Inhoudsopgave
Inleiding
Hoofdstuk 1: “De oorzaken van de verandering van de vraag”
Hoofdstuk 2: “De oorzaken van de verandering van het aanbod”
Hoofdstuk 3: “Op welke gebieden is de economie verslechterd”
Hoofdstuk 4: “Op welke gebieden is de economie verbeterd”
Conclusie
Bijlage
Is de economie in Nederland verbeterd of verslechterd, en waardoor kwam dat dan?
Inleiding
Voor u ligt de praktisch opdracht over de verandering van de economie in 2003. Dit is een heel groot onderwerp, maar we gaan ons beperken tot de hoofdzaken. Dit zijn dingen als de verandering in vraag en aanbod en in welke sectoren / gebieden het slechter en beter is geworden.
Natuurlijk kunnen we concluderen uit de regeringsplannen dat we er op achteruit zijn gegaan. Al vele jaren is er veel uitgegeven door de staat, dit moet op een bepaalde manier worden terug verdiend. Daarom moet er worden bezuinigd. Veel van deze bezuinigingen zijn pas in 2004 te merken. Maar ook zijn er in 2003 al veel bezuinigingen uitgevoerd.
Wij wensen u veel leesplezier
Danny Kosman
Jan Hoefnagel
De auteurs.
Hoofdstuk 1 De oorzaken van de verandering van vraag
De vraag van goederen is minder geworden:
De consumptie is lager geworden. In 2003 hebben de gezinnen minder besteed dan in 2002 waardoor de vraag naar goederen afnam. Gemiddeld hebben de gezinnen reëel 1% minder besteed. Van zelf sprekend hangt de consumptiegroei samen met de werkgelegenheid. Deze is dus ook afgenomen. Dit komt voornamelijk door de bezuinigheden van de regering. Toch kunnen we zeggen dat de consumptie omhoog is gegaan vergeleken met 10 jaar geleden. Namelijk ruim 20% per hoofd van de bevolking. Ook hebben de gezinnen in 2003 op hun bestedingen bezuinigd. Voorbeelden hiervan zijn: kleding, woninginventaris en huishoudelijke artikelen. Daarin tegen zijn uitgaven voor auto’s gestegen (3%). Ook hebben de gezinnen minder uitgegeven aan diensten als huisvesting, medische zorg en recreatie. Diensten maken ongeveer de helft uit van de bestedingen van de consument (gezinnen). Dus dat is vrij fors.
Ook is de inflatie gedaald. De prijzen voor de consument zijn in 2003 minder gestegen als in vorige jaren. Gemiddeld is de inflatie 2,1%. (ruim 1% minder dan vorig jaar.) De prijzen voor voeding zijn onder andere minder gestegen, en ook de prijzen in de horeca. Wat wel duurder is geworden is de aardolie. Dit als gevolg van de oorlog in Irak. Deze zijn namelijk 10% hoger dan in 2002. De Amerikaanse Dollar is in 2003 ten opzichte van de euro minder waard geworden. Oftewel de koers van de dollar is gestegen ten opzichte van de euro.
Bevolkingsgroei is ook gedaald
In 2003 neemt het aantal inwoners van Nederland met 65 duizend toe. Een jaar eerder groeide de bevolking nog met 87 duizend personen. De bevolkingsgroei neemt al sinds 2000 af. Dit is het gevolg van dalende immigratie en stijgende emigratie. In 2003 emigreren 102 duizend personen, meer dan ooit tevoren. Het migratiesaldo daalt in 2003 tot 0.In 2001 was het migratiesaldo nog 51 duizend.
Ook geboorte en sterfte hebben invloed op de bevolkingsgroei. Deze zijn nu stabiel.
Ook het geboortecijfer is toegenomen en het sterftecijfer is gelijk gebleven.
Door de gedaalde inflatie, de gedaalde bevolking en de gedaalde consumptie is de vraag naar goederen afgenomen.
Hoofdstuk 2 De oorzaken van de verandering van het aanbod
Het aanbod van goederen is afgenomen, dit kwam doordat er een te lage vraag, eerst bleef het aanbod gelijk, later is het afgenomen.
In hoofdstuk 1 hebben we gezien dat de vraag minder wordt. Dit is de vraag naar goederen. Dit had dit jaar als gevolg dat de productie minder wordt omdat er genoeg producten zijn. Dit zullen we in dit hoofdstuk nader toelichten.
De consumptie is lager geworden. In 2003 hebben de gezinnen minder besteed dan in 2002 waardoor de vraag naar goederen afnam. Als de vraag afneemt wordt het aanbod ook minder omdat de bedrijven dan opmerken dan hun product minder wordt gekocht. Hierdoor heeft het geen zin meer om de volledige productie te doen, dus men gaan minder producten produceren.
Beter ging het in de chemie, de telecombedrijven en de financiële instellingen, waar de productie is toegenomen. Door een toenemende productie, produceert men meer, dus men heeft meer vraag naar arbeid en meer aanbod van werk. Echter bleef dat aanbod groot. De overheid, het onderwijs en vooral de gezondheidszorg zijn in 2003 opnieuw de snel groeiende sectoren van de economie. Als gevolg van de economische terugval daalde de werkgelegenheid voor het eerst sinds 1994. We kregen dus te maken met conjunctuurwerkeloosheid, omdat er werkeloosheid ontstond door een te lage vraag.
Ook is de inflatie gedaald. Door de gedaalde inflatie zijn de prijzen van producten minder gestegen. Dit betekent dat mensen niet te maken hebben met prijsverhogingen die kunnen leiden tot mogelijke verhogingen van lonen (prijscompensatie). Dit heeft als voordeel dat een bedrijf mogelijk minder uitgeeft dus de mogelijkheid heeft om meer te gaan investeren. Of een bedrijf dit doet is altijd maar de vraag. Want er moet wel een vraag zijn en het bedrijf moet het wel willen. Want een bedrijf kan ook beslissen om geld op de bank te zetten voor later. Stel er is een vraag: dan gaat een bedrijf meer investeren. Meer investering kan leiden tot meer kapitalisering waardoor het aanbod van producten omhoog kan en het aantal werknemers kan worden verlaagd. Dat betekend vaak dat er ontslagen vallen. Dus de werkeloosheid stijgt. Dat is in het 2003 ook gebeurt. Dit is echter wel structuurwerkeloosheid omdat men spreekt van een te kleine aanbod van arbeid,
Hoofdstuk 3 Op welke gebieden is de economie verslechterd?
Achteruitgang economie
De economie is er in het jaar 2003 op achteruit gegaan.
Dat kunnen we vooral concluderen doordat het bruto binnenlands product in de eerste 9 maanden van dit jaar is gekrompen met 0,8%.
Dat komt doordat de consumptie is verminderd, de investeringen zijn gedaald en er een daling is geconstateerd in de uitvoer van ‘onze’ producten naar het buitenland.
Op elk van die gebieden is ‘ons’ land er dus op achteruit gegaan.
Gezinnen minder te besteden
Door de achteruitgang van de economie word er dus minder geproduceerd en dat betekend dat bedrijven dus niet meer zoveel weknemers nodig hebben.
De werkgelegenheid neemt dus af een dat wil zeggen dat er meer werklozen zijn.
Als je werkloos bent krijg je een uitkering wat meestal rond de 70% van je laatste verdiende loon is.
Die gezinnen kunnen dus niet meer zoveel consumeren waardoor de vraag naar producten afneemt en dus ook de productie.
Je kan dus de conclusie trekken dat gezinnen over het algemeen minder te besteden hebben en dat trekt door naar de bestedingen van de bedrijven.
De scriptie gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
K.
K.
goed
19 jaar geleden
Antwoorden