Boekopdracht havo 3: periode 2 januari 2011
Deel 1: toepassen van de theorie
Opdracht 1. Thema
a) Wat is het onderwerp van het verhaal?
b) Noem 2 motieven in het verhaal.
c) Bepaal met je antwoorden op vraag a en b en de overige punten op blz. 171 (Nieuw Nederlands) het thema van het verhaal. Leg uit waarom dat volgens jou het thema is.
Opdracht 2: Verteller en perspectief
a) Wat voor soort verteller herken je in het verhaal? Kies uit de vertellers die je in periode 1 geleerd hebt. (Nieuw Nederlands, blz. 129) Licht je antwoord toe.
b) Bij wie ligt het perspectief? Ondersteun je antwoord met een voorbeeld uit de tekst. Let op! Het perspectief kan bij meerdere personen liggen, dan is er sprake van perspectiefwisseling. Noem in het laatste geval alle personages waarbij volgens jou het perspectief ligt en vertel hoe en waar het perspectief wisselt.
Opdracht 3: tijd
a) Is het verhaal chronologisch opgebouwd? Leg je antwoord uit.
b) Komen er flashbacks en/of flashforwards in het verhaal voor? Zo ja, geef een voorbeeld.
c) Is er sprake van tijdverdichting en/of tijdvertraging? Waarom wel/niet?
Opdracht 4: mening
Wat vond je van het verhaal? Licht je antwoord toe.
Deel 2: creatieve opdrachten
Kies uit de onderstaande lijst twee creatieve opdrachten.
• Maak een korte strip van (een deel van) het verhaal. Het minimale aantal is 3 plaatjes en het maximale aantal is 6 plaatjes.
• Schrijf een ander einde aan het verhaal. Gebruik wel dezelfde personages e.d. Jouw einde moet het echte einde kunnen vervangen.
• Teken een belangrijke ruimte uit het verhaal op A4-papier.
• Kies een (deel van een) hoofdstuk uit het verhaal dat je saai vond. Kruip in de huid van de schrijver en maak de scène/het hoofdstuk spannend. Gebruik hiervoor de tips op blz. 91 van Nieuw Nederlands.
• Zoek of schrijf een gedicht dat past bij het thema van het verhaal.
Deel 1: toepassen van de theorie
Opdracht 1. Thema
a) Wat is het onderwerp van het verhaal?
b) Noem 2 motieven in het verhaal.
c) Bepaal met je antwoorden op vraag a en b en de overige punten op blz. 171 (Nieuw Nederlands) het thema van het verhaal. Leg uit waarom dat volgens jou het thema is.
Opdracht 2: Verteller en perspectief
a) Wat voor soort verteller herken je in het verhaal? Kies uit de vertellers die je in periode 1 geleerd hebt. (Nieuw Nederlands, blz. 129) Licht je antwoord toe.
b) Bij wie ligt het perspectief? Ondersteun je antwoord met een voorbeeld uit de tekst. Let op! Het perspectief kan bij meerdere personen liggen, dan is er sprake van perspectiefwisseling. Noem in het laatste geval alle personages waarbij volgens jou het perspectief ligt en vertel hoe en waar het perspectief wisselt.
a) Is het verhaal chronologisch opgebouwd? Leg je antwoord uit.
b) Komen er flashbacks en/of flashforwards in het verhaal voor? Zo ja, geef een voorbeeld.
c) Is er sprake van tijdverdichting en/of tijdvertraging? Waarom wel/niet?
Opdracht 4: mening
Wat vond je van het verhaal? Licht je antwoord toe.
Deel 2: creatieve opdrachten
Kies uit de onderstaande lijst twee creatieve opdrachten.
• Maak een korte strip van (een deel van) het verhaal. Het minimale aantal is 3 plaatjes en het maximale aantal is 6 plaatjes.
• Schrijf een ander einde aan het verhaal. Gebruik wel dezelfde personages e.d. Jouw einde moet het echte einde kunnen vervangen.
• Teken een belangrijke ruimte uit het verhaal op A4-papier.
• Kies een (deel van een) hoofdstuk uit het verhaal dat je saai vond. Kruip in de huid van de schrijver en maak de scène/het hoofdstuk spannend. Gebruik hiervoor de tips op blz. 91 van Nieuw Nederlands.
• Zoek of schrijf een gedicht dat past bij het thema van het verhaal.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
J.
J.
ja goed hoor ik ben nu bezig met mijn boekverslag
ik ben pas bij pagina 66 van de 115 cheezzzzzzzzzzzzz
13 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
scholieren is goed maar moet ook een voorbeeld geven van een boekverslag
12 jaar geleden
AntwoordenK.
K.
ik snap er geen bal van....
12 jaar geleden
AntwoordenR.
R.
-.- niet nuttig
10 jaar geleden
Antwoorden