Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 2

Beoordeling 8.2
Foto van Sienna
  • Samenvatting door Sienna
  • 4e klas vwo | 533 woorden
  • 30 oktober 2019
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 8.2
9 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

2.1

  • Macroniveau: dingen die we kunnen zien, meten en wegen
    • Bijvoorbeeld: water is bij kamertemperatuur een vloeistof
  • Microniveau: moleculen, atomen en elektronen
    • Bijvoorbeeld: de moleculen in water zitten dicht op elkaar, maar kunnen wel vrij bewegen
  • Metalen
    • Algemene Eigenschappen:
      • Ze geleiden elektrische stroom
      • Ze geleiden warmte
      • Ze glanzen (wanneer gepolijst)
      • Meestal een hoog smeltpunt
      • Goed vervormbaar wanneer verhit
    • Aantal Verschillen:
      • Gewicht
      • Kleur
      • Dichtheid
      • Edelheid
  • Een metaalbinding komt tot stand door vrije valentie-elektronen
    • De valentie-elektronen kunnen vrij bewegen tussen de positief geladen atomen
  • Legeringen: samengesmolten metalen
    • Legeringen zijn harder dan zuivere metalen
      • Bij zuivere metalen kunnen de metaalatomen goed langs elkaar schuiven
      • In een legering kan dit niet door het verschil in atoom grootte 

 

2.2 

  • Vanderwaalsbinding: de binding die moleculen in de vaste en vloeibare fase bij elkaar houdt
    • Ze zijn intermoleculaire bindingen: tussen moleculen
      • Hoe sterker de intermoleculaire bindingen van een stof, hoe hoger het kookpunt en smeltpunt zullen zijn
  • Bindingen tussen atomen heten covalente bindingen
    • Octetregel: atomen willen graag 8 elektronen in buitenste schil
    • Covalentie: aantal bindingen dat atoom kan vormen
      • Het aantal bindingen wat een atoom kan vormen is afhankelijk van de covalentie (= aantal missende elektronen om aan octetregel te voldoen)
      • (Waterstof is een uitzondering)
  • Er kunnen ook meerdere covalente bindingen per molecuul gevormd worden
    • Water (H20) 
  • Er kunnen ook dubbele covalente bindingen ontstaan
    • C02
  • (Naamgeving regels)

 

2.3

  • Covalente bindingen kunnen polair en apolair zijn
    • Een polaire binding ontstaat als een atoom een stuk elektronegatiever is dan het andere
  • Een polaire atoombindingen kan er voor zorgen dat een molecuul een dipoolmolecuul wordt
    • Tussen dipoolmoleculen kan een dipool-dipoolbindingen ontstaan
      • Een vanderwaalsbinding is een tijdelijke dipool-dipoolbinding 
      • ( ↑ Deze zijn permanent ↑ )
  • Waterstofbruggen
    • Bij stoffen met O-H-, N-H- en F-H-bindingen, ontstaan zeer sterke (permanente) dipool-dipoolbindingen:
    • Stoffen die goed oplosbaar zijn in water noemen we hydrofiel.
    • Stoffen die slecht oplosbaar zijn in water noemen we hydrofoob.
      • Moleculaire stoffen zijn meestal goed oplosbaar in water wanneer het molecuul waterstofbruggen kan vormen
  • Grote moleculen met een klein aantal NH/OH/FH groepen zijn meestal slecht oplosbaar in water
    • Stoffen die niet goed oplossen in water - een polair oplosmiddel 
    • Lossen vaak wel goed op in bijvoorbeeld wasbenzine - een apolair oplosmiddel
      • Polaire stoffen lossen goed op in polaire oplosmiddelen
      • Apolaire stoffen lossen goed op in apolaire oplosmiddelen

2.4

  • Binding tussen een metaal + niet-metaal:
    • De meeste metalen willen graag van de elektronen in hun buitenste schil af (en zijn dus niet erg elektronegatief)
    • De meeste niet-metalen willen graag extra elektronen in hun buitenste schil erbij (en zijn dus sterk elektronegatief)
      • Het metaal atoom zal zijn elektronen hierdoor afstaan aan het niet-metaalatoom (dus niet delen). De nieuwe deeltjes die nu ontstaan heten ionen.
      • Bindingen tussen ionen zijn ionbindingen.
  • Metaal atomen kunnen positieve ionen vormen
    • Een natriumatoom heeft 11 protonen, en dus ook 11 elektronen.
    • Een natriumion heeft 11 protonen, maar heeft 10 elektronen
  • Niet-metaal atomen kunnen negatieve ionen vormen
    • Een fluoratoom heeft 9 protonen, en dus ook 9 elektronen
    • Een fluorion heeft 9 protonen, maar heeft 10 elektronen
  • Ionbindingen zijn zeer sterk
  • Een stof die is opgebouwd uit metaal- en niet-metaalionen, noem je een zout. 
    • Zouten zijn bij kamertemperatuur vaste stoffen.
    • In vaste toestand vormen zouten kristallen
    • Zouten geleiden geen stroom in vaste vorm
    • Wanneer ze gesmolten of opgelost zijn doen ze dat wel

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ook geschreven door Sienna