Hoofdstuk 1: Nomaden worden Stedelingen
Kenmerkende aspecten:
- De levenswijze van jagers-verzamelaars
- Het ontstaan van de landbouw en landbouwsamenleving
- Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
De Neanderthaler leefde van 230.000 tot 35.000 v. C. in Afrika, Azië en Europa. Kenmerken zijn:
- Brede neus
- Gedrongen lichaam
- Stal vuur
- Kon communiceren
De Homosapiens leefde van 137.000 tot 40.000 v. C. in Afrika en Europa. Kenmerken zijn:
- Handiger dan de Neanderthaler
- Maakte kunst
De Homosapiens en Neanderthalers konden niet schrijven en er werd niet over hen geschreven. Deze hele periode
heet de Prehistorie. Deze eerste mensen werden Jagers en verzamelaars genoemd omdat ze leefden van de jacht
en van het verzamelen van voedsel. Ze leefde in groepen die bestonden uit 20 tot 30 personen.
De overgang naar landbouw is waarschijnlijk op gang gebracht door een klimaatswijziging. Dit gebeurde voor het
Eerst in het Midden-Oosten rond 9.000 en 6.000 v. C.. Er ontstonden meer vruchtbare gebieden. De natuur bood zoveel voedsel dat ze langer op een plek konden blijven leven. De akkerbouw kwam op gang en rond 7.500 v. C. kwam ook de veeteelt. Deze overgangen noemen we de Neolithische revolutie. Tussen 9.000 en 6.000 v. C. ontstond een Agrarische samenleving. De neolithische revolutie was de eerste economische revolutie.
In Egypte was de koning eigenaar van alle grond. De boeren moesten een groot deel van de opbrengsten afstaan aan de koning zodat deze de ambtenaren kon betalen. De Egyptenaren schreven met het Hièroglievenschrift.
Drie Griekse goden waren Osiris, Isis en Re. De Egyptenaren geloofden in een Natuurgodsdienst. Farao Amenophis IV Echnaton heeft geprobeerd het Monotheïsme in te voeren, maar zijn zoon wijzigde dit weer. Het Polytheïsme was weer het geloof.
Egyptenaren geloofden in het leven na de dood. Om het hiernamaals te bereiken moest hun lichaam intact blijven. Deze werden daarom gebalsemd.
Agrarische Samenleving Samenleving waarin de meeste mensen leven van de akkerbouw en veeteelt.
Hièroglievenschrift Egyptisch beeldschrift dat vanaf 3,000 v. C. gebruikt werd.
Homo sapiens De wetende mens, ook wel de moderne mens genoemd
Irrigatie Kunstmatige bevloeiing van akkers d.m.v. een systeem van kanalen en dijken.
Jagers en verzamelaars Mensen die leven van de jacht, visserij en het verzamelen van voedsel
Monotheïsme Godsdienst met één God.
Natuurgodsdienst Elementen uit de natuur worden als God vereerd.
Neanderthaler Uitgestorven mensensoort, die leek op de homo sapiens.
Neolitische revolutie Overgang van jagers en verzamelaars naar een agrarisch bestaan.
Polytheïsme Godsdienst waarbij in meer goden word geloofd.
Prehistorie Periode waarin een volk geen schrift kende en er ook niet door anderen over hen werd geschreven.
Kenmerkende aspecten:
- De levenswijze van jagers-verzamelaars
- Het ontstaan van de landbouw en landbouwsamenleving
- Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
De Neanderthaler leefde van 230.000 tot 35.000 v. C. in Afrika, Azië en Europa. Kenmerken zijn:
- Brede neus
- Gedrongen lichaam
- Stal vuur
- Kon communiceren
De Homosapiens leefde van 137.000 tot 40.000 v. C. in Afrika en Europa. Kenmerken zijn:
- Handiger dan de Neanderthaler
De Homosapiens en Neanderthalers konden niet schrijven en er werd niet over hen geschreven. Deze hele periode
heet de Prehistorie. Deze eerste mensen werden Jagers en verzamelaars genoemd omdat ze leefden van de jacht
en van het verzamelen van voedsel. Ze leefde in groepen die bestonden uit 20 tot 30 personen.
De overgang naar landbouw is waarschijnlijk op gang gebracht door een klimaatswijziging. Dit gebeurde voor het
Eerst in het Midden-Oosten rond 9.000 en 6.000 v. C.. Er ontstonden meer vruchtbare gebieden. De natuur bood zoveel voedsel dat ze langer op een plek konden blijven leven. De akkerbouw kwam op gang en rond 7.500 v. C. kwam ook de veeteelt. Deze overgangen noemen we de Neolithische revolutie. Tussen 9.000 en 6.000 v. C. ontstond een Agrarische samenleving. De neolithische revolutie was de eerste economische revolutie.
In Egypte was de koning eigenaar van alle grond. De boeren moesten een groot deel van de opbrengsten afstaan aan de koning zodat deze de ambtenaren kon betalen. De Egyptenaren schreven met het Hièroglievenschrift.
Drie Griekse goden waren Osiris, Isis en Re. De Egyptenaren geloofden in een Natuurgodsdienst. Farao Amenophis IV Echnaton heeft geprobeerd het Monotheïsme in te voeren, maar zijn zoon wijzigde dit weer. Het Polytheïsme was weer het geloof.
Egyptenaren geloofden in het leven na de dood. Om het hiernamaals te bereiken moest hun lichaam intact blijven. Deze werden daarom gebalsemd.
Agrarische Samenleving Samenleving waarin de meeste mensen leven van de akkerbouw en veeteelt.
Hièroglievenschrift Egyptisch beeldschrift dat vanaf 3,000 v. C. gebruikt werd.
Irrigatie Kunstmatige bevloeiing van akkers d.m.v. een systeem van kanalen en dijken.
Jagers en verzamelaars Mensen die leven van de jacht, visserij en het verzamelen van voedsel
Monotheïsme Godsdienst met één God.
Natuurgodsdienst Elementen uit de natuur worden als God vereerd.
Neanderthaler Uitgestorven mensensoort, die leek op de homo sapiens.
Neolitische revolutie Overgang van jagers en verzamelaars naar een agrarisch bestaan.
Polytheïsme Godsdienst waarbij in meer goden word geloofd.
Prehistorie Periode waarin een volk geen schrift kende en er ook niet door anderen over hen werd geschreven.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden