Weekdieren

De weekdieren: De mossel: (de gewone mossel) 1. Milieu: De gewone mossel leeft in zee en hecht zich vast aan staketsels met baarddraden. 2. Uitzicht: De mossel heeft een schelp die bestaat uit 2 gelijke delen.  De achterkant is verbreed en de voorkant loopt puntig uit. Ze voedt zich met dood en levend organisch materiaal.  Ze worden soms de natuurlijke filters van de zee genoemd.  De binnekant van de schelp bestaat uit parelmoer 3. Woorden: De sluitspier: een spier die er voor zorgt dat de 2helften van de mossel niet ongewenst open gaan. Je kan de sluitspieren
herkennen aan hun ronde vorm.  Als je de mossel kookt

begeven de sluitbanden het en gaat de mossel open. De slotbanden: Ze bevinden zich aan de rugzijde en ze kunnen er voor zorgen dat de schelp open getrokken wordt. Groeiringen: De concentrische groeiringen  vertrekken aan het puntige uiteinde van de schelp, het duidt op een fase van intense groei. In- en uitstromingsopening: Deze bevinden zich achteraan de schelp                                              De uitstromingsopening ligt het dichtst bij de slotband (lijkt op een gaatje) de instromingsopening ligt meer in de
schelp en heeft een onefenrand (gekarteld) De mantel: Dit is eigenlijkhet geel achtige deel, bestaande uit 2 lobbben hij omgeeft het eigenlijke mossel lichaam en de mantelholte (=de plaats waar de aan weerszijden plaatvormige kieuwen lagen, opgebouwd uit 2 kieuwbladen), dat je ziet.  Dit wordt begrensd door de mantelrand.  Op een open schelp kan je
zien dat er een mantellijn is (=duidt de plaats aan waar de
mantelrand aan de schelp heeft vast gezeten) De mantelholte: Deze staat in verbinding met de instromingsopening hier komt het water binnen en gaat het naar de mondlappen> (4) die direct achter de kleine sluitspier
liggen (vooraan). De voet: Dit is een bruin zwarte spier die door twee witte band vormige spieren is verbonden aan de schelp onder de voet liggen de baarddraden. Tussen dze klier en de kleine sluitspier is er nog een zakje met ingewanden 2 voortplantingsklieren ze
monden zijdelings van de buldvormige verdikking uit in de
voortplantings periode zijn ze opgezwollen Er zijn een 3 paar zenuw knoppen: voet, hersen, ingewand die met zenuw strengen aan elkaar verbonden zijn 4. Ander week dieren: Zoetwatermossel: zwanenmossel, schildersmossel De oester is tweeslachtig rechter klep is kleiner en plat Tweekleppige of plaatkieuwigen = stevige voet, lichaam
omgeven door mantel in de mantel holte zijn plaatkieuwen
anwezig. De inkvis is een kop potig dier door zijn krans van armen rond
de mond.