Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Stoffen en moleculen hoofdstuk 5

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 897 woorden
  • 31 maart 2010
  • 21 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
21 keer beoordeeld

Scheikunde hoofdstuk 5

5.1 waar gaat dit hoofdstuk over?

Bij scheikunde gebruik je modellen om hun eigenschappen beter te begrijpen. Een bolletje stelt een molecuul voor. Stoffen kun je beschrijven met formules.

5.2 ontleedbare stoffen

Op bladzijde 108 staan atoomsoorten met hun symbool.

Er zijn ruim 100 atoomsoorten(= elementen)
Elke atoomsoort heeft een eigen symbool.
Een atoom wordt vaak getekend als een massief gekleurd bolletje.

Formules van niet-ontleedbare stoffen


Elk stukje metaal bestaat uit ontelbaar veel metaalatomen. De formule van een metaal is hetzelfde als zijn symbool, bijvoorbeeld Au(s).
Edelgassen zijn opgebouwd uit losse atomen, bijvoorbeeld He(g).
De moleculen van waterstof, zuurstof, stikstof en de halogenen zijn elk opgebouwd uit twee atomen:waterstof H²(g), zuurstof O²(g), stikstof N²(g) en de vier halogenen: fluor F²(g), chloor Cl²(g), broom Br²(l), jood I²(s).
Elk korreltje diamant en grafiet bestaat uit ontelbaar veel koolstofatomen. Hun formule is C(s).

s= solid (vast)
g = gas
l = liquid (vloeistof)

5.3 ontleedbare moleculaire stoffen

Als een molecuul uitsluitend uit atomen van niet-metalen bestaat, spreek je van een moleculaire stof. Deze stof heeft een moleculeformule. In een moleculeformule is met symbolen aangegeven welke atoomsoorten een molecuul bevat en hoeveel atomen van elke soort.

De een schrijf je niet op bij een molecuulformule.
Bekende moleculaire verbindingen zijn: methaan, koolstofdioxide en ammoniak. Mengsels kun je ook met formules weergeven. Hiernaast zie je moleculen en een koolstofdioxidemolecuul in gasfase: (2 CH4 + CO2)(g).





Moleculaire stoffen bestaan uit moleculen die zijn opgebouwd uit atomen van niet-metalen. Een coëfficiënt voor een molecuuformule geeft het aantal moleculen aan.

Een index in een molecuulformule geeft het aantal atomen van de voorafgaande atoomsoort aan.

De eerste zes Griekse telwoorden zijn:

1: mono
2: di
3: tri
4: tetra
5: penta
6: hexa

Er bestaan 2 koolstofdioxiden: CO en CO². Om deze namen van elkaar te onderscheiden gebruik je Griekse telwoorden: CO noem je koolstofmono-oxide en CO² noem je koolstofdioxide.

Voor de systematische naam van moleculaire stoffen met twee atoomsoorten geldt dus:
Telwoord – eerste atoomsoort – telwoord – tweede atoomsoort – uitgaan –ide.
Als het eerste twelwoord mono is, laat je die meestal weg. Verbindingen met als tweede atoomsoort zuurstof of zwavel krijgen de internationale uitgang –oxide respectievelijk –sulfide.

Bij de koolwaterstoffen (= verbindingen van koolstof en waterstof) gebruik je de griekse telwoorden niet:

CH4 : methaan
C2H6 : ethaan
C3H8 : propaan
C4H10 : butaan
C5H12 : pentaan
C6H14 : hexaan

Molecuulmodellen en structuurformules

Het is lastig om modellen van grotere moleculen na te tekenen. Daarom gebruik je een structuurformule met bindingsstreepjes. Een H-atoom heeft altijd één bindingsstreepje, een O-atoom altijd twee, een N-atoom meestal drie en een C-atoom bijna altijd 4. (zie blz. 117)

5.4 zouten

Keukenzout

Zouten bestaan niet uit atomen, maar uit ionen. Ionen zijn elektrisch geladen atomen. De eenvoudigste zouten bestaan uit een positief geladen metaalion dat is gebonden aan een negatief geladen niet-metaalion. Je noemt zouten ook wel ionaire stoffen.

Met (aq) geeft je aan dat een ion in water opgelost is; aq komt van aqua(water).


Zouten(ionaire stoffen) zijn opgebouwd uit ionen. Een ion is een geladen atoom. Zouten hebben geen molecuulformule, maar een verhoudingsformule. Een zout valt bij oplossen uiteen in losse ionen, de ontstane oplossing geleidt stroom.

Positief geladen ionen Negatief geladen ionen
Aluminiumion Al3+ Bromide-ion Br-
Calciumion Ca2+ Chloride-ion Cl-
Ijzer(ll)ion Fe2+ Fluoride-ion F-
Ijzer (lll)ion Fe3+ Jodide-ion I-
Koperion Cu2+ Oxide-ion O2-
Loodion Pb2+ Sulfide-ion S2-
Magnesiumion Mg2+
Natriumion Na+
Zinkion Zn2+

Voorbeeld
Natriumsulfide is opgebouwd uit Na+-ionen en S2-ionen. Het zout is elektrisch neutraal. Er moeten dus twee keer zoveel Na+-ionen als S2-ionen zijn. De verhoudingsformule is dus (Na+)2S²-(s).

Er zijn metalen die ionen kunnen vormen met verschillende ladingen.
- Fe²+O²-(s) vereenvoudigd: FeO(s). de naam is ijzer(ll) oxide.
- (Fe3+)2(O2-)3(s), vereenvoudigd: Fe2O3(s). de naam is ijzer(lll)oxide.

Je ziet: je zet de lading van het metaalion met een Romeins cijfer achter de naam van het metaal.

Bij de reactie tussen een metaal en een niet-metaal ontstaat een zout.

5.4 atomen toch deelbaar!

De bouw van atomen

Atomen bestaan uit een positieve kern en een wolk van negatief geladen elektronen. De kern bestaan uit positief geladen protonen en ongeladen neutronen. De kern is positief geladen. Een atoom is elektrisch neutraal, het heeft evenveel protonen al elektronen. Het aantal protonen in de kern (het atoomnummer) is kenmerkend voor een atoomsoort.



Elektronen in actie

Een metaalion heeft meer protonen dan elektronen(elektronentekort). Een niet-metaalion heeft meer elektronen dan protonen (elektronenoverschot). Bij de vorming van een zout staat een metaalatoom één of meer elektronen af aan een niet-metaalatoom. In metalen zorgen de buitenste elektronen voor geleiding.

5.6 periodiek systeem en isotopen

Lithium, kalium en natrium zijn alledrie licht en zacht. Ze reageren elk heftig met water, waarbij een basische oplossing ontstaat. Ze worden alkalimetalen genoemd(alkali betekent basisch).
De edelgassen, helium, neon en argon reageren niet of nauwelijks met andere stoffen. Hun moleculen bestaan uit losse atomen.
Halogenen zijn: fluor, chloor, broom en jood. Ze zijn elk opgebouwd uit tweeatomige moleculen. Halogenen reageren op een vergelijkbare manier met metalen. Ze vormen dan ionen met een lading 1-.

Op grond van zulke overeenkomsten bestaat er een periodiek systeem der elementen. (zie blz. 126)

De stoffen met overeenkomstige eigenschappen staan onder elkaar.

In het periodiek systeem staan atoomsoorten op volgorde van hun atoomnummer. Stoffen met overeenkomstige eigenschappen staan onder elkaar, zoals de alkalimetalen, de edelgassen en halogenen.

Massagetal en isotopen

Het massagetal is het aantal protonen + neutronen in de kern. Isotopen zijn atomen met een gelijk aantal protonen, maar een verschillend aantal neutronen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.