Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 2

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo | 757 woorden
  • 15 januari 2013
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
14 keer beoordeeld

H 2 samenvatting scheikunde

 

2.2

 

Bij de meeste stoffen geld: 1 liter vloeistof bevat minder moleculen dan 1 lier vaste stof.  1 liter vloeistof is lichter dan 1 liter vaste stof. De dichtheid van de vloeistof is kleiner dan de dichtheid van een vaste stof.

bij water is dat anders: 1 liter vloeistof bevat meer moleculen dan 1 liter vaste stof. 1 liter vloeistof is zwaarder dan 1 liter vaste stof. De dichtheid van ijs is kleiner dan de dichtheid van water.

 

Soortelijke warmte: Water heeft een grote soortelijke warmte, dat betekent dat er veel warmte nodig is om 1 kilogram water te verwarmen. Als het water afkoelt, komt deze warmte weer vrij.

 

Water is een heel goed oplosmiddel voor veel stoffen dus het heeft een groot oplosvermogen. Dit kan ook een nadeel hebben. Geur-, keur- en smaakstoffen kunnen dan vrij gemakkelijk in water oplossen.  Als je de geur-, kleur- en smaakstoffen uit het water wilt halen, gebruik je fijn verdeelde koolstof (= Norit, actieve kool). Dit heet een adsorptiemiddel. De geur-, kleur- en smaakstoffen blijven hier aan vast plakken. Dat noemen we adsorberen.

 

 

2.3

 

Verschil in oplosbaarheid: sommige stoffen lossen goed in water op en andere minder of helemaal niet.

Oplossing: een mengsel dat altijd helder is.

Suspensie: een mengsel dat altijd troebel is. De vaste stof is niet opgelost.

Oplosbaarheid: Is het maximale aantal grammen van die stof dat je kan oplossen in een kg van een bepaald  oplosmiddel.

Glucose heeft een oneindig  grote oplosbaarheid. Als je glucose met een zeer grote hoeveelheid per kilogram water oplost, wordt het stroperig (= glucosestroop)

Oplosbaarheden zijn afhankelijk van de temperatuur.

Vaste stoffen: hoe hoger de temperatuur, des te groter wordt de oplosbaarheid.

Gassen: hoe hoger de temperatuur: des te lager de oplosbaarheid.

i.p.v. water wordt alcohol ook veel gebruikt als oplosmiddel. Een stof dat in alcohol is opgelost noemen we tinctuur. Jodiumtinctuur: een oplossing van 1% jood in alcohol dei je gebruikt om wondjes te ontsmetten.

De vaste stof krijt lost niet op in water. Wanneer je een beetje van deze vaste stof met water mengt, ontstaat een troebel mengsel, dat we een suspensie noemen. Als je dit mengsel enige tijd laat staan, zal het uitzakken. De vloeistof wasbenzine lost niet op in water. Wanneer je een beetje van deze vloeistof met water mengt, ontstaat een ondoorzichtig mengsel, dat je een emulsie noemt. Als je dit mengsel enige tijd laat staan, zal het mengsel spontaan ontmengen. Er ontstaat dan een tweelagensysteem. Dit kan worden voorkomen door aan het mengsel een emulgator toe te voegen, bijvoorbeeld lecithine.

 

2.4

 

Oppervlaktewater: het water in de zeeën, meren en rivieren.

Grondwater: water dat in de grond zit.

Water raakt nooit op door de waterkringloop.

 

 

Biologische reiniging: natuurlijke bacteriën die schadelijke stoffen in het water kunnen afbreken.

Drinkwaterbereiding:

1.Water wordt opgeslagen in groot waterreservoir voor een half jaar, daar laten ze de natuurlijke bacteriën het water zuiveren. (Voorzuivering)

2.Daarna voegt men er ijzersulfaat aan toe, dat haalt de verontreinigde stoffen eruit en maakt er vlokken van.

3.Ze laten de gevormde vlokken bezinken.

4.Daarna blazen ze er het gas ozon bij, dat is de chemische afbraak. het haalt de opgeloste afvalstoffen weg.

5.er word weer ijzersulfaat toegevoegd.

6.Daarna wordt het gefiltreerd met behulp van filtreerbedden van zand, grind en antraciet.

7.Dan voegen ze er het adsorptiemiddel Norit aan toe om de eventuele geur-, kleur-, en smaakstoffen eruit te halen.

8.Ten slotte wordt er een klein beetje chloorbleekmiddel aan toegevoegd om besmetting te voorkomen.

 

Zware metalen: schadelijke metalen stoffen (lood, kwik).

ADI: Aanvaardbare Dagelijkse Inname (de ADI-waarde geeft aan hoeveel mg van een stof iemand per dag per kilogram lichaamsgewicht mag binnenkrijgen.

Hard water: water met opgeloste kalk. Hoe meer kalk, hoe harder het water.

DH: Duitse Hardheidgraden, 1 DH is ongeveer 7,1 mg kalk per kg water.

 

 2.5

 Emulsie: een mengsel van twee vloeistoffen die niet goed mengbaar zijn, is altijd troebel. Ontmengt vrij snel, dan krijg je een tweelagensysteem.

Je kan met een emulgator zorgen dat hij niet ontmengt.

Elke oplossing heeft een bepaalde zuurgraad of pH . hoe zuurder de oplossing, des te lager is de pH . hoe basischer een oplossing, des te hoger is de pH . neutrale oplossingen hebben een pH van 7.

Je huid heeft een zuurgraad van 5-6. Als de zuurgraad van verzorgende en verfraaiende cosmetica te veel verschild van de zuurgraad van je huid, ontstaat er irritatie.

Zure oplossing: pH < 7

Neutrale oplossing: Ph = 7

Basische oplossing: pH > 7

De pH van een oplossing meet je met een strookje universeel indicatorpapier

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.