Samenvatting verzorging hoofdstuk 1.
Wat ga ik worden?
1.1; werkvelden, wat doe je in de verzorging?
Als verzorgende moet je zelfstandig en kunnen handelen, je draagt een grote verantwoordelijkheid.
Als verzorgende krijg je vaak te maken met:
1. kinderen/jongeren.
2. ouderen.
3. zieken.
4. gehandicapten.
Je werk bestaat dan uit o.a.:
· helpen bij wassen, aankleden, haren kammen, nagels knippen en naar het toilet gaan.
· Verzorgen van een maaltijd.
· Schoonhouden van huis of kamer.
· Stimuleren van de verzorger om zoveel mogelijk zelf te doen.
Je hebt als verzorger 3 functies:
1. helpende gezondheidszorg.
2. verzorgende gezondheidszorg.
3. verzorgende individuele gezondheidszorg ( IG )
in de opleiding van verzorgende kies je in je laatste jaar een specialisatie, je maakt dan een keuze uit:
1. thuiszorg.
2. kraamzorg.
3. zorg voor ouderen.
4. zorg voor gehandicapten.
1.2 wat doe je in de verpleging.
Mensen met wie je te maken krijgt zijn o.a.:
1. zieken.
2. gehandicapten.
3. mensen die hulp nodig hebben.
Je werk kan bestaan uit:
· behandelen van wonden.
· Aanbrengen van infusen.
· Geven medicijnen.
· Verzorgen van de patiënt.
· Schrijven van rapporten over de toestand van de patiënt.
1.3 wat doe je in het sociaal – pedagogisch werk? (SPW).
Met deze mensen krijg je dan te maken.
1. kinderen/jongeren.
2. ouderen.
3. gehandicapten.
Je werk kan dan bestaan uit:
· begeleiden van activiteiten, zoals spel, creativiteit en huiswerk.
· Stimuleren van de zelfredzaamheid (anderen leren zoveel mogelijk zelf te doen).
· Overdragen van de waarden en normen (opvoeden).
· Zorgen voor de veiligheid en hygiëne in de leefomgeving.
Functies in de SPW zijn:
1. leidster kinderdagverblijf.
2. groepsleidster.
3. onderwijsassistent.
4. activiteitenbegeleider.
5. hulpverlener in een opvangcentrum.
6. woonbegeleider.
7. gastvrouw in een buurtcentrum.
1.4 wat doe je in het sociaal – cultureel werk (SCW)?
De mensen waar je mee te maken krijgt:
1. kinderen / jongeren.
2. volwassenen / ouderen.
3. allochtonen.
Je werk kan bestaan uit:
· begeleiden van activiteiten in de vrije tijd, zoals spel, sport, creativiteit en muziek.
· Geven van voorlichting.
· Geven van voorlichting over school / beroep.
· Geven van cursussen in de NLse taal.
· Overdragen van waarden en normen.
De functies die je in het SPW kan doen zijn o.a.:
1. cultureel werker.
2. activiteitenbegeleider.
3. medewerker bij de activiteiten.
1.5 wat doe je in de facilitaire dienstverlening.
Mensen met wie je te maken kan krijgen:
1. jongeren.
2. volwassenen.
Je werk kan bestaan uit o.a.:
· Verzorgen van de voiding.
· Verzorgen van de catering.
· Organiseren van de schoonmaakdienst.
· Organiseren van de linnendienst.
· Organiseren van het onderhoud.
· Beheer van de postkamer.
· Onderhoud van de groenvoorziening.
· Organiseren van de beveiliging.
· Regelen van het transport.
Functies van de facilitaire dienstverlening zijn:
1. voedingsassistent.
2. medewerker facilitaire dienstverlening
1.6 wat doe je in de sociale dienstverlening?
Deze mensen krijg je dan te maken:
1. jongeren.
2. ouderen.
3. vluchtelingen.
4. thuislozen.
5. allochtonen.
6. politiefunctionarissen.
Je werk kan dan bestaan uit:
· opstellen van een hulpverleningsplan.
· Opstellen van hulpverleningsplan.
· Controleren van hulpverleningsplan.
· Bijstellen van het hulpverleningsplan.
1.7 wat doe je in het sociaal – juridisch werk?
De mensen met wie je te maken krijgt:
1. jongeren.
2. volwassenen.
3. allochtonen.
Je werk kan bestaan uit:
· invullen van formulieren.
· Beoordelen van aanvragen voor subsidies, verzekeringen en sociale voorzieningen.
· Zoeken van passend werk voor iemand.
· Adviseren bij beroepskeuze.
· Begeleiden van sollicitatie procedure.
· Toepassen van arbeidsvoorwaarden.
· Bijhouden van de salarisadministratie.
De functies die je in het sociaal – cultureel werk kan hebben zijn:
1. medewerker bij de sociale dienst.
2. zorgverzekeraar.
3. bureau woonzaken.
4. bureau meldpunt discriminatie.
5. medewerker bij het arbeidsbureau,
6. een uitzendbureau.
7. een bedrijfsvereniging.
1.8 wat doe je in de sector sport en beweging?
De mensen waar je mee te maken krijgt:
1. kinderen.
2. jongeren.
3. volwassenen en ouderen.
4. gehandicapten.
Je werk kan bestaan uit o.a.:
· trainen van sport teams.
· Coachen van individuele sporters.
· Leiden van gehandicaptensporten.
· Leiding geven bij sportieve recreatie en toerisme.
· Geven van zwemonderwijs.
· Ontwikkelen van beleid op sportgebied.
1.9 wat doe je als assistent in de gezondheidszorg?
De mensen waar je mee te maken krijgt:
1. baby’s.
2. kinderen.
3. jongeren.
4. volwassenen.
5. ouderen.
6. gehandicapten.
Mogelijkheden opleiding:
· tandartsassistent, je zorgt dan voor het onderhoud en het steriliseren van instrumenten die de tandarts gebruikt, je ontvangt de patiënten en hou je de administratie bij en eventueel help je ook mee bij de behandeling.
· Als apothekersassistente neem je de recepten in ontvangst, je bereidt de geneeswijze of zoekt ze bij elkaar, je doet dan ook de administratie.
· Als doktersassistent ontvangt je patiënten, je houdt hun gegevens bij, legt dossiers klaar, geeft voorlichting, levert geneesmiddelen thuis af.
1.10 wat doe je als schoonheidsspecialist?
De mensen met wie je te maken krijgt:
1. jongeren.
2. volwassenen.
3. ouderen.
Je werk kan bestaan uit:
· maken van een huiddiagnose.
· Reinigen en masseren van de huid.
· Aanbrengen van een masker.
· Epileren van de wenkbrauwen.
· Definitief verwijderen van gezichtsbeharing.
· Harsen of elektrisch epileren van de benen.
· Aanbrengen van make up.
· Vijlen en lakken van de nagels.
· Verkopen van schoonheidsproducten.
Je kunt in dienst van bijvoorbeeld een groot hotel, sauna’s en kapsalons.
1.11 wat doe je als kapper:
met deze mensen krijg je te maken:
1. kinderen.
2. jongeren.
3. volwassenen.
4. ouderen.
Je werk kan bestaan uit:
· wassen en föhnen van het haar.
· In model knippen van het haar.
· Watergolven of permanenten van het haar.
· Kleuren en verven van het haar.
· In model brengen van haar d.m.v. haarverzorgingsproducten.
· Advies geven over bepaalde haarverzorgingsproducten.
· Opnemen van de telefoon en vastleggen van afspraken.
· Koffie en thee zetten voor de klanten.
· Aanvegen en schoonhouden van de kapsalon.
· Bijhouden van de administratie.
Als kapper kan je een eigen zaak beginnen of in dienst treden bij een bestaande kapsalon.
1.12 wat doe je als voetverzorger?
De mensen waar je mee te maken krijgt:
1. jongeren.
2. volwassenen.
3. ouderen.
4. gehandicapten.
Je werk kan bestaan uit:
· masseren en invetten van voeten.
· Wegsnijden van eelt.
· Verwijderen van likdoorns en eksterogen.
· Knippen en frezen van nagels.
· Aanbrengen van hulpmiddelen.
Je komt als voetverzorger meestal thuis bij een klant of begint een eigen praktijk.
1.14 de verschillende zorgtaken (zorgtaken!)
lichamelijk verzorgende taken:
- haren kammen.
- nagels knippen.
- Douchen.
- Make up aanbrengen.
Dingen die gebruikt worden bij gehandicapten:
Klapbank voor in de douche, daar kan je degene opzetten die gedouched moet worden.
Huishoudelijke taken:
- bed opmaken.
- Stofzuigen.
- Was draaien.
- Schoenen poetsen.
- Eten geven aan mensen die dat niet meer kunnen.
Begeleidende taken:
- arts.
- Fysiotherapeut.
- Zij kunnen bepaalde behandelingen voor schrijven die moeten worden uitgevoerd, dan is het jou taak om er voor te Zorgen dat dat ook word uitgevoerd.
- Leren van familieleden hoe ze moeten omgaan met de behoeften van degene die hulp nodig heeft.
1.15 niveau´s van zorg.
Verzorgingsstaat = dat de zorg goed is geregeld.
Wij in NL leven in een verzorgingsstaat, als je b.v. oud of ziek bent komt er hulp.
We hebben verschillende soorten zorg in NL:
1. nuldelijnszorg, ook wel bekent als thuis of mantelzorg, dus buren, familie en vrienden kunnen hierbij helpen. Dit wordt ook wel informele zorg genoemd.
2. basiszorg, dat bestaat vaak uit dingen om ziekten te voorkomen, zoals inentingen of het geven van voorlichting over een gezonde leefwijze.
3. eerstelijnszorg, zorg die dicht bij huis te vinden is, zoals: huisarts, de maatschappelijk werker of de thuiszorg.
4. tweedelijnszorg, meestal een specialist, een ziekenhuis, een bepaalde therapie, een EHBO afdeling van een ziekenhuis.
1.16 de plaats van de zorg.
1. intramurale zorg: behandeling in een ziekenhuis, sanatorium, verzorgings- of verpleeghuis, psychisch ziekenhuis.
2. extramurale zorg: je wordt dan niet opgenomen maar verzorgd, zoals thuis zorg of wijkziekenverzorging.
3. transmurale zorg of semi - murale zorg: ouderen of verstandelijke gehandicapten die naar een dagopvang gaan.
4. ambulante zorg oftewel niet – plaatsgebonden. B.v. thuiszorg.
1.17 de zorgverlener.
1. zelfzorg: de zorg die je jezelf geeft, een pijnstiller innemen, een pleister plakken op een wondje.
2. mantelzorg: zorg die je van anderen krijgt, familie, vrienden, buren.
3. professionele zorg: mensen die ervoor zijn opgeleidt, b.v. tandarts of huisarts.
4. informele zorg: door vrijwilligers gegeven, als ze het leuk of nodig vinden te helpen, huisbezoeken aan ouderen en chronisch zieken bijvoorbeeld.
1.18 wie gaat dat betalen?
· Het ziekenfonds: verplichte verzekering voor iedereen in loondienst en zelfstandigen beneden een bepaalde inkomensgrens en voor mensen die een uitkering hebben. De verzekering wordt meestal automatisch geregeld.
· De particulieren ziektekostenverzekering: voor mensen boven een bepaalde inkomensgrens en voor ambtenaren. Dit moet je zelf regelen, je kiest dus ook zelf waarvoor je precies verzekerd wil zijn. Hoe meer zorg je wilt, hoe hoger de premie die je betaald.
· De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten ( AWBZ ): dit is een uitkering die iedereen krijgt ongeacht het inkomen. Hij betaald een deel van de kosten van hulpmiddelen zoals b.v. een rolstoel, kosten van een bep. dieet, kosten verpleeghuis. Dus alle ziektekosten die bijzonder zijn en niet door ander verzekeringen worden betaald.
Persoonsgebonden budget (PGB): met deze regeling krijg je een bep. bedrag toegewezen, je bep. zelf welke hulp je van wie wilt, gehandicapten krijgen dit vaak.
Dit krijg je niet zomaar, om te kunnen bepalen wat iemand nodig heeft, is er een indicatiecommissie ingesteld, die houd eerst een gesprek met de hulpvragende, zo´n gesprek wordt en intakegesprek genoemd.
b.v. een ouder iemand kan niet zo goed meer voor zichzelf zorgenmaar wil wel graag thuis blijven wonen, na het intakegesprek krijgt diegene 2 keer in de week hulp in het huishouden en 2 keer in de week iemand die diegene komt douchen.
REACTIES
1 seconde geleden