2.1. Individuele bespreking van een roman
2.1.1. De geschiedenis/het verhaal
I.M. is een dagboek, een feitenverslag. Er worden om en bij de vier jaren samengebundeld in een roman van 310 blz. . Om elke handeling, elke gebeurtenis opnieuw weer te geven, zou je het boek opnieuw moeten schrijven. De essentie van dit boek is echter heel kort samen te vatten. Het gaat over een liefde, overheersend, dramatisch, intellectueel maar vooral heel oprecht. Connie Palmen, de auteur van dit boek, ontmoet Ischa Meijer voor de eerste keer als hij haar interviewt voor zijn radioprogramma. Onmiddellijk voelt ze dat ze voorbestemd is om bij hem te horen. Anderhalve week later slaapt ze voor het eerst met hem. Vanaf dan zal ze dat praktisch elke dag doen. In de vier jaren die volgen, leven ze samen, afhankelijk van elkaars liefde. Naast hun talloze reizen – hoofdzakelijk naar Amerika - is hun bestaan vooral opgebouwd uit conversaties, redeneringen. Eindelijk vindt Connie haar intellectuele gelijke, iemand waarop ze haar filosofische bedenkingen kan projecteren zonder op een onbegrijpende blik te stuiten. Na al die zalige jaren gebeurt echter het onvermijdelijke: Ischa overlijdt aan een hartaanval. Waar eens elke vezel van haar lichaam doordrenkt was van geluk en liefde, is er nu enkel nog een ondefinieerbare pijn; een bonkend besef in haar hoofd van een gemis dat nooit opgevuld kan worden.
2.1.2. Het vertelperspectief
We hebben hier duidelijk te maken met een personeel vertelperspectief. Palmen schrijft vanuit de ik-vorm, en vanuit een alwetende positie. Zo verwijst ze vaak naar de toekomst en naar het verleden. Niet alleen kan ze haar eigen gevoelens accuraat verwoorden, ook het denkwezen van de andere personages weet ze dankzij haar groot inzicht perfect weer te geven. Soms lijkt het vertelperspectief auctorieel te worden, net door deze analytische precisie, maar dat is echter alleen maar schijn.
2.1.3. De personages
Hoewel er in het boek vele personages voorkomen, kennen we er slechts twee: Ischa en Connie. Het zijn round characters, wat wil zeggen dat je echt de indruk krijgt hen te kennen. Directe kenmerken zijn er wel, maar alleen fragmentarisch te vinden. Een echt uiterlijk beeld krijg je van geen van beiden. Dat is ook niet nodig, omdat dat alleen maar de aandacht zou onttrekken van de essentie: hun gevoelens en gedachten. Vanaf de eerste dag dat ze elkaar zien weten Connie Palmen en Ischa Meijer dat ze voor elkaar geboren zijn. Als vanzelfsprekend vormen ze een koppel. Vanaf dat moment lijkt de wereld voor hen stil te staan. Het besef van ruimte of tijd vervaagt helemaal, enkel zij twee bestaan nog. Hun relatie groeit vanzelf tot een waarbij wederzijdse afhankelijkheid een grote rol speelt. Het gaat zelfs zo ver dat de liefde die ze voelen zo overweldigend is, dat ze soms fysieke pijnen tot gevolg heeft. “Het is me bijna teveel. Iedere dag heb ik huilbuien en moet ik overgeven.” In het begin lijkt het alsof Connie hier meer last van heeft. Omdat ze altijd heel erg zelfstandig was overvallen deze nieuwe emoties haar, maar ze weet dat het niet anders gaat en legt zich erbij neer. Ischa echter kan zich niet zo snel blootgeven en weigert voor zichzelf te bekennen dat dit niet zomaar een nieuwe flirt is, zoals hij er al zovele heeft gehad. Dat besef volgt niettegenstaande snel, wanneer hij Connie vertelt dat hij niet tegen haar kan liegen, en wil liegen, over de slippertjes waarvan hij zeker is dat hij ze zal maken; over zijn verslavingen; over zijn verleden. Connie beseft dat als ze hem wil houden, ze hem zal moeten loslaten en zo gebeurt het ook. Vanaf dan geeft ook Ischa zich helemaal in deze relatie en laat hij zich volledig meeslepen op hun extatische, roze wolkje. Al snel ontdekken ze dat ze op hetzelfde intellectuele niveau zitten. Beide schrijvers hebben het grote vermogen te analyseren en te bekritiseren. Dat wordt dan ook hun voornaamste bezigheid in de loop der jaren: denken. Ze houden ervan samen een redenering op poten te zetten, van elkaar als het ware gedachtes te schenken. Elkaar en hun liefde ontrafelen en dat zo correct mogelijk proberen onder woorden te brengen, blijft altijd hun grootste uitdaging. Omdat ze boeken, kranten, en het schrijven op zich anders interpreteren, geraken ze steeds verwikkeld in dezelfde koppige discussie. En hoe vurig de liefde is bij het voeren van deze argumentaties, zo explosief zijn ook hun ruzies die er soms het gevolg van zijn. Kwaad zijn op elkaar lukt net zo min als van elkaar gescheiden zijn, waardoor beiden tot een minimum beperkt worden. Toch is het vooral Connie die gelaten toekijkt als Ischa een misstap begaat. Hij is verslaafd aan eten, vrouwen, drank en aandacht. Connie kan niet anders dan hem vergeven wanneer hij schoorvoetend om begrip komt vragen. Ze probeert zich in te leven in zijn verlatingsangst, in zijn vrees voor de mensheid die hij achter bekritiserend geschreeuw probeert te verbergen. Wanneer Ischa sterft, gaat er ook een deel van Connie dood. Ze zoekt wanhopig naar dat ene woord, die ene zin, waaraan ze zich kan optrekken, die haar hoop kan geven op een betere toekomst. Langzaamaan komt er naast het besef van Ischa’s dood tevens het besef dat ze ook nog Connie Palmen is, een mens die moet leven, die verplichtingen heeft t.o.v. zichzelf en de anderen. Dat neemt natuurlijk niet weg dat de littekens pijnlijk en immers aanwezig blijven schroeien.
2.1.4. De ruimte
Ruimte speelt een determinerende rol in dit boek. Connie groeide op in Nederlands Limburg, in een hechte, katholieke familie. Omwille van haar studies trok ze alleen naar Amsterdam. Daar groeide ze als mens: ze werd een assertieve, vrijgevochten vrouw die van niets of niemand afhankelijk was. Bij Ischa lag het een beetje anders. Hij groeide op in een gezin zonder liefde, zonder erkenning. Zijn vader, een rabbi van weleer, bezorgde hem een levenslange liefde-haat relatie met boeken. Hoewel er in zijn vaders werkkamer duizenden werken stonden, was het Ischa verboden er aan te komen, laat staan ze te lezen. Enkel de Thora kreeg hij in handen. Deze strenge opvoeding zorgt ervoor dat Ischa bang heeft om met boeken om te gaan, om ze te gebruiken, om ze te koesteren. In het verhaal zelf is ruimte ook van groot belang. Hoewel Connie haar huis in Amsterdam, op de Allard Piersonstraat, houdt, brengt ze de meeste tijd door in de Reestraat. In Ischa’s huis waait dezelfde geest als in het hare. Het ruikt er altijd naar lekker eten en ze voelen zich er thuis. Wanneer ze niet in Amsterdam moeten zijn, proberen ze zo vaak mogelijk op reis te gaan. Naast een paar dagtrips – o.a. naar Ischa’s zus in Belgisch Mechelen- reizen ze talloze keren naar Amerika. Connie is gefascineerd door de oppervlakkigheid van dit land, hoe de cultuur zich over zovele kilometers heeft verspreid en toch dezelfde blijft. Ischa is vertrouwd met het grote Amerika, omdat zijn moeder er samen met hem naartoe vluchtte in oorlogstijd. Hij leert Connie New York kennen, en zij ontdekt dat ze, ook al is ze er nog nog nooit geweest, het land goed kent via televisie en literatuur. Het voelt elke keer alsof ze thuiskomen.
De spreekbeurt gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden