Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Feminisme

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Spreekbeurt door een scholier
  • Klas onbekend | 4915 woorden
  • 20 november 2003
  • 90 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
90 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
DE EERSTE FEMINISTISCHE GOLF Het woord feminisme is afgeleid van het Latijnse woord 'femina', wat vrouw betekent. Het feminisme is een stroming die zich verzette tegen ongerechtvaardigde sekseverschillen in de maatschappij. Feministen strijden dus voor een gelijke behandeling van vrouwen en mannen in de maatschappij. Het feminisme is een globaal verschijnsel met als oorsprong de Verenigde Staten. Over de gehele wereld gezien duurde de eerste golf van 1850-1920. Het feminisme heeft zich ook over ons land verspreid, waar ze vooral op gang kwam na 1870. Je zult je je misschien wel afvragen of de vrouwen zich dan niet eerder hebben verzet tegen deze ongelijke behandeling en als het dan zo zou zijn, waarom hun verzet dan pas goed in uiting kwam in de 19e eeuw. Hiervoor zijn een aantal oorzaken: 1. De industrialisatie en de modernisering die in die tijd waren ontstaan zorgden voor een vervanging van de huisindustrie. Deze verandering had vooral grote invloed op het leven van de vrouw uit de middenklasse, want door de strikte fatsoensnormen kwam er een verbod op het verrichten van betaald arbeid voor deze vrouwen. 2. Tevens zorgden de industrialisatie en de modernisering ervoor dat de vrouwen zich gingen vervelen, omdat zij thuis ook geen werk hadden. Voor het huishouden en de verzorging van de kinderen hadden zij nl. dienstboden en kindermeisjes in dienst genomen. 3. Zowel ongetrouwde als getrouwde vrouwen waren niet onafhankelijk. De ongetrouwde vrouw was voor haar gehele levensonderhoud afhankelijk van haar familie en de getrouwde vrouw was afhankelijk van haar man. De afhankelijkheid van de getrouwde vrouw had ze te danken aan de Franse Code Civil. Dit was een wet waarin stond vastgesteld dat de vrouw handelingsonbekwaam was en geen enkele zeggenschap had over de kinderen en haar bezittingen. 4. En als laatste hadden alle vrouwen geen politieke rechten. Hierdoor konden zij geen openbare functies vervullen met uitzondering van het koningschap in sommige landen. Ook in het onderwijs werden vrouwen gediscrimineerd, doordat zij minder opleidingsmogelijkheden hadden dan de jongens. Het einde van de eerste golf Na een lange strijd kwam de wens van de feministen eindelijk uit op 18 september 1919. Op deze dag werd door koningin Wilhelmina de wet ondertekend, die vrouwen het volledige kiesrecht toekende. Maar mannen en vrouwen werden op politiek gebied pas echt gelijkgesteld in 1922. Vanaf dat jaar kregen ook de vrouwen automatisch een stembriefje toegezonden. Het doel van de feministen was eindelijk bereikt, maar dit was niet alleen dankzij de strijd die de feministen hebben gestreden. De WOI (1918-1920) was van grote invloed geweest op het toekennen van het algemeen kiesrecht. In Nederland, maar ook in veel andere landen, heerste de angst dat er een revolutie zou uitbreken. Men was bang dat net als WOI een kleine groep voor een machtsovername zou zorgen met alle gevolgen van dien. Daarom was men nu eerder bereid ook vrouwen kiesrecht te geven. Nu het doel van de feministen was bereikt, werden ze minder radicaal en zakte de eerste golf langzaam in. Dat was niet alleen in Nederland het geval; dit proces gebeurde wereldwijd. Het inzakken van het feminisme had een aantal oorzaken, nl.: De feministen waren allang blij dat hun doel van vrouwenkiesrecht was bereikt, omdat de strijd veel tijd en energie had gekost. De verwachtingen van het kiesrecht waren hoger dan verwacht. Ze hoopten dat het aandeel van vrouwen in het parlement zou stijgen, maar in werkelijkheid viel dit zwaar tegen. Het aandeel van vrouwen in de vertegenwoordiging was laag en nam verder ook niet explosief toe. Daarnaast leek de feministische zaak een minder belangrijke noodzaak dan vroeger, omdat de positie van vrouwen op meerdere gebieden zeer was verbeterd. Tenslotte brak er in 1929 een zware economische crisis uit. Hierdoor hield de bevolking zich minder bezig met het feminisme, omdat ze het zelf al druk genoeg hadden met hun eigen zorgen om te kunnen overleven
Invloeden Rond de 18e eeuw zijn De Verlichting en de Romantiek ontstaan. Deze twee stromingen hebben veel invloed gehad op het ontstaan van het feminisme en de gedachtegang van het feminisme. De vrouwen streefden naar: vrijheid, gelijke rechten en zelfontplooiing. En dit alles was verwerkt in het Verlichtingsdenken. Daarnaast zorgde de Verlichting er ook voor dat de opvoeding van kinderen heel belangrijk werd gevonden. Kinderen moesten zich goed ontwikkelen, zodat ze volgens hun verstand konden denken. Omdat opvoeding hierbij een belangrijke rol speelt en de moeder deze taak had na de komst van de industrialisatie, was het belangrijk dat vrouwen volledig vrijgemaakt moesten worden voor gezin en huishouden. De Verlichting had door deze vrijmaking een belangrijke rol gespeeld bij de 19e eeuwse 'emancipatie van het moederschap'. De Romantiek is een cultuurstroming die o.a. veel belangstelling heeft voor het verleden en traditie. Door de belangstelling in traditie die overigens vaak 'geromantiseerd' was, ontstonden er veel idealen. 2 Belangrijke idealen waren: a) het ideaal voor moederschap. Volgens de natuurlijke aanleg waren man en vrouw tegenstellingen van elkaar. De vrouw bezat de eigenschappen van zwak gevoelig, lief en geneigd tot koesteren en verzorgen; dit in tegenstelling tot de eigenschappen van de man. Door de eigenschappen die de vrouw bezat, was zij zeer geschikt voor het moederschap. b) het huwelijksideaal. Dit was een totaal nieuw ideaal voor deze tijd. In tegenstelling tot vroeger, werd het huwelijk een verbintenis van man en vrouw uit liefde. De vrouw kreeg hierbij een belangrijke rol als hoedster en overbrengster van de waarden van huiselijk geluk en de liefdesband binnen het gezin. Actiepunten. Voorheen was al gezegd dat het feminisme pas goed op gang kwam in Nederland in 1870. Daarvoor is er wel sprake geweest van een 'voorgolf'. Bij deze voorgolf ging het om mannen die opkwamen voor de rechten van de vrouw via schriftelijke publicaties. Waarschijnlijk had deze actie niet zo'n grote invloed gehad, omdat het toen niet de vrouwen zelf waren die opkwamen voor hun rechten. De eerste feministische golf was voor het grootste deel het werk geweest van de vrouwen uit de burgerij. Vanaf 1840 werden er veel organisaties opgericht door vrouwen uit de burgerij die waren gericht op liefdadigheidswerk, zoals bijv. de armenzorg en de ziekenverpleging. Het liefdadigheidswerk vormde in Nederland, net zoals in de andere landen een wortel voor de latere feministische stroming. Een belangrijke stroming die zich bezighield met de liefdadigheid was het Réveil. De vrouwen van deze organisatie wilden met hun liefdadige activiteiten hun christelijke naastenliefde tonen. Door hun liefdadigheidswerk kwamen vrouwen nu meer te weet over de stand van zaken in het dagelijks leven en kwamen ze achter de vele misstanden die er heersten. Deze misstanden wilden ze oplossen en zo kwamen zij in actie om hun doel te bereiken. Met hun acties hebben ze veel bereikt zoals bijv. op het gebied van: 1. Het onderwijs en betaald arbeid. In de jaren '60 van de 19e eeuw deden de feministen hard hun best om het onderwijs toegankelijker te maken voor meisjes. Als het onderwijs toegankelijker werd, kregen ze meer opleidingsmogelijkheden en konden ze later ook een beroep uitoefenen. Belangrijke overwinningen op dit gebied waren: De eerste onderwijzeressenopleiding in 1860. Aletta Jacobs die als eerste vrouw werd toegelaten tot de HBS en universiteit. De verenigingen Tesselschade en Arbeid Adelt die eraan hebben bijgedragen dat het denkbeeld van betaalde arbeid voor fatsoenlijke meisjes niet paste, werd veranderd. De Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in Den Haag (1898) die zorgde voor een verbreiding van de vrouwenberoepen, betere arbeidsomstandigheden voor vrouwen en een verhoging van de belangstelling voor vrouwenarbeid. 2. Seksualiteit en moederschap. De vrouwen uit de burgerij ergerden zich eraan toen zij via hun liefdadigheidswerk erachter kwamen dat er een dubbel seksmoraal heerste binnen de samenleving. Deze dubbele seksmoraal hield in dat mannen door hun natuurlijke aanleg meer behoefte hadden aan seks dan vrouwen. Vrouwen moesten daar niks van hebben. Daarnaast heerste er ook het geïdealiseerde beeld dat vrouwen als moeder geen plezier konden beleven aan seks. Deze dubbele seksmoraal droeg er aan bij dat prostitutie in de Nederlandse staat werd gelegaliseerd. Prostituées werden toegelaten, zodat de man buitenshuis aan z'n seksuele behoeftes kon voldoen, omdat hij thuis niet genoeg aan zijn trekken kon komen. Door deze legalisatie werd het dus eigenlijk goedgekeurd dat mannen vreemdgingen, maar de gedachte dat vrouwen vreemdgingen was ondenkbaar en als dat dan toch gebeurde, werden zij met de nek aangekeken. In deze periode waren het vooral de prostituées en alleenstaande moeders die werden beschouwd als 'onzedelijke' vrouwen. Al deze vooroordelen zorgden ervoor dat de vrouwen hiertegen in actie kwamen en met hun acties hebben ze het volgende bereikt: In 1911 kwam er een herziening der zedelijkheidswetten, waarbij het houden van een 'huis van ontucht' strafbaar werd gesteld. Er kwam ook een actie tegen de dubbele seksmoraal. Zowel nationaal als internationaal werd het kuisheidsideaal verspreid. Het kwam er op neer dat zowel vrouwen als mannen kuis moesten zijn. Opvallend is dat er maar weinig acties waren tegen het vooroordeel dat vrouwen geen plezier konden beleven aan seks. Misschien is dit te begrijpen uit het feit dat men in die tijd zeer gelovig was en de kerk veel invloed had op het leven van de gelovigen. De acties in de jaren '80 en '90 waarbij de vrouwen streden voor de verbetering van de positie van alleenstaande moeders met hun kinderen zorgden ervoor dat via een wetswijziging in 1909 de vader van een natuurlijk kind tot onderhoudsplicht gedurende de minderjarigheid werd veroordeeld. De vader hoefde het kind niet te erkennen. Er kwam een kleine verbetering in de zeggenschap van moeders over hun kinderen bij de Kinderwetten van 1901. Toch bleven de vaders meer macht houden en aan de handelingsonbekwaamheid van getrouwde vrouwen kwam geen verbetering. De arbeidersvrouwen In de late 19e eeuw werden er in Europa verschillende sociaal-democratische partijen opgericht. In Nederland werd in 1984 de SDAP (Sociaal Democratische Arbeiderspartij) opgericht. De sociaal-democraten waren van mening dat vrouwen werden uitgebuit door het particulier eigendom en het kapitalisme. Zij waren ervan overtuigd dat daar een eind aan zou komen door de revolutie waar de arbeiders (mannen en vrouwen) hard voor moesten werken. De SDAP leek in het begin heel begaan met de strijd van vrouwen voor een betere positie door het oprichten van vrouwenverenigingen, maar in werkelijkheid bleek dat ze alleen uit eigen belang de verenigingen oprichten, om zo meer aanhang te krijgen. Dit eigen belang bleek ook uit het feit dat: de mannelijke SDAP-leiders het vrouwenkiesrecht minder belangrijk vonden. De mannelijke sociaal-democraten liever haden dat vrouwen niet werkten en thuis bleven. Het 'burgerlijk' huwelijksideaal was heel erg geliefd bij hen. Dit is op zich eigenlijk helemaal niet zo gek, als je weet dat in die tijd de arbeidsomstandigheden bar slecht waren. Daarnaast hadden de mannelijke sociaal-democraten ook veel vooroordelen tegen vrouwen, zoals de rol van de huismoeder voor de vrouw door haar natuurlijke aanleg. Dit alles zorgde ervoor dat de SDVC (Nederlandse Bond van Sociaal-Democratische Vrouwenclubs) werd opgericht in 1908 door Mathilde Wibaut. Haar conclusie was dat ook de arbeidersvrouwen voor zichzelf moesten opkomen en hier-voor een aparte vrouwenorganisatie nodig was. Nu er ook een aparte organisatie was opgericht voor de arbeidersvrouwen waren er twee verschillende soorten feministen. Doel van beiden feministen was het vrouwenkiesrecht, maar toch waren er wel verschillen tussen beide organisaties. Deze verschillen hadden te maken met de verschillen in belangen tussen de 'burgerlijke' en de 'socialistische' feministen. De verschillen waren te verklaren uit het feit dat ze allebei uit een verschillend milieu komen. De verschillen in belangen tussen de twee groepen: Op het gebied van arbeid waren ze het er wel met elkaar over eens dat vrouwen recht hadden op betaald arbeid, maar wat betreft de arbeidsomstandigheden liepen de meningen uiteen. De socialistische feministen vonden dat vrouwen ook recht hadden op aparte arbeidsbeschermende maatregelen. De burgerlijke feministen waren bang dat hierdoor de werkgelegenheid voor vrouwen zou afnemen. Wat betreft het vrouwenkiesrecht was er ook een verschil in mening. De socialistische vrouwen streden voor een algemeen vrouwenkiesrecht, maar de burgerlijke feministen vonden dat er een censuskiesrecht moest zijn.
De Periode tussen de eerste en de tweede golf Het feminisme werd minder actief in de crisisjaren van de jaren '30. Mensen hadden wel wat anders aan hun hoofd dan de vrouwenkwestie en schonken er daarom ook maar weinig aandacht aan. Tijdens de crisisjaren werd er in diverse landen, waaronder ook Nederland, geprobeerd om de betaalde arbeid van vrouwen terug te dringen. Vrouwen werden als bedreiging gezien op de arbeidsmarkt. Doordat hun uurloon lager was, ontstond er veel vraag naar vrouwen op de arbeidsmarkt. Betaald arbeid van meisjes en ongehuwde vrouwen werd in de tijd wel ge-accepteerd, maar als zij trouwden werd er verwacht dat zij stopten met werken. Tijdens het interbellum hadden de confessionele partijen veel invloed het regeringsbeleid. Confessionelen zijn zeer anti-feministisch, en dan kun je wel begrijpen dat het interbellum niet echt een goede periode is geweest voor vrouwen. Volgens de confessionelen hoorden de vrouwen thuis te blijven en mannen het betaald werk te verrichten. Verder moesten vrouwen gehoorzaam zijn aan 'de heren der schepping'. Niet alleen de confessionelen dachten er zo over, ook de socialisten en de (progressieve) liberalen waren het er hierover eens. Toch waren zij minder extreem dan de confessionelen. Zo waren zij wel van mening dat vrouwen gelijkwaardig en niet ondergeschikt aan mannen waren. Om deze reden vonden de socialisten en de liberalen niet dat de rechten van de vrouwen moesten worden teruggedrongen; de confessionelen wilden dit wel. De feministen verzetten zich hier natuurlijk wel tegen, maar het verzet was minder radicaal dan in de feministische golf. Hieraan kun je zien dat de eerste feministische golf voorbij was, maar dat het feminisme als politieke stroming bleef bestaan. Emancipatie De jaren '70 waren de jaren van emancipatie waarin veel groepen en minderheden probeerden een eigen plek in de samenleving te veroveren. Er werd flink aan de weg getimmerd om de boodschap over te brengen. Met vormingsweekenden en discussieavonden werd ook aan de bewustwording binnen de eigen groep gewerkt. Feminisme
Eén zo’n emancipatiebeweging is het feminisme of de vrouwenstrijd, afgeleid van het latijnse woord ‘femina’ wat vrouw betekent. Feministen verzetten zich tegen de onrechtvaardige sekseverschillen tussen mannen en vrouwen. De zogenaamde eerste feministische golf was van 1870-1920. De opstandige vrouwen hielden zich bezig met o.a. betaalde arbeid, beter onderwijs voor vrouwen en vrouwenkiesrecht. Tweede feministische golf De tweede feministische golf duurde zo ongeveer van 1965 tot 1980. Vrouwen deden opnieuw van zich horen uit onvrede met de gang van zaken. Na de eerste feministische golf gebeurde er verder niets op het gebied van vrouwenemancipatie. Het recht van de vrouw was het aanrecht en daar moest zij al haar creativiteit in kwijt en aanzien aan ontlenen. De nieuwe feministische golf had de thema's arbeid, politiek, onderwijs weer hoog in het vaandel staan. Nieuwe strijdpunten waren de onderwerpen seksualiteit, huwelijk en gezin. De Eerste Feministische Golf (1880-1919) Jeannine Hendriks Achtergronden van het opkomend feminisme Onder invloed van de snelle modernisering en de industrialisatie, aan het einde van de 19e eeuw, veranderde het leven van de mensen sterk. Er ontstond een gestaag groeiende middenklasse die profiteerde van de economische mogelijkheden die deze veranderingen boden. "De politieke arena zou schadelijk zijn voor het vrouwelijke gestel. ,, Een van deze veranderingen was een steeds strikter wordende scheiding tussen privé en openbaar. Het werk en de thuissituatie raakten los van elkaar. Waar boeren en middenstand vroeger het bedrijf aan huis hadden, werkten nu mannen in de handel en de industrie. Op kantoren en in gebouwen elders in de stad. Tegelijkertijd ontstonden er bij de middenklasse fatsoensnormen die eisten dat een vrouw thuis voor haar gezin zorgde, betaalde arbeid was uit den boze. Ook voor een ongehuwde vrouw was het 'not done' om in haar eigen onderhoud te voorzien. Tot het moment dat zij een geschikte huwelijkskandidaat had gevonden werd zij door haar familie onderhouden. Gehuwde vrouwen waren bij de wet 'handelingsonbekwaam' en mochten dus niet zelfstandig over inkomen en bezittingen beslissen, noch over de opvoeding van de kinderen.(1) De middenklasse was eind vorige eeuw voornamelijk liberaal georiënteerd. Dit liberalisme, en het achttiende-eeuwse Verlichtingsdenken waarop het was gebaseerd, is dan ook van grote invloed geweest op het ontstaan van het feminisme. Steeds meer vrouwen gingen zich afvragen waarom de individuele vrijheid, de gelijke rechten, het recht op individuele ontplooiing niet op hun van toepassing bleek. Waarom alleen mannen profiteerden van verbeteringen in het onderwijs en verruiming van het kiesrecht.(2) Ook van belang voor de opkomst van het feminisme was de heersende dubbele moraal op het gebied van de seksualiteit. Veel vrouwen uit de burgerij waren actief in het liefdadigheidswerk, een onbetaalde bezigheid, en dus fatsoenlijk. Hierin leerden ze niet alleen om zelfstandig en actief deel te nemen aan de maatschappij, het maakte hen ook bewust van de sociale misstanden die het gevolg waren van die dubbele moraal: de prostitutie en het ongehuwde moederschap.(3) Vrouwen ontdekten dat zij op het gebied van onderwijs, politieke rechten, en rechtspositie een grote achterstand hadden en dat de dubbele seksuele moraal in hun nadeel werkte. Wilden vrouwen deze kwesties effectief aanpakken, dan was het nodig dat zij invloed konden uitoefenen op de politiek. Dus moeste vrouwen stemrecht krijgen. Zo ontstond de kiesrechtstrijd.(4) De kiesrechtstrijd (1880-1919) Tegenstanders van het vrouwenkiesrecht redeneerden dat de vrouw door haar aard (emotioneel en zwak) niet in staat was een objectief oordeel te vellen. Zij waren intellectueel inferieur aan mannen, handelingsonbekwaam en dus ondergeschikt aan mannen. Bovendien waren mannen prima in staat om de belangen van de vrouw te behartigen. De politieke arena zou schadelijk zijn voor het vrouwelijke gestel. Daar kwam nog bij dat een vrouw helemaal niet hoefde te stemmen, omdat de man als gezinshoofd, haar vertegenwoordigde.(5) Voorstanders meenden echter dat kiesrecht voor gehuwde vrouwen en moeders belangrijk werd, omdat de overheid zich steeds meer met gezinsaangelegenheden ging bemoeien. Steeds meer vrouwenorganisaties gingen zich in de loop van de jaren '90 uitspreken voor het vrouwenkiesrecht. Zij schrijven pamfletten en houden bijeenkomsten, maar zo radicaal als de Engelse 'suffragettes' werden zij niet.(6) Pas in 1919 kregen vrouwen in Nederland kiesrecht. De Eerste Wereldoorlog speelde hierbij een belangrijke rol. Sommige organisaties legden de nadruk op de specifiek vrouwelijke kwaliteiten: als vrouwen stemrecht zouden hebben, zouden er in de toekomst minder oorlogen zijn. Zij zouden een vredelievende invloed op de politiek hebben. Belangrijker was echter dat in de deelnemende landen bleek dat vrouwen prima in staat waren om de werkzaamheden van de mannen over te nemen. Terwijl de mannen aan het front vochten, deden de vrouwen het werk en hielden de maatschappij draaiende. Zo bewezen zij het staatsburgerschap waard te zijn.(7) In Nederland kwam daar in 1917 de schoolstrijd nog bij. Confessionele partijen wilden van de overheid een gelijke financiering voor hun bijzondere scholen als de openbare scholen kregen. Andere partijen waren daar tegen. Dit leidde in 1917 tot een patstelling in de politiek. Om deze situatie te doorbreken beloofden de liberalen en de socialisten om de confessionele partijen te steunen, in ruil voor confessionele steun aan hun wetsvoorstel voor kiesrechtuitbreiding. Dit voorstel hield in: algemeen kiesrecht voor mannen en passief kiesrecht voor vrouwen.(8) Bij de Tweede-Kamerverkiezingen van 1918 kwam Suze Groenweg als eerste vrouw in de Kamer, voor de SDAP. Bij de gemeenteraadsverkiezingen kwamen er honderd vrouwen in de verschillende gemeenteraden, dat was ongeveer één procent van alle gemeenteraadsleden.(9) In 1919 kregen vrouwen ook actief kiesrecht, en in 1922 waren de eerste Tweede-Kamerverkiezingen waarbij vrouwen zelf konden stemmen. Er kwamen zeven vrouwen in de Kamer, maar een revolutionaire omwenteling, zoals sommigen gevreesd en anderen gehoopt hadden, bleef uit.(10)
feminisme in een notendop de termen _ Feminisme is afgeleid van het Latijnse woord ‘femina’, dat ‘vrouw’ betekent. Het feminisme is een stroming die zich verzet tegen onrechtvaardige sekseverschillen in de maatschappij. Feministe(n)s strijden voor een gelijke behandeling van vrouwen en mannen in de samenleving. _ Sekse verwijst naar het biologisch geslacht: man of vrouw. _ Gender verwijst naar het sociaal geslacht; de ideeën en verwachtingen rond mannelijkheid en vrouwelijkheid. Deze zijn sociaal en cultureel bepaald en worden voortdurend veranderd, verfijnd en bijgeschaafd. Gender is een sociale constructie : verschillen tussen mannen en vrouwen zijn niet biologisch van aard, maar zijn een gevolg van stilzwijgende afspraken, normen, die op een bepaald moment, in een bepaalde samenleving worden gemaakt. de wortels De oorsprong –in onze contreien- ligt in de emancipatiegedachte die vertrekt vanuit het gelijkheidsideaal en die gelijke rechten vooropstelt voor ieder individu en alle groepen van mensen, zoals slaven, zwarte mensen, arbeiders, vrouwen, ..... de golven Als men zich in het onderwerp feminisme verdiept zal men al vlug merken dat er voornamelijk gesproken wordt in termen van ‘golven’, zoals daar zijn : de 1e feministische golf, de 2e en soms spreekt men zelfs al van een 3e feministische golf die al dan niet reeds bezig is. Kort geschetst komt het in de tijd hierop neer: _ eerste feministische golf : 19e eeuw, van + 1850-1920, die globaal gezien over de hele wereld ongeveer 70 jaar beslaat. De 1e golf begint in de Verenigde Staten met een betoging van textielarbeidsters voor betere werkomstandigheden en parallel de roep naar kiesrecht voor vrouwen. Ze spreidde zich daarna uit over Engeland en andere Europese landen, waaronder uiteraard ook België; _ tweede feministische golf : ontstaan in de jaren zestig en volgens sommigen eindigend ergens in de jaren tachtig, volgens anderen nog steeds doorgaand. Jaren vijftig en begin jaren zestig was er niet bijzonder veel aandacht voor feministische vraagstukken. In het buitenland verschenen al in de late jaren veertig studies op dit gebied, die over heel de wereld bekendheid verwierven. “Le deuxième sexe” (De tweede sekse), van de Franse filosofe Simone de Beauvoir verscheen in 1949 en is misschien wel het boek dat meest invloed heeft gehad op de generatie feministen die de tweede golf ontketenden. “De tweede sekse” is een aanklacht tegen het patriarchale denken en analyseert hoe vrouwen tot ondergeschikte sekse werden gemaakt. Onder specifieke omstandigheden en in het kader van de zgn. ‘nieuwe sociale bewegingen’ vinden we vanaf de jaren zestig het feminisme en de vrouwenbeweging terug in tal van denkstromingen en groeperingen (politieke en andere) maar de rode draad in ieders betoog is hun strijd tegen onderdrukking op basis van sekseverschillen en de dominante patriarchale manier van denken in de maatschappij. Zonder hierover verder uit te wijden, onderscheiden we binnen de tweede golf 5 grote denkrichtingen, nl. liberaal feminisme, existentialistisch feminisme, socialistisch feminisme, radicaal feminisme en gelijkheidsfeminisme. Volledigheidshalve vermeld ik hier ook nog het feministisch differentiedenken, met als bakermat Frankrijk, en dat vnl. een (tamelijk ingewikkelde) filosofische theorie is, ontstaan als reactie op negatieve ervaringen met paternalistische invloeden binnen de Mei-68-beweging. Voor meer informatie over de verschillende stromingen verwijs ik graag naar meer lezen terzake.* Zowel de eerste als de tweede feministische golf kenmerken zich door vier belangrijke strijdterreinen : nl. arbeid, onderwijs, politiek en het terrein seksualiteit, huwelijk en gezin. _ derde feministische golf : is een derde feministische golf op komst ? en zo ja, is ze wel nodig ? Belangrijke strijdpunten op de agenda van de vrouwenbeweging blijven de combinatie van arbeid en zorg, integratie van allochtone vrouwen, bestrijding van de zgn. armoedeval onder vooral gescheiden vrouwen en de nog steeds voortdurende waakzaamheid voor geweld op vrouwen. Of dit ondergebracht kan/zal worden onder de noemer ‘derde feministische golf’, de toekomst zal het uitwijzen. de kanttekeningen Belangrijke strijdpunten tijdens de tweede feministische golf waren openstelling van alle opleidingen en banen voor vrouwen, gelijkwaardigheid en handelingsbekwaamheid van (getrouwde) vrouwen, zelfbeschikkingsrecht qua anticonceptie en abortus en gelijk loon voor gelijk werk, de bestrijding van discriminatie van de vrouw in de wetgeving, de opvoeding en het huwelijk & niet te vergeten, gezinsgeweld en geweld op vrouwen tout court. Toch de strijd nog niet volledig gestreden In een notendop kunnen we stellen bv. _ dat gelijke betaling van vrouwen en mannen ook nu nog niet altijd een feit is. Er bestaat nog steeds een verschil in betaling van 7 à 8 procent, in het nadeel van vrouwen; _ dat adequate en voldoende kinderopvang een absolute noodzaak is om alle vrouwen
toegang te verlenen tot de arbeidsmarkt; _ dat vrouwen nog steeds een minderheid vormen in tal van (politieke) bestuursorganen, op de hoogste spurten van de carrièreladders

_ dat ze nog steeds moeten opboksen tegen vooroordelen en stereotiepe rolpatronen die
haar telkens weer klassieke plichten aansmeren en verwachten dat ze die dan maar
combineert met haar nieuwe ‘verworvenheden”. Uiteraard een niet-limitatief lijstje.... Vrouwen van nu zeggen wel eens dat het allemaal voor elkaar is, dat alles mogelijk is voor
vrouwen en dat de vrouwenbeweging een voorhistorisch fossiel geworden is met nog weinig
relevantie ! De zogenaamde 'Grrls' van nu willen geen acties meer of grote woorden. Zij maken massaal
gebruik van de vaak zwaar bevochten verworvenheden en ervaren ze als vanzelfsprekend. Toch is het niet ondenkbaar dat ze vroeg of laat tegen dezelfde problemen aanlopen, zullen
beseffen dat de ‘onzichtbare’ discriminaties veel moeilijker te bestrijden zijn en dat de
wettelijke realisaties als alibi gebruikt zullen worden om protest in de kiem te smoren. Veel meiden en (jonge) vrouwen sluiten daar m.i. echter de ogen voor en problemen die hier
nog wel degelijk omheen spelen worden ontkend of in gedachten geminimaliseerd. HOITSEMA, Maria Wilhelmina Hendrika (bekend als Mevr. Dr. J. Rutgers-M.W.H. Hoitsema; roepnaam: Mietje), feministe die het van de in de vrouwenbeweging actieve vrouwen het langst (tot 1905) volhield in de SDAP, is geboren te Britsum (Fr.) op 10 juli 1847 en overleden te Rijswijk op 26 oktober 1934. Zij was de dochter van Synco Hoitsema, predikant, en Rika van Bolhuis. Op 3 augustus 1885 trad zij in het huwelijk met Johannes Rutgers, arts. Dit huwelijk bleef kinderloos. Pseudoniem: Amalasuntha. Hoitsema behaalde in 1865 haar onderwijzersakte en werd na enkele betrekkingen hoofd van de Openbare Meisjesschool voor Uitgebreid Lager Onderwijs in Rotterdam in 1873. Zij gaf deze functie op in 1885, toen zij met de een jaar eerder weduwnaar geworden dr. J. Rutgers huwde en zich wijdde aan de opvoeding van haar drie stiefkinderen. Zij werd langzaamaan sociaal geëngageerd, in de eerste plaats in feministische richting. Zij was in 1894 medeoprichtster van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, de eerste van een lange rij commissies, besturen en verenigingen waarin zij actief was. In Rotterdam werd zij presidente van de eerste afdeling van deze vrouwenvereniging. In 1895 richtte zij de Rotterdamsche Buurtvereeniging op ter ontwikkeling van vrouwen en kinderen en gezinnen uit de arbeidersklasse. Deze vereniging ging later op in de uit het Toynbeewerk voortgekomen vereniging Ons Huis. Voor de eveneens in 1895 door haar in Rotterdam opgerichte Vereeniging ter behartiging van de belangen der Vrouw organiseerde zij in 1898 enige geruchtmakende lezingen over de intellectuele capaciteiten van de vrouw. Hector Treub verdedigde de geschiktheid van vrouwen voor universitaire studies. De Utrechtse psychiater C. Winkler bestreed dit. Na dit debat werd de intellectuele inferioriteit van vrouwen niet meer in serieuze discussies verdedigd. In 1898 kwam naar Frans voorbeeld (de Maternité mutuelle) de Vereeniging Onderlinge Vrouwenbescherming tot stand, een poging hulp aan ongehuwde moeders te organiseren op basis van de erkenning van een recht op moederschap. In 1895 had Hoitsema onder pseudoniem in het Sociaal Weekblad voor deze vorm van hulp gepleit met als uitgangspunt dat vrouwen zich persoonlijk in zouden zetten om verleide en bedrogen zusters te helpen. Dat de oprichting zo lang op zich liet wachten, kwam door verschil van mening over de grondslag van de vereniging, die ook in Amsterdam was voorbereid. Annette Versluys-Poelman ging ervan uit dat de hulp die geboden werd van een niet-moraliserend karakter moest zijn, terwijl Hoitsema een onderscheid wenste te maken tussen 'ontuchtige en zedelooze' vrouwen en 'verleiden'. Alleen de laatsten moesten volgens haar zonder veroordelende houding ondersteund worden. In 1898 nam Hoitsema actief deel aan de bijeenkomsten rond de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid, waarna zij bij de oprichting van de Nationale Vrouwenraad in hetzelfde jaar vice-presidente werd van deze federatie van vrouwenorganisaties. Zij speelde ook een rol in de internationale organisaties en bezocht buitenlandse congressen. In 1899 nam zij deel aan de oprichting van de School voor Maatschappelijk Werk in Amsterdam. Van 1899 tot 1912 was zij presidente van de Nieuw- Malthusiaansche Bond. Het controversiële karakter van de propaganda voor anticonceptie verhinderde niet dat zij een centrale plaats in de feministische activiteiten bleef innemen. Eind jaren negentig werd zij lid van de SDAP. Hierin speelde zij een rol in het debat over de wettelijke regeling van vrouwenarbeid, waarvoor zij in 1901 ook het Nationaal Comité inzake Wettelijke Regeling van Vrouwenarbeid oprichtte. Zij verdedigde op het congres van de SDAP in 1902 namens een minderheid uit de afdeling Rotterdam de mening dat aparte bescherming van vrouwenarbeid ongewenst was, omdat de economische bewegingsvrijheid van vrouwen er door beperkt zou worden. Voor haar ideeën over de dubbele uitbuiting van de vrouw kreeg zij in de SDAP geen steun. Henriette Roland Holst zag in haar betoog een 'feministisch duiveltje' en zonder moeite stelde de meerderheid van het congres vast dat aparte bescherming van vrouwenarbeid zinvol was. Na het congres kwam het tot een polemiek tussen beide vrouwen. Hoitsema legde haar visie vast in de brochure Arbeidswetgeving en bizondere bescherming van vrouwenarbeid (Rotterdam 1904), waarop Roland Holst antwoordde met De vrouw, de arbeidswetgeving en de sociaal-demokratie (Amsterdam 1903; eerst in De Nieuwe Tijd, 1903, 629-646 en 729-738). Hoitsema schreef hierop Nog eens: Arbeidswetgeving en bizondere bescherming van vrouwenarbeid. Antwoord aan Mevrouw Henriëtte Roland Holst (Rotterdam 1904). In 1905 stapte Hoitsema uit de partij naar aanleiding van het standpunt van Troelstra dat de opheffing van de klassenverschillen urgenter was dan die van de sekseverschillen en van de bemoeienis van het partijbestuur in de kiesrechtstrijd om het vrouwenkiesrecht naar de achtergrond te schuiven. Op het internationaal congres van de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht in Stockholm nam Hoitsema het initiatief tot oprichting van de Internationale Correspondentie. Van dit orgaan, dat zich richtte tegen arbeidsbescherming naar sekse, was zij internationaal secretaris. In 1913 belandde zij na een val langdurig in het ziekenhuis en na een auto-ongeluk in 1918 trok zij zich langzamerhand uit het openbare leven terug. Hoitsema, die anti-militariste was, liep vlak voor haar dood op 86-jarige leeftijd evenwel nog in de Vrouwen-Vredesgang mee.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.