Voorkennis
sin(α)= overstaande zijdelangste zijde (SOL) cos(α)= aanliggende zijdelangste zijde (CAL) tan(α)= overstaande zijdeaanliggende zijde (TOA)
Een periodieke grafiek is een grafiek die zich steeds herhaalt. Het heeft 3 vaste kenmerken: een periode, evenwichtsstand en een amplitude.
§1 – Radialen
In een eenheidscirkel, een cirkel met de straal 1, is een hoek van 180° gelijk aan π rad. Als je een punt op de eenheidscirkel beweegt, is het y-coördinaat van dat punt weer te geven met de functie: fx=sin(x). Het x-coördinaat is weer te geven met de functie: fx=cos(x)
§2 – Sinusfunctie
De standaard sinusfunctie is fx=sin(x), waarbij: evenwichtsstand = 0, de amplitude = 1,
periode = 2π en een beginpunt van de grafiek is (0,0)
§3 – Cosinusfunctie
De standaard cosinusfunctie is fx=cos(x), waarbij: evenwichtsstand = 0, de amplitude = 1,
periode = 2π en een beginpunt van de grafiek is (0,1), waarbij de grafiek op z’n hoogst is.
Graden
0°
30°
45°
60°
90°
120°
135°
150°
180°
Radialen
0
16π
14π
13π
12π
23π
34π
56π
π
Sinus
0
12
122
123
1
123
122
12
0
Cosinus
1
123
122
12
0
-12
-122
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden