In 1934 wilde een meerderheid van het kabinet Stalin’s persoonlijk bewind aan banden leggen. Als tegenactie begon Stalin de Grote Zuivering die ongeveer vier jaar duurde. De moord op zijn voornaamste mededinger, S. Kirov, was het startsein. Naast politieke tegenstanders werden ook trouwe partijaanhangers, kunstenaars, staatsfunctionarissen, wetenschappers en burgers die men van spionage, verraad of ‘trotskisme’ beschuldigden, naar strafkampen gebracht of vermoord. Ook werd 70 % van de leidinggevende militairen vermoord. Er waren schijnprocessen om de buitenwereld de indruk te geven dat het er in de Sovjet-Unie rechtvaardig aan toe ging. Maar het was zo’n golf van processen dat uiteindelijk de kranten in de Westerse wereld er nauwelijks meer aandacht aan besteedden.
Op het hoogtepunt van deze zuiveringen weigerde Stalin ook een nieuwe grondwet aan te nemen, die de burgers meer democratische rechten en vrijheden zou geven. Doordat de Tweede Wereldoorlog in aantocht was, namen de zuiveringen toch geleidelijk af. Stalin zorgde voor een verrassende wending. Samen met zijn rechterhand, de minister van defensie Molotov, sloot hij een vriendschapspact met het nationaal-socialistische Duitsland. Het Molotov- Von Ribbentrop-pact had vele voordelen en werd door Stalin zonder pardon benut. De Sovjet-Unie werd aanzienlijk uitgebreid ten koste van de zwakkere buurlanden. Polen werd verdeelt en Estland, Letland en Litouwen kwamen onder de invloed van Stalin. De Russen moesten zich wel buiten de oorlogen houden die de Duitsers zouden aangaan. Stalin had dus totaal niet verwacht dat Duitsland de Sovjet-Unie zou gaan binnenvallen op 22 juni 1941. Na grote verliezen in de eerste oorlogsmaanden als gevolg van de zwakke (voor het grootste deel uitgemoorde) Sovjetdefensie, slaagde Stalin er uiteindelijk toch in zijn kansen te keren.
Zowel op diplomatiek als militair gebied droeg Stalin in doorslaggevende mate bij tot de grote successen in de slotfase van de oorlog. Hij bleek in topoverleg met andere geallieerde leiders zeer goed te zijn in het doordrukken van zijn eigen doelstellingen. Hij kreeg hierdoor een enorm aanzien als staatsman in zowel binnen- als buitenland. Zijn leiderschap had hij benadrukt door aanvaarding van nieuwe ambten, titels en onderscheidingen.
Hij werd voorzitter van de Raad van Volkscommissarissen, minister-president, hoofd van het Opperste Defensiecomité, maarschalk en generalissimus van het Rode Leger.
Na de oorlog voerde hij een strak binnenlands beleid door zijn ambitieuze buitenlandse politiek en de enorme problemen rond de naoorlogse opbouw van zijn land. Hij leidde in het Kremlin een vereenzaamd leven temidden van een gesloten kring van medewerkers. Regelmatig vonden er nog zuiveringen plaats. Een afwijkende mening of vreemd gedrag werd dus nog steeds niet getolereerd en bovendien werd de bevolking gedwongen Stalin met Byzantijns eerbetoon te verafgoden. Heel veel van zijn oude medewerkers vertrouwden Stalin niet meer en hij regeerde dan ook autocratisch via zijn persoonlijk secretariaat, dat geleid werd door generaal Poskrebysjev.
Stalin overleed in maart 1953 onder onduidelijke omstandigheden: volgens officiële berichten was het een hersenbloeding.
Zijn gebalsemde lijk werd eerst in het mausoleum van het Kremlin gelegd naast Lenin, maar Chroesjtsjov die een hekel had aan het beleid van Stalin, zorgde ervoor dat Stalins stoffelijke resten gecremeerd werden en de as ervan bij een muur van het Kremlin werd gedeponeerd.
Deelvraag 2
Wat zijn de vijfjarenplannen?
In 1927 gaf Stalin een korte karakteristiek van een communistische staat. De vroegere ‘wijzen’ van het communisme; Marx, Engels en Lenin, hadden namelijk nooit goed beschreven hoe zo’n staat eruit zou komen te zien.
Stalin gaf zeven punten:
1. Geen particulier eigendom van werktuigen en middelen; al het eigendom is volledig collectief
2. Geen klassen en geen staatsmacht. De werkers van de industrie en landbouw besturen zich economisch als een vrije associatie van werkers
3. De economie is gebaseerd op de hoogste techniek, zowel in de landbouw als industrie
4. Geen tegenstellingen tussen stad en platteland, tussen industrie en landbouw
5. ‘Van ieder naar zijn eigen vermogens, aan ieder naar zijn eigen behoeftes’
6. Wetenschap en kunst in volle bloei
7. Het volk is werkelijk vrij, er zullen geen zorgen zijn om de kost te verdienen en er is geen onderdrukking door meerderen
Het belangrijkste doel van het communisme was dus: het afschaffen van de ongelijkheid in inkomens. Maar over hoe dit doel bereikt moest worden liepen de meningen uiteen. Volgens Lenin moest het geleidelijk gaan. Langzaam moest ‘de Staat afsterven’. In die periode moest een absolute macht heersen, de Staat mocht dan niet gehinderd worden. Stalin vond echter, dat voordat ‘de Staat afstierf’ er een maximale versterking van de Staatsmacht moest zijn. Op deze manier kon hij heel slim zijn dictatuur rechtvaardigen.
Voordat Stalin aan de macht kwam, heeft Lenin de ‘NEP’ ingezet. De Nieuwe Economische Politiek was een binnenlandse hervorming, een combinatie van het socialisme en het kapitalisme. De staat had controle over de zware industrie, het bankieren en transport. Maar de staat stond de vrije internationale markt, restaurants, winkels en het op kleine schaal fabriceren van dingen toe. Ook mochten de boeren blijven werken op hun eigen boerderijen. De staat was wel eigenaar van het land. Lenin beloofde ook dat de boeren de grond in persoonlijk eigendom zouden krijgen. Dit systeem werkte redelijk goed. Er was meer voedsel voor de boeren, er waren spullen te krijgen in de winkels. Maar Stalin verzette zich tegen deze namier van beleid voeren. Hij zag het als verraad van het echt communistisch gevoel. Toen hij uiteindelijk aan de macht kwam, hief hij elke privé-onderneming op en stelde alles onder staatscontrole. Iedereen moest gaan produceren voor het algemeen belang. Er werd een begin gemaakt aan het uitvoeren van de vijfjarenplannen.
Deze plannen moesten de structuur van de economie vorm geven, de arbeid van alle mensen bundelen en tot aanwijsbare voorruitgang leiden in het verwezenlijken van de doelstellingen van Stalin. Een centraal economisch instituut, het Gosplan legde daarin de doelen vast die bereikt moesten worden. In het eerste vijfjarenplan stonden in het algemeen de jaarplannen en de plannen voor kortere perioden. Een belangrijk onderdeel was het speerpuntenprincipe. Dit betekende dat op ieder willekeurig moment de inspanningen van de planners werden gericht op het bereiken van plandoelen in een bepaalde prioriteitssector. In het eerste vijfjarenplan waren de speerpunten ijzer, staal, de wapenindustrie en de zware machinebouw.
Er moest dus in vijf jaar een grote zware industrie worden opgebouwd. In de plannen werd beschreven hoeveel elk bedrijf moest produceren en welk bedrijf het moest produceren. Er werd niet gelet op de kwaliteit, maar wel op de kwantiteit. Ook werd er niet echt gelet op de vraag naar de producten.
Volgens Stalin was het vijfjarenplan de manier om de modernisatie van de Sovjet-Unie aan te pakken. De nieuwe economie moest vloeiend lopen. De Sovjet-Unie mocht niet meer bij de verslagenen horen. Het tempo moest hoog liggen, want Stalin wilde een grotere industrie dan Amerika, de grote vijand. Ook was Stalin bang voor een volksopstand. Als er onvrede onder het volk zou uitbreken, zou hij het erg moeilijk krijgen zijn status te bewaren.
Maar om de vijfjarenplannen uit te voeren en dus de Sovjet-Unie te industrialiseren, had hij arbeiders nodig en genoeg voedsel om hen te voeden.
Rond 1925 werkte drievierde deel van de bevolking in de Sovjet-Unie nog op het platteland. Dit moest volgens Stalin veranderen. Er moest urbanisatie gaan optreden, anders zou de Industriële Revolutie in de Sovjet-Unie nooit op gang komen. Dit moest wel efficiënt gebeuren. Daarom speelde collectivisatie in de vijfjarenplannen ook zo’n grote rol. ‘Samen werken aan een goede toekomst.’ Kleine boerderijen moesten fuseren tot zeer grote goed opgezette bedrijven. Er moest zoveel mogelijk geproduceerd worden in korte tijd.
In een razendsnel tempo moest opeens van alles opgebouwd worden. Hier was een hoop geld voor nodig. Dit geld werd verdiend door het exporteren van voedsel.
De industriebedrijven konden met behulp van dit verdiende geld opgebouwd worden en het leger kon gemoderniseerd worden.
Als arbeiders hard genoeg werkten, konden ze een soort promotie krijgen. Ze kwamen in de krant te staan en kregen een medaille. Het belangrijkste was dat ze een hoger loon kregen en een hoger voedselrantsoen. Ze behoorden dan tot de arbeidersadel. Als ze dan nog meer hun best deden, konden ze een hogere functie krijgen in de partij. Zo wilde Stalin de arbeiders stimuleren om nog harder te werken.
Het eerste vijfjarenplan ging zo snel, dat eigenlijk alle plannen in 4 jaar waren afgewerkt. Dit vijfjarenplan was ook het belangrijkste, omdat het een stevig fundament moest vormen voor de uiteindelijk twaalf opvolgende vijfjarenplannen. Maar met deze plannen ging het niet allemaal even goed. Het tweede vijfjarenplan (1933-1937) sloot aan op het eerste plan en zorgde ervoor dat her fundament verstevigd werd. Het derde vijfjarenplan (1938-1942) werd onderbroken door de Tweede Wereldoorlog. Het vierde plan (1946-1950) zorgde er vooral voor dat de Sovjet-Unie weer opgebouwd werd na de zware oorlog. In het vijfde plan (1951-1955) ging men hiermee door. Het zesde vijfjarenplan werd verworpen. Dit kwam doordat de vraag naar de hoeveelheid beschikbare bronnen groter was dan het aanbod. Het werd vervangen door het zevenjarenplan (1959-1965). Dit gebeurde na de dood van Stalin. Chroestsjov kwam aan de macht. Hij verafschuwde de persoonsverheerlijking van Stalin. Hij vond dat de mensen goed moesten eten, zich konden kleden en goed konden leven. Hij geloofde niet helemaal meer in het communistische ideaal. Het zevenjarenplan viel vooral op landbouwkundig gebied erg tegen, hoewel Chroestsjov het toch goed voorhad met de boeren. Dit plan was eerder een start van een periode van twintig jaar waarbij vooral werd gelet op het materiële en technische deel van de Sovjet-Unie. Dit kwam voornamelijk door de koude oorlog. Er was een wapenwedloop gaande en de chemische industrie werd uitgebreid. Het negende vijfjarenplan (1971-1975) gaf voor het eerst de voorkeur aan de lichte industrie in plaats van de zware industrie. De landbouwsector groeide veel minder hard dan eigenlijk de bedoeling was van het tiende plan (1976-1980). In het elfde vijfjarenplan (1981-1985) was het gehele economische systeem arm. Het laatste plan (1986-1990) was geprojecteerd op de consument en het energieverbruik. Maar de economie zakte totaal in. De onder Stalin aangevangen planeconomie eindigde in een desillusie.
Deelvraag 3
Wat waren de gevolgen van de vijfjarenplannen?
De Sovjet-Unie werd door de vijfjarenplannen de tweede industriële mogendheid in de wereld. Amerika bleef groter.
Er kwamen in de agrarische sector twee soorten landbouwbedrijven: kolchozen en sovchozen. Kolchoz is in het Russisch de afkorting voor collectief landbouwbedrijf. Deze bedrijven ontstonden door het samenvoegen van bestaande, kleine boerderijen. Een sovchoz was een groot landbouwbedrijf, opgezet door de staat, meestal in pas ontgonnen gebieden. In het begin verdiende de kolchozboer veel minder dan de sovchozboer. Dit verschil werd door maatregelen van de regering pas in 1972 verholpen.
In de sovchozen bepaalde de staat wat er gebeurde en zij kregen ook producten van de Staat. In de Kolchozen hadden de boeren iets meer vrijheid, ze mochten zelfs een klein stukje grond bezitten en een groot deel van de eigen producten verkopen in de dichtstbijzijnde stad. Daar had iedere kolchozboer een eigen vaste standplaats. Want iedereen mocht alleen eigen producten verkopen en niet die van de buren. De stedelingen konden op de kolchozmarkt producten kopen die in de staatswinkels nauwelijks verkrijgbaar waren, zoals groente, fruit en eieren. Maar op de kolchozmarkt was wel alles veel duurder.
In de praktijk hadden kolchozboeren weinig in te brengen. Aan het hoofd stond een boer die aangewezen was door de partij. Hij kreeg instructies van hogere partijleden en moest ervoor zorgen dat ze uitgevoerd werden.
(Toch heeft een klein deel van de boeren zich staande weten te houden. Zij bleven verbouwen voor zichzelf, omdat ze geen vertrouwen hadden in de nieuwe plannen van Stalin en het geluk hebben gehad dat ze in het grote Rusland nooit zijn opgemerkt.)
Na een jaar was nog maar vier procent van de boerderijen gecollectiviseerd. Maar vijfentwintig procent van de boeren had zich vrijwillig opgegeven om in een kolchoz te gaan werken. Stalin besloot tot hardere actie over te gaan. Partijleden uit de steden, politie en eenheden van het leger trokken naar het platteland en dwongen de overige boeren tot collectivisatie. De meerderheid verzette zich hevig. Het vee werd afgeslacht en de oogst vernield. Een verschrikkelijke hongersnood was het gevolg. Stalin nam nog hardere maatregelen. Enkele miljoenen boeren, ongeveer tien procent, werd gedeporteerd naar Siberië. Een ander groot aantal werd geëxecuteerd of kwam in concentratiekampen terecht. In 1938 was drieënnegentig procent van de boerderijen gecollectiviseerd.
Van modernisering in de landbouw kwam eigenlijk weinig terecht. Het aantal machines nam toe, maar het gebruik van zaai- en pootgoed, kunstmest en bestrijdingsmiddelen tegen insecten en onkruid werd niet ingevoerd. De gemiddelde landbouwproductie per hectare in 1953 (het jaar van Stalin’s dood) was nauwelijks groter dan die van tsaristisch Rusland in 1913.
Toch was door het vele produceren van voedsel de export goed opgang gekomen. Het geld begon de Sovjet-Unie binnen te stromen. De industriebedrijven schoten als paddestoelen uit de grond. Daardoor trokken er veel boeren naar de stad. Uiteindelijk werkte rond 1950 al tweederde deel van de bevolking in de steden, die dus zeer snel groeiden. De Industriële Revolutie was echt begonnen.
Arbeiders kregen het zwaar. Veel mensen wisten niet hoe ze met de nieuwste techniek en de gemoderniseerde machines moesten omgaan. De vrouwen mochten ook gaan werken, dit was een totaal nieuw fenomeen in de Sovjet-Unie.
Alle arbeiders werkten in slechte arbeidsomstandigheden. Het werk was gevaarlijk en ongezond, er was weinig of geen voedsel, ze kregen een laag loon en moesten hard werken. Het bouwen van een fabriek had voorrang op het bouwen van een huis. De arbeiders leefden soms in barakken of tentenkampen. Ziektes konden zo in één keer een groot deel van de arbeiders vellen. Mensen begonnen in onvrede te leven. Maar ook hier werd met opstandelingen korte metten gemaakt en kon je maar beter hard werken voor je geld, anders liep het slecht met je af. De arbeidersadel had het ook moeilijk. Hoewel ze wel meer loon en voedsel kregen, moesten de andere arbeiders eigenlijk niets van hen hebben. De arbeidersadel werd beschouwd als een stelletje uitslovers. Meestal werden ze dan ook vermoord, waarvan velen op gruwelijke wijze.
Deze tabel laat de hoeveelheid zien die geproduceerd moesten worden. De cijfers zijn opgesteld door het Gosplan.
Producten 1928 1930 1931 1932
Steenkool (miljoen ton) 35,4 47,8 56,8 64,4
Aardolie (miljoen ton) 11,7 18,5 22,4 21,4
Elektriciteit (miljoen kWh) 5,1 8,4 10,7 13,5
IJzer(miljoen kilo) 2,3 5,6 5,9 5,8
Producten 1928 1930 1931 1932
Steenkool (miljoen ton) 35,4 47,8 56,8 64,4
Aardolie (miljoen ton) 11,7 18,5 22,4 21,4
Elektriciteit (miljoen kWh) 5,1 8,4 10,7 13,5
IJzer(miljoen kilo) 2,3 5,6 5,9 5,8
Na het eerste vijfjarenplan was het uiteindelijk behaalde percentage van de producten in de zware industrie:
Steenkool 71,6 %
Aardolie 79,3 %
Elektriciteit 79,4 %
IJzer 65,6 %
Er is dus veel minder geproduceerd dan eigenlijk de bedoeling was. Stalin heeft na de eerste vijfjarenplannen wel heel succesvolle cijfers laten zien, maar deze bleken later niet te kloppen. De cijfers waren voor propagandadoeleinden aangepast.
In deze jaren zijn er ook veel minder akkerbouwproducten geproduceerd dan gepland. De volgende tabel laat zien hoeveel er is geproduceerd.
Producten 1928 1930 1931 1932
Graan (miljoen ton) 73,3 83,5 66,1 66,4
Aardappels (miljoen ton) 46,4 49,4 44,8 43,2
Suikerbieten (miljoen ton) 10,1 14,0 12,0 6,0
Melk (miljoen ton) 30,1 27,9 24,8 19,6
Van de akkerbouw is gemiddeld maar 60% gehaald van de totale productie die men had willen halen.
De kloof tussen staat en sovjetburgers werd langzaam op het platteland zichtbaar. De boerenbevolking voelde zich als consument en producent buitengesloten. De producten van de kleine stukjes grond waren steeds meer nodig om van eigen levensonderhoud te voorzien. Vrouwen voelden zich uitgebuite agrarische arbeidskrachten. De boeren in het Zuiden van de Sovjet-Unie hadden het wat makkelijker. De grond was daar veel vruchtbaarder en daarom hadden de boeren dus genoeg voedsel voor zichzelf.
Stalin slaagde er dus niet in om een culturele ommekeer te maken. Boerenfamilies bleven vasthouden aan tradities, de kerk kreeg tijdens de Tweede Wereldoorlog weer meer vrijheid en de geboortecijfers daalden snel. De mensen raakten gedemotiveerd door woningnood, hongersnood en de groeiende ongelijkheid in de Sovjetsamenleving. Ook het deporteren en vermoorden van miljoenen Sovjetburgers riep verzet op.
Doordat Stalin in de oorlogsjaren een minder strakke benadering koos en de Russen, ondanks grote verliezen, de oorlog toch wonnen, kregen ze weer meer een gevoel van eenheid. Maar na de oorlog werd de nadruk in de plannen wederom gelegd op de zware industrie. Daardoor was er onvoldoende geld voor zaken als kleding en het herstel van de huizen, terwijl er door de oorlog 25 miljoen mensen dakloos waren geworden.
De nieuwe Sovjetmens van Stalin moest gecreëerd worden door de opvoeding van de jeugd in het onderwijs en jeugdbewegingen. De bevolking moest ook opnieuw opgevoed worden. De massamedia en kunst werden ingezet, er werden sportmanifestaties georganiseerd en vrijetijdsbesteding werd in dienst gesteld om de idealen van het Rode Leger duidelijk te maken.
Na de dood van Stalin hadden de jongeren nauwelijks meer politieke belangstelling, hoewel ze op parades wel enthousiasme toonden. Lidmaatschap van de partij werd meer beschouwd als vanzelfsprekend voor jongeren uit de hogere bevolkingsgroepen.
De Staat hield maatschappelijke ongelijkheid bij toegang tot hoger onderwijs in stand en de jongeren zagen dat vrouwen dikwijls de zwaarste lasten droegen. De jongeren werden teleurgesteld door het verschil tussen ideaal en praktijk.
Door de angst voor vernieuwing en politieke instabiliteit konden de opvolgers van Stalin de stagnatie in het communistische systeem niet doorbreken. Angst had voorrang boven aanpassing op de planeconomie en kritiek drong niet door tot de partijtop. De leiders bleven twijfelen tussen centralisatie en regionalisatie. Ze waren er in ieder geval zeker van dat het communistische regime van Stalin niet bleek te werken.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden