Hongaars aandringen omgevormd tot een soort federatie, bestaand uit Tsjechië, Slowakije en Roethenië. De Slowaken, Hongaren en Roethenen zetten alles op alles om de autonomie van Praag in te perken, hierbij gesteund door Berlijn, Boedapest en Warschau. De Polen schenen onvoldoende te beseffen dat ze zelf wel eens de volgenden zouden kunnen zijn. Sterker nog: ze maakten van de zwakte van Tsjecho-Slowakije gebruik en veroverden het betwiste Teschen. Ook Hongarije maakt gebruik van dezelfde zwakte en bezette een deel van de grensgebieden met Tsjecho-Slowakije en Subkarpatisch Roethenië, beide gebieden kenden een Hongaarse minderheid.

Op 15 maart 1939 bezette Duitsland de rest van Tsjechië, waardoor het Protectoraat Bohemen en Moravië ontstond, terwijl het een dag tevoren Slowakije tot de status van vazalstaat van Duitsland dwong. Met deze stap overschreed Duitsland de grenzen van zijn Groot-Duitse ruimte naar het gebied van de ‘Lebensraum’. Frankrijk en Engeland konden weinig uitrichten, omdat zij zelf de basis voor de liquidatie met het Verdrag van München hadden geschapen. Dit schandaal kostte Chamberlain evenwel nog niet de kop. Zelfs het uitbreken van de oorlog in september 1939 leidde nog niet tot zijn aftreden. Hij werd pas opgevolgd door Winston Churchill als Brits premier na de Duitse aanval op Frankrijk en de Beneluxlanden op 10 mei 1940.

Wannseeconferentie, 1942

Op een door de nazi-top belegde bijeenkomst in het gastenhuis van de Sicherheitspolizei aan de Wannsee (een lommerrijk meer aan de rand van Berlijn) werd op 20 januari 1942 de Endlösung (definitieve ‘oplossing’) van wat genoemd werd ‘het Joodse vraagstuk’ besproken. De bijeenkomst stond onder leiding van Reinhard Heydrich en aanwezig waren veertien topfunctionarissen: diverse staatssecretarissen, hoge ambtenaren en een aantal SS-officieren, onder wie Adolf Eichmann. Hitler zelf was afwezig. Alle Joden uit heel Europa zouden zo snel mogelijk naar het Oosten (Polen) moeten worden getransporteerd, aldus Heydrich.

Het aantal Joden zou daar door middel van harde dwangarbeid, vooral in de wegenbouw, moeten worden gedecimeerd. De operatie vereiste dat Europa van West naar Oost moest worden uitgekamd op Joden. Per land werden de details om dit uit te voeren besproken. Deze zogenaamde Wannseeconferentie was een scharnierpunt in het lot van de Joden in alle door de Nazi’s bezette landen. ‘Evacuatie naar het Oosten’ was de formule die moest verbloemen dat het om uitroeiing ging. Het jaar na de Wannseeconferentie werd het zwartste jaar in de Joodse en de  Europese geschiedenis.

Bij de conferentie waren 15 hoge ambtenaren aanwezig. Van het begin af aan werd de conferentie gedomineerd door Reinhard Heydrich, de 'Slager van Praag'. Voor hem stond het vast dat de Joden op efficiënte wijze moesten worden uitgeroeid. Tijdens de conferentie werd de term uitroeien niet daadwerkelijk gebruikt, maar werd er gesproken over 'evacueren'. In de loop van de conferentie werd besproken hoe de Joden zouden moeten worden uitgeroeid. Nadat de nieuwste resultaten waren besproken over het gebruik van het gifgas Zyklon B, werd min of meer besloten dat de Joden zouden worden vergast. Hiertegen kwamen enkele deelnemers echter in opstand. Kritzinger bleef volhouden dat opsluiting van de Joden de juiste oplossing was. Wilhelm Stuckart bepleitte een massale sterilisatie. Josef Bühler, die voor het Generaal-Gouvernement in Polen werkte, schaarde zich achter de vergassing, maar vroeg of eerst de Joden uit het getto van Warschau konden worden vermoord, omdat er daar grote kans was dat er besmettelijke ziekten zouden uitbreken. Bühler was niet bezorgd of de Joden ziek werden, maar hij vreesde voor de gezondheid van de SS'ers. Otto Hofmann tenslotte bepleitte sterilisatie van Joden die uit gemengde huwelijken waren voortgekomen. Uiteindelijk wist Heydrich alle deelnemers over de streep te halen, en men stemde eenstemmig in met de vergassing van en moord op het Joodse volk. Voor besloten werd tot het gebruik van gifgas was in Sachsenhausen vanaf augustus 1941 de nekschotmachine in gebruik, die daar ontwikkeld was omdat het handmatig doden van Joden door de Einsatzgruppen te langzaam ging en te veel mankracht vroeg.

Na de oorlog vond men op het ministerie van Buitenlandse Zaken nog één ongeschonden exemplaar van de notulen; alle overige waren vernietigd. Op deze wijze, en door verklaringen van verdachten, is men redelijk goed op de hoogte van wat er in Wannsee is gebeurd.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.