Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Straffen op school

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Spreekbeurt door een scholier
  • 2e klas vwo | 6039 woorden
  • 26 juli 2004
  • 130 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
130 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Een van de eerste dingen die je leert in de vaderlandse geschiedenisles: Karel de Grote bevordert in de middeleeuwen als eerste vorst een structurele opzet van het onderwijs. Dat deed hij waarschijnlijk omdat hij schrijvers en ambtenaren nodig had om zijn rijk administratief te organiseren. Tevens introduceerde hij, soms met harde hand. in zijn hele rijk en in de wingewesten het christendom. Christelijke zendelingen uit Ierland en Engeland verzorgden het onderwijs. In Maastricht, Utrecht, Aken, Keulen, Nijmegen, Munster en Luik ontstonden scholen, verbonden aan kathedralen of aan het keizerlijk hof. De leerlingen kwamen van heinde en verre, niet alleen om te leren lezen en schrijven, maar ook om te zingen en zich wiskunde en de beginselen van de Latijnse grammatica eigen te maken. Er waren slechts weinig geschreven boeken en daarom moest de leerling al snel proberen alles te onthouden wat hij las: naderhand opzoeken kon niet! Vandaar dat de stof in de vorm van dialogen of gedichten, ontleend aan het dagelijks leven, werd aangereikt. Een paar van die dialogen zijn bewaard gebleven en geven ons meteen wat inzicht over straffen op school: Leraar: "Waarover willen jullie spreken?" Leerlingen: "Wat zouden we anders willen dan goed te leren spreken over dingen die nuttig zijn?" Leraar: "Zouden jullie ook gekastijd willen worden bij de lessen?" Leerlingen: "Wij willen liever omwille van het onderricht gekastijd worden dan dom blijven..." Nog een fragment waarin sprake is van straffen: Leraar: "Ben je vandaag geslagen?" Leerling: "Nee, want ik heb goed opgelet." Leraar: "En je makkers, hoe hebben die zich gehouden?" Leering: "Hoe kunt U me dat vragen? Ik durf U onze geheimen niet te vertellen. Ieder weet van zichzelf wel of hij geslagen is of niet
Alles over de verschillen tussen straffen toen en straffen nu. Zolang er onderwijs "genoten" wordt, bestaat al het spanningsveld tussen onderwijsgevende en leerling. Als de leerling er al de zin van inziet dat er iets geleerd moet worden, dan nog is het vaak nodig dat de onderwijzer druk op de ketel zet en sancties verbindt aan onvoldoende prestaties. Dat is vandaag de dag zo, en vroeger was het niet anders. In deze sectie gaan we terug in de tijd! Kies een periode hier onder: Hoe lang wordt er al op geregelde wijze onderwijs genoten in ons land? Hoe hielden de meesters en juffen er in lang vervlogen tijd de wind onder? Wat voor hulp - en tuchtmiddelen stonden hen daarbij ter zijde? Hoe ging het er aan toe op kostscholen voor jongens en meisjes in de periode van het "Rijke Roomse Leven"? Straffen in de 2e eeuw v.c. was meer regel dan uitzondering op school. Je hebt vast wel eens gehoord van een Spartaanse opvoeding. In Sparta, in het oude Griekenland was de opvoeding van de kinderen in handen van de staat, maar ook gewone burgers waren gerechtigd en verplicht straffen uit te delen. Jongens die gekastijd werden moesten de klappen zo goed mogelijk en zonder vertoon van pijn proberen te doorstaan. Bedoeling bij deze straffen was niet alleen hardheid aan te kweken, maar ook een geest van uiterste gehoorzaamheid. Hoe bij de Joden over opvoeding en straf gedacht werd kun je lezen in het en Nieuwe Testament. In de sectie Wie is er nog voor lijfstraffen? lees je er meer over! Toch werd er in de oudheid niet alleen maar gemept. Quintilianus, een Romeins schrijver uit de eerste eeuw was tegen slaan als straf. Hij vond dat niet alleen heel onnodig bij de opvoeding, maar ook vernederend voor het kind. We denken echter dat deze schrijver een uitzondering in zijn tijd was... Augustinus, een van de eerste kerkvaders vertelt twee eeuwen later hoe hij op school geslagen werd als het

leren hem slecht afging. Hij bekent dat hij helemaal niet hield van leren, en dat hij het zeker ook niet gedaan zou hebben, als daar niet de stok van de lijfstraf achter de deur had gestaan
Als we naar de 16e en 17e eeuw gaan, dan zien we dat er inhoudelijk in het onderwijs weinig veranderd is. Wel weten we dat de leraren toen al zwaar belast werden met soms wel honderd leerlingen per leraar. In zo'n schoollokaal zal het een rumoerige boel geweest zijn: veel werd hardop uit het hoofd geleerd en vaak hielpen de ouderen de jongeren. Om het een beetje in de hand te houden zijn lichamelijke straffen nog steeds heel normaal, maar ze konden soms wel behoorlijk hard uitvallen. In de gravure naar Pieter Breugel zie je hoe de meester er de wind onder houdt bij zijn leerlingen, zo kun je zelfs een ezel nog wat geleerd krijgen! Een van de eerste leerboeken voor onderwijzers is de "Regel der Duytsche schoolmeesters"van Dirck Adriaensz. Valcooch, een op rijm geschreven handleiding. Dit boek verschijnt in 1591 en verschaft, samen met afbeeldingen van school- interieurs op schilderijen en prenten een hoop informatie over de situatie op school in de 16e en 17e eeuw. Meestal zien we op deze platen een eenvoudig vertrek met de meester, zittend in het middelpunt temidden van kinderen van alle leeftijden die door elkaar zitten, staan en lopen. Bij de meester staan meestal wat kinderen om hun les op te zeggen. De plak is klaar bij de hand om een flinke lel mee uit te kunnen delen als er fouten gemaakt worden. Pas bij de schoolhervormingen van rond 1800 blijven de kinderen als toehoorders in de bank zitten, terwijl het de meester was die voor de klas stond. Niet alleen het niet kennen van de les werd bestraft, ook slecht gedrag. We hebben al gezien dat een tik op de vingers met de plak al snel gegeven was. Andere straffen waren een pak slaag met de roe of opsluiting in een kast. Soms kregen kinderen een bord om de hals met het opschrift "domoor" of "kwaad- doener" en moest men daar dan de hele dag mee blijven lopen. Dat was niet zo leuk. Aan de ander kant: extra huiswerk was er niet bij (huiswerk kende men toen nog niet) en strafregels schrijven ook niet: de meeste kinderen konden niet eens schrijven. Wel werden er bij ernstige vergrijpen kinderen van school gestuurd. Zo weten we van de latere admiraal Michiel de Ruyter dat hij van alle scholen in Vlissingen afgestuurd is. Hij moet het dus wel erg bont gemaakt hebben, want zo snel deed een schoolmeester dat niet: hij voelde dat immers in zijn beurs. Editoriaal
18 deuchden en puncten daer een schoolmeester behoort mede verciert te zijn
Hoort ghij Schoolmeesters ick sal u oorconden
Wat deuchden noch bij u behooren te zijn bevonden. Ghij die een Ghemeente dient, tsij Dorp oft Stadt, Ten eersten moet ghij met geen hooverdij zijn beclat. Manierich, en simpel gaen in u habijt en cleeden, Met alle Borgheren des plecks houden vreden. Geen dronckenschap beminnen, noch overvloedich brassen, Stadich in School te sitten opte kindren te passen, Met gheen lichtveerdich volck handel noch wandel bedrijven, Wel geschickt te zijn, in lesen ende schrijven, Weten te solfaceren, op noten de Psalmen te singen. De Cloc te stellen, datse de uren op haer tijt voortbringen, Die Kerk reyn en suyver van binnen houwen, Secretelick zijn ghemeent te dienen met trouwen, Instrumenten, brieven, requesten leeren dichten, Schrifture doorgronden, om de menschen te stichten, Veel Wereltsche affairen, en handelinghen te laten, Zijn schrijftuych opt lijf hebbende, als hij gaet bij der straten, Met zijn Predicant dicwils converserende, Veel goede exemplen zijn Scholieren leerende, Acht hebbende op der kercken goeden, Tot alle dees deuchden sal hij hem neerstich spoeden, En so hij dan desen na zijn vermogen nacompt alle, So sal hij voor Ghodt ende zijn pleck zijn liefghetalle, En so hij een doogniet is, en eenich punctken gaet te buyten, Men sal hem van zijnen dienste uytsluyten, En waer hij coemt ende waer hij gaet, Armoet is hem naeckende, nijt, wangonst en haet. Uit: Dirk Adriaensz. Valcooch, Regel der Duytsche Schoolmeester (1591) In de 17e en 18e eeuw hadden de schoolmeesters een grote vrijheid om de straffen zelf te bepalen. Ze moesten daarbij echter niet te ver gaan. Dat zoiets wel eens gebeurde valt op te maken uit het boek van Valcooch die waarschuwt kinderen niet tot bloedens toe te slaan. "Weest coel ghesint, niet hittigh van gemoeden, U instrumenten sullen slechts wesen plack en roeden". Ook in allerlei verordeningen vind je deze waarschuwing terug en op het hoofd slaan was ook niet slim: "alsoo men bevindt dat door het slaen der kinderen aen 't hooft veel ongemacken komen te ontstaen". Zo'n opmerking maakt duidelijk dat er op dit gebied dus wel eens wat voorviel. Ook vertelt Valcooch zijn lezers streng maar tevens vaderlijk te zijn. Je moet vooral kinderen die pas op school komen zacht behandelen. Maak eerst maar wat grapjes, zie wat door de vingers en begin na een paar maanden pas met "sachte hantplacxkens" en "propere graauwen". Tevens signaleert de schrijver slapheid in de opvoeding bij de ouders: "men straft haer niet, men spaert haer billekens", en dat was op school goed te merken! Is er iets nieuws onder de zon vandaag de dag? Een meester moest 'ontzachlijk' zijn, dat wil zeggen: gezag hebben, maar tegelijk spaarzaam gebruik maken van plak en roede. Zelfs Jacob Cats vond ook dat het kinderleven niet alleen maar aardigheid hoefde te bevatten. Vader Cats had daar zelfs medische redenen voor: "Het is de kinders goet, indien se matigh schreyen, Want (naer de kunste leert) als iemant tranen krijt, Soo wort het vochtigh breyn sijn quade dampen quijt; De maghe wort verwermt, en al de taye fluymen, Die worden even dan gedwongen op te ruymen, De milte doet haer op, al isse schoon verstopt; Ghij, maeckt dan dat het kint geen tranen op en kropt." Conclusie: een pak op de broek en even goed huilen zijn geen verkeerde zaken! De tuchtigingen die men op school moest ondergaan konden nog wel eens verschillen: er waren handplakken die voorzien waren van koperdraad en scherpe puntjes om het effect te verhogen. Niet alleen de roede werd gehanteerd, sommige instituten hielden er riemen op na en ook bullepezen werden ingezet. Soms was er zelfs een geselpaal. Ook mocht men soms plaats nemen op een kussen waaruit spelden met de scherpe punt naar boven staken, of liet men deugnieten in een zak uit het raam bengelen met een prop in de mond om te voorkomen dat men gestoord werd door het gekrijs van het slachtoffer. In de 18e eeuw, in de tijd van de Verlichting komt er eindelijk een nuancering in het nogal stringente lijfstraffensysteem. Men gaat er van uit dat kinderen in wezen helemaal niet zo slecht zijn en dat slaag meer kwaad dan goed doet, zeker op langere termijn. Rousseau, een van de meest bekende pedagogen uit die tijd gelooft in een "natuurlijke straf", een straf die in direct verband staat met het gedrag van het kind en de gevolgen daarvan: een kind dat het raam van zijn kamer kapot heeft gemaakt, zal in de kou moeten zitten, een kind dat zijn speelgoed kapot heeft gemaakt kan er niet meer fijn mee spelen. De strekking van deze theorie: laat zo veel mogelijk de dingen zelf hun werk doen. Ook het systeem van belonen werd toegepast. De duurdere scholen verwezen zelfs in advertenties in de krant naar de fraaie prijzen die zij uitloofden voor de beste leerlingen. Zulke prijzen moeten heel wat voor de kinderen betekend hebben: lees maar eens bij Hiëronymus Van Alphen hoe verdrietig Daantje was omdat hij het "boek met mooie prentjes, met groene zijden lintjes" misliep. Dit gedicht is te vinden in de "media"-balk aan de rechterkant. In de 19e eeuw gebeurt er veel in de Lage Landen bij de zee: het onderwijs wordt bij wet geregeld. Na een schoolstrijd komt er naast de openbare scholen ruimte voor het bijzonder onderwijs. Er is aanvankelijk nog weinig tegenstand tegen lijfstraffen, maar wel put men zich uit in allerlei regels en voorwaarden daarbij: • Het kind dient de straf als terecht te ervaren. • Het moet de zin inzien van de straf. • De straf moet aangepast zijn aan leeftijd en persoon van het kind. • Elke straf dient een duidelijk einde te hebben. • Men mag het kind niet steeds aan een gegeven straf blijven herinneren. • Als men de straf heeft ondergaan is alles weer vergeven en vergeven. Aan het einde van de 19e eeuw komt in de wet te staan dat er op school niet meer geslagen mag worden. Dat mocht dan wel in de wet staan, het gebeurde nog wel. Een kind had vrij snel een draai om de oren te pakken. Een pets met een liniaal over de vingers, of muilperen van "klits-klets-klanderen", het kwam allemaal voor. De vernedering om een half uur met je gezicht naar het bord te staan met je armen vooruit, soms zelfs met een paar zware boeken erop, of geknield met je blote knietjes op de planken vloer voor het bord te moeten zitten was evenmin gering. Domme kinderen moesten soms een hele dag een ezelsbord dragen. Tot ver na de tweede wereldoorlog bleef het in onze 21e-eeuwse ogen erg streng op de scholen in Nederland. Ook in de hoek staan, op de gang gezet worden of nablijven en stapels strafregels schrijven bleven geliefde maatregelen om de leerling een lesje te leren. Op de meeste scholen van nu worden dit soort straffen niet meer gegeven. Apart zitten of even op de gang om af te koelen is normaal. Er wordt ook meer gepraat met de leerlingen: Waarom doe je zo? Wat is er aan de hand? Bekende Nederlanders zoals Ruud Lubbers en Hans van Mierlo hebben, evenals duizenden leeftijdgenoten, hun jongensjaren doorgebracht binnen de muren van een rooms-katholieke kostschool. In de periode van het 'rijke roomse leven' (tussen 1920 en 1965) waren er veel van die scholen. Het waren vaak instellingen met een lange en eerbiedwaardige geschiedenis die jongens opleidden tot priester of hen klaarstoomden voor een loopbaan in de maatschappelijke of politieke elite. Deze internaten werden meestal geleid door ordes en congregaties van paters, broeders en fraters. Hoe zag het leven er binnen de muren van dit soort instituten uit? Wat mocht? Wat was verboden? Gemeten naar de huidige maatstaven was het regime op zo'n school tamelijk streng. Praten in de slaapzaal kon betekenen dat je een poos op je knieën moest zitten, omkijken in de studiezaal betekende een tik op je vingers, te laat in de kapel leverde een hele vrije middag binnen blijven en straf schrijven op ... Lees verder over: toezicht : Op de jongenskostschool werd je overal in de gaten gehouden ... zelfs op het toilet! straf & beloning : Ook werd er beloond als je een goede prestatie had geleverd. de gezaghebbers : De schoolleiding en de docenten waren niet mals op je jongenskostschool. wegsturen : Men had genoeg redenen om de zwaarste straf toe te passen: het van school sturen. Het meisjespensionaat was in Nederland en Vlaanderen een veelal katholieke kostschool, vaak geleid door nonnen. De geschiedenis van deze instellingen gaat terug tot de middeleeuwen. Meisjes van goeden huize werden, hoewel ze ook vaak huisonderwijs kregen van een gouvernante, van vader of van een kapelaan, soms ook wel naar een klooster gestuurd om er van de zusters een goede opvoeding te krijgen. Ook begijnen (vrome vrouwen die vaak in begijnhoven woonden maar niet ingetreden waren in een klooster) hadden scholen waar meisjes intern onderwijs konden genieten. Lees verder over: betere stand : Het meisjespensionaat was iets voor de hogere standen. Dit moest je dan ook duidelijk laten merken. deugden : Nederigheid, bescheidenheid, gehoorzaamheid en discipline, stiptheid, wellevendheid, orde, ijver, kuisheid ... het vagevuur : Wie zondigde kon erop rekenen dat het vagevuur stond te pruttelen ... jongens : Contact met de andere sekse was uiteraard uit den boze. Meer
Om het gedrag van de jongens in juiste banen te leiden had elke kostschool naast de surveillance haar eigen systeem van belonen en straffen. Beloning en straf droegen daarbij steeds het karakter van eerbewijs en vernedering. Goed gedrag en ijverig werken werden gestimuleerd door de jongens met de hoogste punten voor de hele goegemeente in het zonnetje te zetten. Boosdoeners werden even publiekelijk aan de kaak gesteld. Op het rapport stond een extra kolom cijfers die voor elk vak je plaats in de rangorde aangaf. Straffen hadden het karakter ven een quarantaine: op de knieën zitten bij het schoolbord voor in de klas tijdens de lessen, of thuis moeten blijven van de dagelijkse wandeling. Dit systeem pakte in de praktijk nog wel eens averechts uit: jongens die van tijd tot tijd de klas op stelten zetten en daarbij het risico liepen een uur of langer op de knieën te moeten zitten, werden door hun klasgenoten meer bewonderd dan de braveriken die elke maand een getuigschrift voor goed gedrag scoorden. Er waren ook maandkaarten, toegekend op basis van het aantal noten of punten dat je verzamelde. De leerlingen begonnen iedere maand met honderd "goede noten". Daarvan konden in de loop van de maand "kwade noten" afgetrokken worden, al naar gelang een broeder je betrapte op barbaarse tafelmanieren, een brutaal antwoord, een niet opgeruimd kastje, of andere misstanden. Hield je negentig of meer goede noten over, dan kreeg je op het eind van de maand de witte kaart met daarop de woorden 'zeer loffelijk'. Was je saldo tussen de negentig en vijfenzeventig, dan viel je in de categorie 'loffelijk' met een rode kaart. Daaronder kwam de groene kaart 'min loffelijk' en moest je er op rekenen het twee weken zonder snoep te moeten doen ... Afhankelijk van je score kreeg je meer of minder snoep verstrekt. Oudere leerlingen die zich niet gedroegen of onvoldoende presteerden mochten niet roken of moesten een strafklas bezoeken: "Als je in de kapel gein geschopt had, kon je wat beleven.Je moest dan strafsommen maken. Derde machten. 'Begin maar met 467.' Dat moest in de derde macht, dus 467 x 467 en dan die uitkomst nog eens x 467: en dan weer delen. De broeders hadden tabellen. Die konden zo zien wat de uitkomst moest zijn. Als het niet goed was kon je de week erop weer terugkomen. Zat je weer een vrije middag binnen ..." De gang van zaken rond straf en beloning zoals we die hier beschrijven, speelt zich af in de bloeiperiode van het "Rijke Roomse Leven" en in de nadagen ervan (1925-1965). De meisjes die naar zo'n school gingen behoorden meestal tot de "betere standen". Er bestond in die kringen behoefte aan "eliteonderwijs" . Frans spreken en schrijven was op dit soort pensionaten een van de belangrijkste symbolen van "status". Deze verplichting gold niet alleen in de lessen maar ook in de omgang van leerlingen met elkaar. Zeker in België was in die tijd Frans spreken een voorwaarde om hoger op de maatschappelijke ladder te klimmen: Vlaams was voor het gewone volk ... De invloed van het Frans is altijd merkbaar gebleven: denk maar aan woorden als "chambrette" en "cour". Nederlands spreken werd in het begin van de 20e eeuw in Vlaanderen en Nederland afgestraft met het dragen van een "signe". Dit was een doosje waarop stond: "Parlez Francais" en waarin een briefje zat, waarop je naam kwam te staan als je werd betrapt op het spreken van Nederlands. De bestrafte moest het doosje net zo lang bij zich dragen totdat ze een medeleerling wist te betrappen op hetzelfde vergrijp, waarna ze het aan haar kon doorgeven. "Zo leerden ze je je vriendinnen te verraden!" zegt een van de leerlingen uit die tijd verontwaardigd. "Ze leerden je Nederlands met iemand te spreken om antwoorden in het Nederlands uit te lokken en zo je signe kwijt te raken. En je vriendinnen werden ermee gestraft". Nederigheid, bescheidenheid, gehoorzaamheid en discipline behoorden tot de deugden zowel van nonnen als van leerlingen. Stiptheid, wellevendheid, orde, ijver, kuisheid, al deze deugden diende het kostschoolmeisje zich eigen te maken. Cijfers lieten niet alleen zien hoe het er met de leerstof voorstond, maar zeiden ook hoe het zat met bovengenoemde deugden. De ergste fouten die je kon maken, waren die tegen godsdienst, de goede zeden en de discipline. Ook tegenspraak en gemopper werden niet getolereerd. Je kreeg dan straf: bij onverbeterlijk gedrag volgde zelfs verwijdering van het pensionaat, een grote schande voor zowel leerling als thuisfront! Anderzijds werd goed gedrag bevorderd met allerlei beloningen. Zo kon je kruizen en linten van verdienste, "cartes d'excellence" en "cartes d'honneur" verdienen. Deze beloningen werden vaak ceremonieel uitgereikt in het bijzijn van de hele kloostergemeenschap. Al deze zaken maakten deel uit van een systeem dat er op gericht was burgerlijke waarden en normen in te prenten. Men spiegelde daarbij het eigen gedrag aan dat van de groep waardoor automatisch zelfcorrectie optrad. Ongehoorzaamheid werd niet alleen "materieel" bestraft, bijvoorbeeld door een meisje te verbieden deel te nemen aan de recreatie, maar ook voorzien van het stempel "zonde". Op lange termijn had dat een groter effect: men ging zich schuldig en slecht voelen om het minste of geringste. Angst voor de straf die je voor je zonden in het hiernamaals te wachten stond was voor veel meisjes een reële dreiging ... "Alles wat je deed werd teruggebracht tot godsdienst, met name tot goed en kwaad." vat een oud-leerling uit de zestiger jaren het samen. Ook het opstoken en aanzetten van anderen tot ondeugden of het niet beletten van ongehoorzaam gedrag van anderen viel onder zonde. "Er werd enorm veel nadruk gelegd op zonde. Je kwam er haast niet onderuit. Op een gegeven moment werkte het wel averechts, je kreeg er ontzettend genoeg van! Als je alle regels serieus nam kreeg je er zelfs angstcomplexen van". De nonnen zelf konden er dan ook wat van: Eva Raedt-de Canter beschrijft in haar roman "Internaat" hoe een van de zusters reageert op haar zoveelste ongehoorzaamheid, terwijl de groep meisjes waar zij bij hoort aan tafel zit: "ze kijkt je vernietigend aan en draait langzaam haar hoofd van je weg. Tientallen hoofden doen hetzelfde. Je weet ineens weer, hoe slecht je bent. Hoe verwarrend en raadselachtig getekend door zondigheid en verderf ..." Hierbij moet worden opgemerkt dat niet iedere congregatie of elke zuster zo hamerde op het begrip "zonde", maar het kwam wel degelijk vaak voor. Wat zondig was bleef vaak onduidelijk. Uitleg was vaag en leerlingen begrepen vaak niet waar het over ging. Zo kon het gebeuren dat meisjes vaak nachtmerries hadden over morele kwesties, zoals hoe erg het is als je ter communie bent gegaan terwijl je daarvoor een dropje of pepermuntje gegeten hebt ... Ook op het terrein van het andere geslacht en seksualiteit werd men opgezadeld met een zwaar zondebesef. Niet alleen stelde de voorlichting in die tijd haast niks voor, maar "alles wat een broek aan had, was eigenlijk zonde", zo constateert een oud-leerling. De omgang met jongens werd dan ook streng verboden. Er zijn meisjes van school gestuurd bij wie een foto van een jongen in haar lessenaar gevonden werd. Op een kweekschool in Tilburg werd een meisje dat zich verloofd had door de directrice met een boos en minachtend gezicht van het pensionaat verwijderd ... Een oud-leerling herinnert zich hoe ze met een groepje van drie een tentoonstelling ging bezoeken. Toevallig kwam er tegelijkertijd een klas jongetjes, niet ouder dan tien, elf jaar aan. "De lerares die bij ons was, kwam onze hoofden een voor een omdraaien!" Ook de wekelijkse wandelingen droegen het risico met zich mee jongens tegen te komen. Een van de oud-leerlingen: "Als we poort uitkwamen, moest je net lopen alsof je oogkleppen op had. Want er stonden natuurlijk vaak jongens te wachten. Als grotere meisjes het waagden te lachen naar zo'n jongen,werd er meteen een drama van gemaakt. Op de kweekschool moesten er wel eens meisjes wekenlang in de klas of op de slaapzaal alleen eten; dan mochten ze niet in de eetzaal eten omdat er een briefje gewisseld was tussen een jongen van een andere school en zo'n meisje." "Als er 's winters geschaatst werd op de ijsbaan op woensdagmiddag werd er al vaak snel omgeroepen dat de meisjes van het pensionaat naar de kant moesten komen. Wij wisten dan altijd meteen hoe laat het was: de jongens van de naburige kostschool waren in aantocht en wij moesten de plaat poetsen ..." Hoe wordt de steeds mondiger en veeleisender wordende leerling in toom gehouden en daarbij tot een zelfstandig werkend wezen gevormd? Hoe weet een leerling waar hij zich op school aan te houden heeft? En, nog belangrijker, hoe voelt hij dat (al of niet op zijn klompen) aan? Natuurlijk spelen milieu (de situatie thuis, de opvoeding die hij genoten heeft, de invloed van de ouders) een belangrijke rol. Dit hoofdstuk is verdeeld in verschillende onderdelen: reglementen : Een helder en duidelijk schoolreglement, waarin de belangrijkste gedragsregels te vinden zijn, kan ook een bijdrage leveren aan goed gedrag op school. Dat je daarbij ook kunt overdrijven, vind je hier. respect : In scholen waar discipline heerst, blijkt respect de voedingsbodem. Als leerkrachten duidelijk geen respect hebben voor hun leerlingen, hoe kunnen ze dan respect terug verwachten? grensverkeer : Uit recente cijfers van de onderwijsbonden blijkt dat steeds meer ouders uit Nederland hun kroost naar Belgische scholen sturen. als de school er niet meer uit kan komen : Leerlingen kunnen door hun gedrag het iedereen op school behoorlijk moeilijk maken: klasgenoten, docenten en zeker niet op de laatste plaats zijzelf kunnen dan dringend toe zijn aan extra aandacht, aan een adempauze, een "time-out"die hen langere of kortere tijd uit de gespannen situatie op school weg haalt. Leerlingen kunnen door hun gedrag het iedereen op school behoorlijk moeilijk maken: klasgenoten, docenten en zeker niet op de laatste plaats hunzelf. Zij kunnen dan dringend toe zijn aan extra aandacht, aan een adempauze, een "time-out"die hen langere of kortere tijd uit de gespannen situatie op school weg haalt. Er kunnen allerlei oorzaken zijn: aangeboren druk gedrag (ADHD), notoir spijbelgedrag, problemen met cultuurverschillen bij allochtone leerlingen, en nog veel meer. Een aantal van deze mogelijkheden, de doelgroepen en de resultaten vind je in onderstaande stukjes besproken. Lees verder over: glen millsschool : deze school in Wezep probeert met ijzeren discipline en een hiërarchisch systeem criminele jongeren weer op het rechte pad te krijgen. Deze school is ontstaan vanuit een Amerikaans initiatief en richt zich met name op jongeren die groepsgewijs "criminele activiteiten" ondernemen. het bastaproject : het Haagse Bastaproject wordt wegens succes daar waarschijnlijk binnenkort landelijk ingevoerd. "Het laatste redmiddel voor de hardnekkige spijbelaar", opgezet door het Leger des Heils. traject 52.01 : Risicoleerlingen die dreigen "weg te glijden" worden tijdelijk geplaatst in een time-outvoorziening van een samenwerkingsverband tussen scholen in Midden-Limburg-Oost op een locatie buiten de reguliere school. Er is een pilot aangevraagd bij het ministerie. farouk benaïssa : De Marokkaanse orthopedagoog Farouk Benaïssa is verbonden aan een Onderwijs Begeleidingsdienst in Noord-Brabant en begeleidt leerlingen op diverse havo- en vmboscholen in deze regio. Marokkaanse deugnieten met leer- en gedrags- problemen op deze scholen komen bij hem terecht en worden door hem weer op het goede spoor gezet. ... straf voorkomen en nog grotere kunst. Er zijn begenadigde docenten die nooit straf hoeven te geven. Zij verwerven respect en gezag haast vanzelf door hun ervaring,hun sterke persoonlijkheid en hun 'lerareninstinct', en dat blijkt vaak generaties leerlingen lang door te werken. In deze sectie: tips en raadgevingen voor beginnende docenten. Voor leerlingen is dit hoofdstuk van "Strafwerk(t)!?" een mogelijkheid om te zien hoe docenten tegen een klas aan (kunnen) kijken. "Straffen is een kunst..." is verdeeld in verschillende onderdelen: de docent : Voor de beginnende docent blijkt het best lastig om in de omgang met zijn leerlingen een juist evenwicht te bepalen en vaak kost het jaren om daarin te slagen, of lukt het zelfs nooit... tips voor beginnende docenten : Hier enkele tips die wellicht bijdragen tot een plezierig wederzijds contact zonder al te veel strafwerk, tussen leerling en beginnend docent. verhalen : Papier is geduldig en de harde werkelijkheid van de alledaagse praktijk geeft soms een ander beeld dan de hierboven geschetste idealen en spelregels! Misschien zou het anders ook wel een beetje saai worden... weerstand roept weerstand op : De kunst is niet naar elkaars boze gezicht te blijven kijken maar naar het gezicht achter het gezicht. Want achter weerstand gaan vaak angsten en belangen schuil. Voor de beginnende docent blijkt het best lastig om in de omgang met zijn leerlingen een juist evenwicht te bepalen en vaak kost het jaren om daarin te slagen, of lukt het zelfs nooit... Bovendien is elke nieuwe lichting leerlingen er een en zul je elke schooljaar weer een manier moeten vinden om in harmonie met elkaar om te gaan. Ga daarbij nooit op routine drijven!!!! "Stuur hem toch eruit, meneer!", hoort menig beginnend docent uit de klas opklinken als hij niet de maatregelen neemt die de klas verwacht. Of: "U moet veel strenger optreden tegen die lui. Gooi ze er maar uit. Ze lachen U anders gewoon uit". Vaak laten leerlingen duidelijk blijken wat ze van je verwachten: "U dreigt wel, maar U doet niks". Als je als docent te streng straft, protesteren leerlingen; ben je te mild, dan loop je kans om uitgelachen te worden. Wie enig gevoel heeft voor de signalen die leerlingen je min of meer onbewust geven, kan in de loop der tijd leren, precies in te spelen op de verwachtingen van zijn leerlingen. Als het goed is ontstaat een patroon van nauwkeurig ingeschaalde gradaties: een vragende blik, een vriendelijk verzoek, een korte stilte, geïrriteerd kijken,een vermaning, een 'wanhoopszucht', "Ik blijf niet aan de gang", "Nu is het genoeg". Vaak onwillekeurig doorloopt de docent samen met zijn leerlingen de diverse stadia en voordat de uiterste sanctie plaats vindt, houden de leerlingen op omdat ze weten wat er op volgt. Ze zijn in staat om te begrijpen dat iemand, die, ondanks alle subtiele wenken van de docent, toch doorgaat, gestraft wordt of eruit gaat. Uiteraard is consequent handelen hierbij een uiterste noodzaak: het verwachtingspatroon van de leerling is hier ook op gebaseerd. Wegsturen is natuurlijk een uiterste middel. Iemand alleen vooraan zetten met de ogen van de hele klas op hem gericht, is voor de meeste leerlingen al onaangenaam genoeg. Maar ook dat hoeft natuurlijk geen garantie voor rust in de tent te zijn: Docent tot 'geïsoleerde' leerling: "Kijk voor je, want als je opzij kijkt zit je toch maar te giebelen". Leerlinge:"Ja, maar als ik voor me kijk, kan ik mijn lachen helemáál niet meer houden". Modern
Wij, dorstige pubers, wilden meer dan alleen koffie 's avonds. We richtten een geheim genootschap op, Kaktus geheten. Doel ervan was heel simpel: alles wat er te vieren viel, zo vieren dat je ook het idee had dat je een feest had. We zochten een verborgen ruimte om daar bijeen te komen. Dat lukte. Na de bel om te gaan slapen (21.45 uur, en we waren 16 of 17 jaar of zo!) en de controle van de chambrettes door de surveillant, kropen we allen weer uit ons bed en begaven ons naar die geheime ruimte. We slaagden er zo goed in ons te verstoppen en te feesten dat de leiding van het internaat, die na nachtelijke controle onze afwezigheid opmerkte, ten einde raad was. Daarom deed één van de prefecten (internaatsleiders) ons het genereuze aanbod om voortaan op zijn kamer te komen feesten. Uiteraard met gebruik van sigaretten, sigaren en drank. Alles beter dan een zestal jongens ergens op een onvindbare plek in het gebouw zaken te laten uitspoken die tot levensgevaarlijke situaties konden leiden
javascript:self.close()javascript:self.close() Beatlehaar en nog zo wat
Hoe belangrijk duidelijke afspraken rond dress-code zijn blijkt heden ten dage uit discussies over het dragen van petjes op school, het tonen van blote buiken met navel-piercings, het dragen van kledij met riante decolletees aan voor- en/of- achterkant of het zichtbaar dragen van allerlei aardige lingerie. De gemiddelde docent knijpt nog wel eens een oogje dicht als e.e.a. niet te uitdagend in zicht komt. Dat deze materie ook al speelde in het begin van de zestiger jaren blijkt uit onderstaand fragment: De swinging sixties hebben hun intrede gedaan en uiteraard kammen wij ons haar naar voren,laten het van achteren wat groeien en hebben we zo de illusie onze verknochtheid aan de Beatles duidelijk te tonen én op te vallen bij het andere geslacht. Met dit kapsel getooid op school aangekomen, loop ik de trap op voor de eerste les als ik opeens hard aan mijn nekhaar getrokken wordt. Boos laat ik mijn tas uit mijn handen vallen, draai me abrupt om en wil deze haartrekker eens even een oplawaai verkopen! Dat laat ik maar uit mijn hoofd als ik kijk in het gezicht van conrector E. die me verzoekt even mee te komen naar zijn kamer. Daar blijken al meerdere harige typen aanwezig te zijn. We worden te verstaan gegeven dat we dadelijk naar de kapper moeten gaan en pas weer toegang tot het Lyceum zullen krijgen als ons haar de toets van zijn kritiek heeft kunnen doorstaan. Dat de coiffeur blij was met die plotseling grote klandizie van de R.K. Lycea zal duidelijk zijn. Dat wij niet blij waren met het "bloempotkapsel" waarmee we weer terug naar school mochten, ook... Sjaak Jansen (Herinneringen aan mijn middelbare schooltijd) De kunst is niet naar elkaars boze gezicht te blijven kijken maar naar het gezicht achter het gezicht. Want achter weerstand gaan vaak angsten en belangen schuil. Een leerling is te ver gegaan. Hij moet er uit, maar wil dat niet. De docent is geneigd breed uit te pakken en te gaan schreeuwen, maar bedenkt zich. In plaats daarvan laat hij de leerling opschrijven wat gebeurd is en wat de oorzaak daarvan was. Zodra er tijd voor is, bespreekt de docent het voorval en maakt met de leerling afspraken om herhaling te voorkomen. De kwaliteit van deze docent is dat hij eerst contact maakt met de leerling en praat over wat er is gebeurd. Vervolgens neemt hij een maatregel om het ongewenst gedrag voortaan te voorkomen. Een klas is helemaal uit het gareel gelopen. De docent laat de leerlingen hun verhaal vertellen: "Wat is er met jullie aan de hand?" De leerlingen blijken verontwaardigd te zijn over iets wat het vorige uur in een andere les is gebeurd. De kwaliteit van de docent is dat hij aansluit bij de situatie van de leerlingen. Op die manier herwint hij hun vertrouwen. Een leerling is boos, heel boos. Hij kan hierdoor amper uit zijn woorden komen en begint uit pure onmacht een klasgenoot te slaan. De docent haalt het tweetal uit elkaar en laat de leerling direct vertellen wat hem zo boos maakt. Zijn kwaliteit is dat hij zich kan inleven in de situatie en weet dat deze leerling niet zonder aanleiding zo kwaad wordt. De docenten in deze situaties zetten de leerlingen op een ander been. Zij laten , binnen veilige grenzen, de leerlingen reageren op een wijze die bij hun past. Na te zijn uitgeraasd kan de leerling zijn verhaal kwijt. De docent stelt het contact met de leerling centraal en leeft zich in in hun belevingswereld. In al deze situaties was sprake weerstand. Weerstand is een (onbewuste) kracht die mensen aanzet tot tegenwerking. Men kan de situatie niet goed meer hanteren. Zonder duidelijke redenen doorbreekt men het normale reactiepatroon. Onder de weerstand zit angst verborgen dat het niet lukt om bijvoorbeeld iets nieuws te leren, of om af te gaan in een lastige situatie. De tegenwerking kan passief zijn: onverschilligheid veinzen, agiteren, of actief: schelden, uit onmacht gooien met dingen. Als je beseft dat achter de weerstand angst schuilgaat zul je je niet zo snel bedreigd voelen. De kunst is de spanning van de situatie af te halen: de ander moet weer aanspreekbaar worden, doordat er op een andere wijze gereageerd wordt dan men verwacht. Een voorbeeld tot slot: een klas heeft er geen zin meer in. Het is de zoveelste saaie en taaie les. Sommige leerlingen kunnen de sommen niet meer bijbenen. Ïk haal toch geen voldoende meer", denken ze en ze beginnen te klieren. De docent verandert van houding. Hij ziet het probleem van de leerlingen en zegt: "Soms kun je wel eens het gevoel hebben dat je een kat bent en moet leren blaffen.". Door zo'n humoristische opmerking halen de leerlingen opgelucht adem: Hij begrijpt wat er aan de hand is! Nu er weer contact is, kan de docent een afspraak met de leerlingen maken. Ze maken nog een rijtje sommen en gaan daarna iets anders doen waar meer actie in zit!

REACTIES

J.

J.

wat voor straf kreegen ze vroeger

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.