Hoofdstuk 7, Voeding en Hygiëne § 1 - 2

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo | 586 woorden
  • 28 augustus 2008
  • 79 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
79 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Paragraaf 1 Brandstoffen in voeding

Je lichaam heeft energie nodig. Die energie haalt je lichaam uit brandstoffen in voedsel. De twee belangrijkste brandstoffen zijn:
- koolhydraten
- vetten

Koolhydraten
Koolhydraten bestaan uit koolstof, zuurstof en waterstof (C + O + H)
Bekende koolhydraten:
- Glucose C6H12O6
- Sacharose C12H22O11
- Zetmeel C6H10O5 (zetmeel is een macromolecuul)

Koolhydraten zijn plantaardige stoffen. Planten maken koolhydraten met behulp van licht uit koolstofdioxide en water, fotosynthese, dus.
Kloppende reactievergelijking: 6 CO2 + 6 H2O + zonne-energie → C6H12O6 + 6 O2


Glucose wordt in je lichaam meteen opgenomen en door het bloed naar de lichaamscellen getransporteerd. In de cellen wordt glucose verbrand tot koolstofdioxide en water. Bij die verbranding komt de opgeslagen energie weer vrij.
Kloppende reactievergelijking: C6H12O6 + 6 O2 → 6 H2O + energie

Sacharose en zetmeel worden niet direct in het bloed opgenomen. Sacharose wordt omgezet in glucose en fructose. Bij deze omzetting reageert sacharose met water.
Kloppende reactievergelijking: C12H22O11 + H2O → 2 C6H12O6

Vetten

Vetten geven niet direct na de voedselopname energie. Vet wordt eerst afgebroken, voordat het in het bloed wordt opgenomen. Bij de reactie ontstaan glycerol en vetzuren. Deze stoffen worden in het bloed opgenomen en naar de cellen getransporteerd.
Reactievergelijking: vet + water → glycerol + vetzuren

Uit één molecuul vet ontstaan drie moleculen vetzuur en één molecuul glycerol.
Bijvoorbeeld:
C57H110O6 + 3 H2O → C3H8O3 + 3 C18H36O2

Onverzadigde en Verzadigde Vetzuren
Stearinezuur (C18H36O2) is een verzadigd vetzuur. Verzadigde vetzuren hebben het maximale aantal atomen gebonden. Verzadigde vetzuren komen meestal van dierlijke vetten. Teveel verzadigde vetzuren is niet; het speelt een rol bij het dichtslibben van bloedvaten.

Vetzuren afkomstig van plantaardige voedingstoffen zijn vaak onverzadigd. Een onverzadigd vetzuur heeft minder H-atomen in zijn molecuul dan een verzadigd vetzuur. Ergens in de koolstofketen zit een dubbele binding. Oliezuur (C18H34O2), een onverzadigd vetzuur, heeft 2 H-atomen minder dan een molecuul van stearinezuur. Ook linolzuur (C18H32O2), heeft zelfs 4 H-atomen minder dan stearinezuur. Linolzuur heet daarom een meervoudig onverzadigd vetzuur.


Paragraaf 2 Bouwstoffen voor je lichaam

Eiwitten en Aminozuren
Eiwitten vormen vrijwel al het bouwmateriaal van de cellen in je lichaam. Eiwitten komen vooral voor in; vis, vlees, eieren en melk. Eiwitten bestaan uit zeer lange moleculen (macromoleculen). Eiwitketens zijn opgebouwd uit soms duizenden aminozuurmoleculen (monomeermoleculen). Moleculen van aminozuren bestaan uit:
Koolstof, zuurstof, waterstof, stikstof en soms zwavelatomen. Glycine en cysteïne zijn twee aminozuren.

Om eiwitten te maken, heeft je lichaam 20 aminozuren nodig. Daarvan kan het er 8 zelf maken. De overige 12 aminozuren kan je lichaam niet zelf maken. Die aminozuren heten essentiële aminozuren, die je binnen krijgt via je voeding.

Enzymen

Sommige eiwitten worden enzymen genoemd. Enzymen heten ook wel biokatalysatoren. Ze zorgen ervoor dat de chemische reacties in je lichaam bij een lage temperatuur (37 ºC) toch snel genoeg kunnen verlopen.

Vitamines, vezels en mineralen

Vitamines zijn stoffen die je lichaam regelmatig in kleine hoeveelheden nodig heeft. Zoals de bekende vitamine C. Daarvan moet je elke dag ongeveer 70 mg van binnenkrijgen.

Vezels komen met het voedsel wel je lichaam binnen, maar worden niet door het lichaam opgenomen. Je hebt ze toch nodig, voor een goede werking van de darmen. Het afval dat je lichaam verlaat moet voldoende stevigheid hebben, daar zorgen vezels voor. Vezels bestaan grotendeels uit cellulose. Cellulose is een koolhydraat dat veel op zetmeel lijkt.

Met mineralen worden verbindingen aangeduid die uit de bodem afkomstig zijn.

Voor je lichaam is het belangrijkste mineraal keukenzout (Natriumchloride, NaCl).
Enkele mineralen zijn:
- Zink (Zn)
- Chroom (Cr)
- Cobalt (Co)
- Jood (I)
- Fluor (F)

Deze mineralen heten ook wel sporenelementen.

REACTIES

T.

T.

Bij is dit hoofdstuk 6

8 jaar geleden

V.

V.

bij mij*

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.