Professionaliteit en kwaliteitszorg.
Wz. 304.
Hoofdstuk 2.
Funtioneel Samenwerken.
Leerdoelen.
Je kunt een funtionele samenwerkingsrelatie met een client aangaan door:
− Gelijkwaardigheid te bevorderen, vanuit ongelijke posities.
− Volgens het OAC-model afspraken te maken met de client.
− Assertief te reageren.
−
Functionele samenwerkingsrelatie:
− Funtioneel;
o dat er een rolverdeling is: een hulpverlener die als rol heeft ‘deskundig hulpverlenen’(meestal vanuit een organisatie) en een hulpvrager.
o Dat er naar een doel gewerkt word.
− Samenwerken:
o Werk je samen met de client? Hoewel de hulpverlener en de client verschillende posities hebben ‘werken’ze tog samen aan een doel. Daarvoor moeten hulpverlener en client afspraken maken en ich beiden inzetten.
− Relatie: in de relatie tussen hulpverlener en hulpvrager (rolverdeling), wordt dus samen aan de oplossing van de hulpvrager gewerkt(doel).
o Je accepteert en respecteerd de hulpvrager als mens; wat niet helzelfde is als het gedrag van de hulpvrager waarderen. Dit vraagt van jou als hulpverlener dat je je kunt inleven in de problemen van de client.
o Je houd je vertrouwelijke informatie voor jezelf én je gebruikt vertouwelijke informatie om de client zo goed mogelijk te helpen.
Hulpverlener en hulpvrager werken vanuit verschillende rollen aan een doel, vanuit een samenwerkings relatie.
Ongelijke posities, oorzaken van afhangkelijkheid.
− Relatie is niet omkeerbaar. De rolverdeling ligt vast, de een is hulvrager en de ander hulpverlener.
− Hulpverlener is vrijer dan hulpverlener. In veel hulpverleningssituaties is de client gebonden aan regels, die niet voor de hulpverlener gelden.
− Hulpverlener is deskundiger dan hulpvrager. De client zoekt professionele hulp omdat hij bij de hulpvrager de deskundigheid zoekt die hij zelf niet heeft.
− Hulpvrager geeft zich bloot; hulpverlener niet. Van de client word gevraagd dat deze open praat over soms zeer vertrouwelijke gebeurtenissen, onderwerpen en gevoelens. De hulpverlener hoeft dit niet, en mag git meestal ook niet.
Gelijkwaardige relaties.
De wijze waarop je een ander tegemoet treetd, wordt bepaals door twee kenmerken:
- de mate waarin je de client waardeerd of kleineert. Of je de client zo benaderd zoals je zelf benaderd wilt worden.
- De mate waarin je de client vrijlaat of betutteld. Of je de client niet onzelfstandig of afhangkelijk maakt.
Er zijn 4 “Tonen” van benaderen.
- autoritair:
- slijmerig.
- Onverschillig.
- Gelijkwaardig.
Het OAC-model.
- Onderzoeken. De ander zo goed mogelijk begrijpen als voorbereiding op een duidelijke afspraak.
− Actief vragen stellen, en doorvragen op onduidelijkheden. je kunt vragen stellen over zaken die je nog onduidelijk zijn, totdat houw beeld compleet is.
− Actief luisteren. Bij actief luisteren doe e er alles aan om de beloevingswereld en de bedoelingen achter de boodschappen van de ander te begrijpen. Actief luisteren betekent ook dat je de ander uitnodigd te vertellen.
− Samenvatten. Met een samenvatting orden je niet alleen hoofd- en bijzaken voor jezelf en de ander, je controleert ook fo je de ander begrepen hebt.
- Afspraken maken. Het doel van afspraken maken is overleg, afstemming en actie vast leggen, zodat problemen zo effectief mogelijk worden opgelost.
- Controleren. Het doel van controleren is om er achteraf zeker van te zijn dat de actie ook echt uitgevoerd wordt.
De SMART-Formule.
− Specicfiek. Specifiek wil zeggen dat duidelijk is waarover de afspraak gaat. Wie doet wat en hoe.
− Meetbaar. Meetbaar wil zeggen dat achteraf controleerbaar is of de afspraak op de juiste wijze is nagekomen.
− Acceptabel. Acceptabel wilt zeggen dat degene die de afspraak uitvoert bereid is omd eze afspraak uit te voeren.
− Realistisch. Realistisch wil zeggen dat de afspraak haalbaar is in tijd, geld of andere middelen.
− Tijdsgebonden. Tijdsgebonden wilt zeggen dat duidelijk is wanneer de afspraak uitgevoerd meot worden.
Controleren: is de afspraak uigevoerd?
Drie benaderingswijzen:
− agressief.
− sunassertief.
− assertief.
Assertief:
Op een duidelijke wijze opkomen voor jezelf, zonder dat dat ten koste gaat van de ander.
Assertiviteit; de top-acht:
− weet wat je wilt. Maak duidelijk wat je wilt. Draai er niet omheen, dit vraagt vaak om voorbereiding, als je je standpunt nog moet bepalen tijdens overleg is het moeilijker duidelijk te maken wat je wilt.
− Gebruik de ‘ik-vorm’. Verschuil je niet achter anderen. Jij zegt nee of jij wilt iets van de ander. De anderen zijn er niet bij, het gaat nu om jouw volwaardige mening.
− Houd het kort. En wees direct. Hoe lnger je verhalen, hoe groter de kans dat de ander er niks meer van begrijpt. Bovendien weet je na een lang verhaal soms zelf niet meer wat je wilde.
− Zeg waarom en vraag waarom. Leg uit waarom je iets van de ander wilt. En vraag waarom de ander iets van jou wil.
− Zeg duidelijk ‘nee’. Kort en vastberaden. Draai er niet omheen, en: blijf bij je weigering, en herhaal de argumenten als dat nodig is. Dit noemen we ‘de-kras-op-de-plaat-techniek”.
− Blijf positief. Blijf de ander positief benaderen. Het feit dat jij opkomt voor jezelf, betekent niet dat het contact slechter moet worden. De ander heeft het recht wat van je te vragen. Jij hebt het recht ‘nee’ te zeggen. En omgekeerd. ( ik ben oké en jij bent oké.)
− Willen is geen kunnen. Zeg niet ‘ik kan niet, als je bedoelt ‘ik wil niet’. Jij komt op voor jouw wensen, niet voor jouw vermogens.
− Stimuleer assertiviteit bij de ander. Nodig de ander ook uit assertief te zijn. Win-win-relaties ontstaan eerder als ook duidelijk is wat de wensen en grenzen van de ander zijn. Jij kunt dan immers bouwen op deze wensen en grenzen van de ander.
Wz. 304.
Hoofdstuk 2.
Funtioneel Samenwerken.
Leerdoelen.
Je kunt een funtionele samenwerkingsrelatie met een client aangaan door:
− Gelijkwaardigheid te bevorderen, vanuit ongelijke posities.
− Volgens het OAC-model afspraken te maken met de client.
− Assertief te reageren.
−
Functionele samenwerkingsrelatie:
− Funtioneel;
o dat er een rolverdeling is: een hulpverlener die als rol heeft ‘deskundig hulpverlenen’(meestal vanuit een organisatie) en een hulpvrager.
o Dat er naar een doel gewerkt word.
o Werk je samen met de client? Hoewel de hulpverlener en de client verschillende posities hebben ‘werken’ze tog samen aan een doel. Daarvoor moeten hulpverlener en client afspraken maken en ich beiden inzetten.
− Relatie: in de relatie tussen hulpverlener en hulpvrager (rolverdeling), wordt dus samen aan de oplossing van de hulpvrager gewerkt(doel).
o Je accepteert en respecteerd de hulpvrager als mens; wat niet helzelfde is als het gedrag van de hulpvrager waarderen. Dit vraagt van jou als hulpverlener dat je je kunt inleven in de problemen van de client.
o Je houd je vertrouwelijke informatie voor jezelf én je gebruikt vertouwelijke informatie om de client zo goed mogelijk te helpen.
Hulpverlener en hulpvrager werken vanuit verschillende rollen aan een doel, vanuit een samenwerkings relatie.
Ongelijke posities, oorzaken van afhangkelijkheid.
− Relatie is niet omkeerbaar. De rolverdeling ligt vast, de een is hulvrager en de ander hulpverlener.
− Hulpverlener is vrijer dan hulpverlener. In veel hulpverleningssituaties is de client gebonden aan regels, die niet voor de hulpverlener gelden.
− Hulpverlener is deskundiger dan hulpvrager. De client zoekt professionele hulp omdat hij bij de hulpvrager de deskundigheid zoekt die hij zelf niet heeft.
− Hulpvrager geeft zich bloot; hulpverlener niet. Van de client word gevraagd dat deze open praat over soms zeer vertrouwelijke gebeurtenissen, onderwerpen en gevoelens. De hulpverlener hoeft dit niet, en mag git meestal ook niet.
De wijze waarop je een ander tegemoet treetd, wordt bepaals door twee kenmerken:
- de mate waarin je de client waardeerd of kleineert. Of je de client zo benaderd zoals je zelf benaderd wilt worden.
- De mate waarin je de client vrijlaat of betutteld. Of je de client niet onzelfstandig of afhangkelijk maakt.
Er zijn 4 “Tonen” van benaderen.
- autoritair:
- slijmerig.
- Onverschillig.
- Gelijkwaardig.
Het OAC-model.
- Onderzoeken. De ander zo goed mogelijk begrijpen als voorbereiding op een duidelijke afspraak.
− Actief vragen stellen, en doorvragen op onduidelijkheden. je kunt vragen stellen over zaken die je nog onduidelijk zijn, totdat houw beeld compleet is.
− Actief luisteren. Bij actief luisteren doe e er alles aan om de beloevingswereld en de bedoelingen achter de boodschappen van de ander te begrijpen. Actief luisteren betekent ook dat je de ander uitnodigd te vertellen.
− Samenvatten. Met een samenvatting orden je niet alleen hoofd- en bijzaken voor jezelf en de ander, je controleert ook fo je de ander begrepen hebt.
- Controleren. Het doel van controleren is om er achteraf zeker van te zijn dat de actie ook echt uitgevoerd wordt.
De SMART-Formule.
− Specicfiek. Specifiek wil zeggen dat duidelijk is waarover de afspraak gaat. Wie doet wat en hoe.
− Meetbaar. Meetbaar wil zeggen dat achteraf controleerbaar is of de afspraak op de juiste wijze is nagekomen.
− Acceptabel. Acceptabel wilt zeggen dat degene die de afspraak uitvoert bereid is omd eze afspraak uit te voeren.
− Realistisch. Realistisch wil zeggen dat de afspraak haalbaar is in tijd, geld of andere middelen.
− Tijdsgebonden. Tijdsgebonden wilt zeggen dat duidelijk is wanneer de afspraak uitgevoerd meot worden.
Controleren: is de afspraak uigevoerd?
Drie benaderingswijzen:
− agressief.
− sunassertief.
− assertief.
Assertief:
Op een duidelijke wijze opkomen voor jezelf, zonder dat dat ten koste gaat van de ander.
Assertiviteit; de top-acht:
− weet wat je wilt. Maak duidelijk wat je wilt. Draai er niet omheen, dit vraagt vaak om voorbereiding, als je je standpunt nog moet bepalen tijdens overleg is het moeilijker duidelijk te maken wat je wilt.
− Gebruik de ‘ik-vorm’. Verschuil je niet achter anderen. Jij zegt nee of jij wilt iets van de ander. De anderen zijn er niet bij, het gaat nu om jouw volwaardige mening.
− Zeg waarom en vraag waarom. Leg uit waarom je iets van de ander wilt. En vraag waarom de ander iets van jou wil.
− Zeg duidelijk ‘nee’. Kort en vastberaden. Draai er niet omheen, en: blijf bij je weigering, en herhaal de argumenten als dat nodig is. Dit noemen we ‘de-kras-op-de-plaat-techniek”.
− Blijf positief. Blijf de ander positief benaderen. Het feit dat jij opkomt voor jezelf, betekent niet dat het contact slechter moet worden. De ander heeft het recht wat van je te vragen. Jij hebt het recht ‘nee’ te zeggen. En omgekeerd. ( ik ben oké en jij bent oké.)
− Willen is geen kunnen. Zeg niet ‘ik kan niet, als je bedoelt ‘ik wil niet’. Jij komt op voor jouw wensen, niet voor jouw vermogens.
− Stimuleer assertiviteit bij de ander. Nodig de ander ook uit assertief te zijn. Win-win-relaties ontstaan eerder als ook duidelijk is wat de wensen en grenzen van de ander zijn. Jij kunt dan immers bouwen op deze wensen en grenzen van de ander.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden