Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 4

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas vwo | 508 woorden
  • 19 juni 2013
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
2 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Werkwoord se

1e pers. ev

voy

ik ga

2e pers. ev

vas

jij gaat

3e pers. ev

va

hij gaat

1e pers. mv

vamos

wij gaan

2e pers. mv

vais

jullie gaan

3e pers. mv

van

zij gaan (mv)

Ontkenning

Bij ontkenning à altijd “no” voor de persoonsvorm

No

Niet/geen

Bijv:

No quiero bailar.

Ik wil niet dansen.

Ahora no tengo clase.

Ik heb nu geen les.

 In combinatie met “no” à aanvulling na de persoonsvorm

Nada

Niets

Nadie

Niemand

Nunca

Nooit

Bijv:

Flor no dice nada.

Flor zegt niets.

No hay nadie en casa.

Er is niemand thuis.

No voy nunco al comedor.

Ik ga nooit naar de kantine.

 Nunca/Nadie vóór de persoonsvorm? à geen “no” meer gebruiken.

Bijv:

Nunca voy al cine.

Ik ga nooit naar de bioscoop.

Nadie tiene hambre.

Niemand heeft honger.

 Klankwisselende werkwoorden

De laatste klinker van de stam veranderd.

Bijv. empezar wordt empiezo, empiezas, empieza, enz.

Alleen de wij- en jullie-vorm verandert niet.

 Werkwoord Jugar

1e pers. ev

juego

ik ga

2e pers. ev

juegas

jij gaat

3e pers. ev

juega

hij gaat

1e pers. mv

jugamos

wij gaan

2e pers. mv

jugáis

jullie gaan

3e pers. mv

juegan

zij gaan (mv)

Frases clave

Ga je naar de middelbare school?

¿Vas al instituto?

In welk jaar zit jij?

¿En qué curso estás?

Is het een grote school?

¿Es una escuela grande?

Wie is jouw aardrijkskundeleraar?

¿Quién es tu profe de geografia?

Is jouw muziekleraar aardig?

Tu profe de música, ¿es amable?

Ja, ik ga naar de middelbare school.

Sí, voy al instituto.

Ik zit in de tweede klas.

Estoy en el segundo curso.

Nee, het is een kleine school.

No, es una escuela pequeña.

Het is meneer/mevrouw…

Es el señor/la señora…

Nee, hij/zij is streng, maar mijn biologieleraar is heel aardig.

No, es duro/-a, pero mi profe de biología es muy amable.

Waar staat je school?

¿Dónde está tu escuela?

Hoe laat beginnen je lessen?

¿A qué hora empiezan tus clases?

Vind je geschiedenis leuk?

¿Te gusta la historia?

En hebben jullie een kantine op school?

Y ¿tenéis un comedor en el istituto?

Heb je huiswerk voor morgen?

¿Tienes deberes para mañana?

Mijn school is ver weg/dichtbij, hij staat in Pamplona.

Mi escuela está lejos/cerca, está en Pamplona.

Mijn lessen beginnen om acht uur.

Mis clases empiezan a las ocho.

Nee, daar houd ik niet van, ik vind wiskunde leuker.

No, no me gusta, prefiero las matemáticas.

Ja, maar ik ga nooit naar de kantine.

Sí, pero nunca voy al comedor.

Ja, voor Engels en biologie.

Sí, para inglés y biología.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.