Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 2, Stoffen, moleculen en atomen

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo | 664 woorden
  • 4 september 2008
  • 35 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
35 keer beoordeeld

Scheikunde H2

§2.1

Als je wat wilt weten over stoffen, zul je de moleculen hiervan moeten onderzoeken. Dit doe je m.b.v. een modelvoorstelling, ook wel molecuultheorie. De verschillende eigenschappen van stoffen, hebben vooral te maken met de moleculen, die bestaan uit atomen.

§2.2

Enkele bekende stofeigenschappen (stofconstanten):
- Kleur - geleidingsvermogen voor warmte
- Smaak - geleidingsvermogen voor elektrische stroom

- Geur - kookpunt
- Oplosbaarheid in water - smeltpunt
- Brandbaarheid - dichtheid (kg /m³)
- giftigheid - uitzetting
- corrosiebestendigheid - afbreekbaarheid
Elke stof heeft een unieke combinatie van stofeigenschappen.
Er zijn 3 fasen waarin een stof zich kan bevinden: vast, vloeibaar en gasvormig.
Bij kamertemperatuur (25°C) is bijv. water vloeistof, pas onder de 0°C wordt dit een vaste stof (ijs) en boven de 100°C wordt het gasvormig (damp) > faseverandering.
Vast > vloeibaar = smeltpunt (> in Kelvin = °C + 273)
Vloeibaar > gas = kookpunt (> elke stof heeft andere momenten hiervoor)
Een stofconstante is een stofeigenschap die wordt uitgedrukt in een getal, gevolgd door een eenheid.
Vast (s) || smeltpunt || smelten || vloeibaar (l) || kookpunt ||verdamping|| gasvormig (g)
Als een stof overgaat van de vloeibare fase naar de gasvormige fase verspreiden de moleculen zich over een zeer groot volume.

Bij een fase- overgang veranderen alleen de bewegingsmogelijkheden van de moleculen, niet de moleculen zelf. De identiteit van de stof blijft dus behouden: er treedt geen chemische reactie op.

§2.3

Als je stof steeds maar wil doorhakken, kun je het als poeder in water doen, waardoor het zich meer kan verspreiden over een groter volume, waardoor het nóg kleiner wordt.
Toestel van Hofmann: 2 buizen met water met een klein beetje zwavelzuur, onderaan de buizen bevinden zich 2 platina- plaatjes. De ene met een (+) – pool van een batterij, de andere met de (-) – pool. I.p.v. een batterij een andere gelijkspanningbron. Als de spanningsbron wordt ingeschakeld, gaat er een elektrische stroom lopen door het water tussen de 2 platina- plaatjes. (bij de (-) bevindt zich later minder water).
Dit was een ontledingsreactie, door de stroom werd het water stof gesloopt. Aan de (+) ontstond er zuurstof & bij de (-) waterstof. Waterstof en zuurstof kunnen niet meer worden ontleed, het zijn daarom niet- ontleedbare stoffen » elementen (100). Anders zijn het ontleedbare stoffen » verbinding (miljoenen). Zo bestaan een watermolecuul uit een waterstofatoom & een zuurstofatoom.
Een molecuul van een element bestaat uit atomen van dezelfde soort. En een molecuul van een verbinding bestaat uit ten minste twee atomen van verschillende soort.

§2.4

Modelvoorstellingen van moleculen en atomen worden kortweg aangeduid als molecuulmodellen en atoommodellen (in het boek molecuultekeningen= minder goede hoeken, maar sneller).
Om het beter te kunnen zien, en beter ruimtelijke bouw te kunnen zien, gebruiken we het skeletmodel. Hier zie je ook goed de atoombindingen.
De massa’s van atomen en moleculen worden uitgedrukt in een speciale eenheid, de atomaire massa- eenheid (u). Eén u komt overeen met 1,66 x 10^-27 kg.
In tabel 2.4 is te zien hóé klein een atoom is. De massa wordt hierboven beschreven en in de 4de kolom wordt er gesproken over een nanometer, dat is één miljoenste millimeter!

- groene tekst = weten, maar niet leren -

§2.5

Elk zuurstofmolecuul bestaat uit twee zuurstofatomen, of kortweg twee O- atomen.
Je beschrijft de samenstelling van een molecuul in een formule; de zogenaamde molecuulformule. Voor zuurstof O ‗ : de O staat voor zuurstof, en de 2 onderaan geeft aan dat in elk molecuul twee atomen van die soort voorkomen. (een watermolecuul: H‗ O)
- het getal rechtsonder wordt index genoemd
- het getal dat het aantal moleculen aangeeft heet coëfficiënt
- als je een formule opstelt, zet de letters in alfabetische volgorde
- als ze over H‗ O spreken, kunnen ze het net zogoed over water hebben, als over watermolecuul
- Normaal bestaan moleculen uit gelijksoortige atomen. De 6 die éénatomig zijn:
- helium - argon
- neon - xenon
- krypton - radon ( > dit zijn edelgassen)
- 7 elementen als twee- atomige moleculen:

- Waterstof (H‗) - Zuurstof (O‗)
- Stikstof (N‗) - Fluor (F‗)
- Chloor (Cl‗) - Broon (Br‗)
- Jood (I‗)
In een periodiek systeem staan alle moleculen gerangschikt.

REACTIES

F.

F.

beter!!

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.