Hoofdstuk 3: moleculaire stoffen

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 544 woorden
  • 4 december 2017
  • 1 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
1 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
Scheikunde Hoofdstuk 3 moleculaire stoffen                                                                                         vwo 4

3.2

Zouten bestaan uit 1 metaal en 1 niet-metaal.

Metalen:

  • Atomen gestapeld in metaalrooster
  • Aantrekkingskracht van kern op valentie-elektronen is klein, ze kunnen uit de schil treden.
  • Positieve metaalionen trekken negatieve elektronen aan sterke metaalbinding

Zouten:

  • Geleiden in vloeibare fase
  • Opgebouwd uit positieve en negatieve ionen ionbinding
  • Gestapeld in een ionrooster

Moleculaire stoffen:

  • Geleidt niet, bestaan uit ongeladen moleculen
  • Moleculen trekken elkaar aan door vanderwaalsbinding

3.3 binding in moleculen

Aroombinding bevindt zich tussen de atomen in de moleculen. De atoombinding wordt gevormd door een gemeenschappelijk elektronenpaar. De covalentie van een atoom geeft aan hoeveel bindingen een atoom kan vormen.

Het atoom met de hoogste elektronegativiteit trekt harder aan de elektronen en wordt daardoor een beetje negatief geladen, het andere atoom positief.

4.4 vanderwaalsbinding

De aantrekkingskracht tussen moleculen zorgt voor de vanderwaalsbinding. Hoe groter de molecuulmassa van de moleculen van een stof, hoe sterker de vanderwaalsbinding en hoe hoger het smelt- en kookpunt. Bij een groter contactoppervlak tussen de moleculen wordt de vanderwaalsbinding sterker.

3.5 waterstofbruggen

Moleculaire stoffen waarvan de moleculen een OH- of een NH-binding bevatten hebben een hoger kookpunt dan je op grond van de molecuulmassa zou verwachten.

Polaire atoombindingen in een molecuul kunnen leiden tot een molecuul met een ladingsverdeling. We noemen dit soort moleculen dipoolmoleculen. De binding tussen deze moleculen heet een dipool-dipoolbinding. Deze binding treedt op naast de vanderwaalsbinding, maar is vaak sterker.

Een hele sterke dipool-dipoolbinding die ontstaat uit OH- of NH-groepen, heten waterstofbruggen. O en N hebben vergeleken met H een grote elektronegativiteit. Positief geladen H kan dan heel dicht bij negatief geladen O of N komen. H-bruggen verklaren hoge kookpunten.

Apolaire moleculen kunnen alleen een vanderwaalsbinding hebben.

3.6 mengsels van moleculaire stoffen

Een apolaire stof lost goed op in een apolair oplosmiddel. Polaire stoffen lossen goed op in polaire oplosmiddelen. Bij het oplossen van een stof worden de bindingen tussen de moleculen verbroken. De moleculen vormen nieuwe bindingen met de moleculen van het oplosmiddel.

Als een stof zich kan verdelen over meerdere oplosmiddelen ontstaat uiteindelijk een verdelingsevenwicht.

3.7 volume van een mol gas

Bij constante druk en temperatuur bevatten gelijke volumes van verschillende gassen evenveel moleculen en dus evenveel mol. Dit komt doordat de moleculen in de gasfase zo’n grote afstand van elkaar hebben, dat de grootte van het molecuul er niet meer toe doet.

3.8 percentage, promillage en ppm

Percentage stof X in een mengsel:

hoeveelheid stof Xhoeveelheid mengsel×100%

Promillage stof X in een mengsel:

hoeveelheid stof Xhoeveelheid mengsel×100‰

Aantal ppm stof X in een mengsel:

hoeveelheid stof Xhoeveel mengsel×106ppm

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.