Hoofdstuk 2

Beoordeling 8.1
Foto van Sienna
  • Samenvatting door Sienna
  • 4e klas vwo | 533 woorden
  • 30 oktober 2019
  • 8 keer beoordeeld
Cijfer 8.1
8 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Fix onze energie!

Studeer energie & techniek. Iedereen staat te springen om jou! We hebben namelijk veel technische toppers nodig die de energie van morgen fixen. Met een opleiding in energie & techniek ben je onmisbaar voor de toekomst. Check Power Up The Planet en ontdek welke opleiding het beste bij je past! 

Check Power Up The Planet!

2.1

  • Macroniveau: dingen die we kunnen zien, meten en wegen

    • Bijvoorbeeld: water is bij kamertemperatuur een vloeistof
  • Microniveau: moleculen, atomen en elektronen
    • Bijvoorbeeld: de moleculen in water zitten dicht op elkaar, maar kunnen wel vrij bewegen
  • Metalen
    • Algemene Eigenschappen:
      • Ze geleiden elektrische stroom
      • Ze geleiden warmte
      • Ze glanzen (wanneer gepolijst)
      • Meestal een hoog smeltpunt
      • Goed vervormbaar wanneer verhit
    • Aantal Verschillen:
      • Gewicht
      • Kleur
      • Dichtheid
      • Edelheid
  • Een metaalbinding komt tot stand door vrije valentie-elektronen
    • De valentie-elektronen kunnen vrij bewegen tussen de positief geladen atomen
  • Legeringen: samengesmolten metalen
    • Legeringen zijn harder dan zuivere metalen
      • Bij zuivere metalen kunnen de metaalatomen goed langs elkaar schuiven
      • In een legering kan dit niet door het verschil in atoom grootte 

2.2 

  • Vanderwaalsbinding: de binding die moleculen in de vaste en vloeibare fase bij elkaar houdt

    • Ze zijn intermoleculaire bindingen: tussen moleculen

      • Hoe sterker de intermoleculaire bindingen van een stof, hoe hoger het kookpunt en smeltpunt zullen zijn
  • Bindingen tussen atomen heten covalente bindingen
    • Octetregel: atomen willen graag 8 elektronen in buitenste schil
    • Covalentie: aantal bindingen dat atoom kan vormen
      • Het aantal bindingen wat een atoom kan vormen is afhankelijk van de covalentie (= aantal missende elektronen om aan octetregel te voldoen)
      • (Waterstof is een uitzondering)
  • Er kunnen ook meerdere covalente bindingen per molecuul gevormd worden
    • Water (H20) 
  • Er kunnen ook dubbele covalente bindingen ontstaan
    • C02
  • (Naamgeving regels)

2.3

  • Covalente bindingen kunnen polair en apolair zijn

    • Een polaire binding ontstaat als een atoom een stuk elektronegatiever is dan het andere
  • Een polaire atoombindingen kan er voor zorgen dat een molecuul een dipoolmolecuul wordt
    • Tussen dipoolmoleculen kan een dipool-dipoolbindingen ontstaan
      • Een vanderwaalsbinding is een tijdelijke dipool-dipoolbinding 
      • ( ↑ Deze zijn permanent ↑ )
  • Waterstofbruggen
    • Bij stoffen met O-H-, N-H- en F-H-bindingen, ontstaan zeer sterke (permanente) dipool-dipoolbindingen:
    • Stoffen die goed oplosbaar zijn in water noemen we hydrofiel.
    • Stoffen die slecht oplosbaar zijn in water noemen we hydrofoob.
      • Moleculaire stoffen zijn meestal goed oplosbaar in water wanneer het molecuul waterstofbruggen kan vormen
  • Grote moleculen met een klein aantal NH/OH/FH groepen zijn meestal slecht oplosbaar in water
    • Stoffen die niet goed oplossen in water - een polair oplosmiddel 
    • Lossen vaak wel goed op in bijvoorbeeld wasbenzine - een apolair oplosmiddel
      • Polaire stoffen lossen goed op in polaire oplosmiddelen
      • Apolaire stoffen lossen goed op in apolaire oplosmiddelen

2.4

  • Binding tussen een metaal + niet-metaal:

    • De meeste metalen willen graag van de elektronen in hun buitenste schil af (en zijn dus niet erg elektronegatief)
    • De meeste niet-metalen willen graag extra elektronen in hun buitenste schil erbij (en zijn dus sterk elektronegatief)
      • Het metaal atoom zal zijn elektronen hierdoor afstaan aan het niet-metaalatoom (dus niet delen). De nieuwe deeltjes die nu ontstaan heten ionen.
      • Bindingen tussen ionen zijn ionbindingen.
  • Metaal atomen kunnen positieve ionen vormen
    • Een natriumatoom heeft 11 protonen, en dus ook 11 elektronen.
    • Een natriumion heeft 11 protonen, maar heeft 10 elektronen
  • Niet-metaal atomen kunnen negatieve ionen vormen
    • Een fluoratoom heeft 9 protonen, en dus ook 9 elektronen
    • Een fluorion heeft 9 protonen, maar heeft 10 elektronen
  • Ionbindingen zijn zeer sterk
  • Een stof die is opgebouwd uit metaal- en niet-metaalionen, noem je een zout. 
    • Zouten zijn bij kamertemperatuur vaste stoffen.
    • In vaste toestand vormen zouten kristallen
    • Zouten geleiden geen stroom in vaste vorm
    • Wanneer ze gesmolten of opgelost zijn doen ze dat wel

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen

Binding tussen een metaal + niet-metaal:

  • De meeste metalen willen graag van de elektronen in hun buitenste schil af (en zijn dus niet erg elektronegatief)
  • De meeste niet-metalen willen graag extra elektronen in hun buitenste schil erbij (en zijn dus sterk elektronegatief)
    • Het metaal atoom zal zijn elektronen hierdoor afstaan aan het niet-metaalatoom (dus niet delen). De nieuwe deeltjes die nu ontstaan heten ionen.
    • Bindingen tussen ionen zijn ionbindingen.
  • Metaal atomen kunnen positieve ionen vormen
    • Een natriumatoom heeft 11 protonen, en dus ook 11 elektronen.
    • Een natriumion heeft 11 protonen, maar heeft 10 elektronen
  • Niet-metaal atomen kunnen negatieve ionen vormen
    • Een fluoratoom heeft 9 protonen, en dus ook 9 elektronen
    • Een fluorion heeft 9 protonen, maar heeft 10 elektronen
  • Ionbindingen zijn zeer sterk
  • Een stof die is opgebouwd uit metaal- en niet-metaalionen, noem je een zout. 
    • Zouten zijn bij kamertemperatuur vaste stoffen.
    • In vaste toestand vormen zouten kristallen
    • Zouten geleiden geen stroom in vaste vorm
    • Wanneer ze gesmolten of opgelost zijn doen ze dat wel
  • REACTIES

    Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

    Ook geschreven door Sienna