1.2 Zuivere stoffen en mengsels
Moleculen: combinaties van twee of meer atomen
Stoffen:
1. Zuiver
- Element: 1 atoomsoort
- Verbinding: Stof met meerdere atoomsoorten
- Kook- en smeltpunt
2. Mengsel
- Oplossing:
- vast in vloeistof
- vloeistof in vloeistof
- gas in vloeistof
- Suspensie:
- vloeistof in vloeistof
- Emulsie:
- 2 vloeistoffen, niet oplosbaar
- Tweelagensysteem:
- Door verschil in dichtheid zie je twee vloeistoffen boven elkaar
- Mengsel:
- vast in gas (bv. asdeeltjes)
- vloeistof in gas (bv. nevel)
- gas in vloeistof (bv. schuim)
- gas in gas
- Kook- en smelttraject
Hydrofiel: stoffen die (redelijk) goed met water mengen
Hydrofoob: stoffen die slecht of niet met water mengen
Emulgator: hulpstof dat ervoor zorgt dat de emulsie niet ontmengt
- Staart: C- en H-atomen --> hydrofoob
- Kop: O-atomen --> hydrofiel
1.3 Scheidingsmethoden
Scheiden: Één stof uit een reactiemengsel halen
Stofeigenschappen:
- Verschil in deeltjesgrootte
- Suspensie: filtreren
- Verschil in dichtheid
- Suspensie: bezinken (versnellen? --> centrifugeren)
- Verschil in kookpunt
- Oplossing vast + vloeistof: indampen (of destilleren)
- Oplossing vloeistoffen: destilleren
- Verschil in oplosbaarheid
- Mengsel vaste stoffen: extraheren
- Verschil in adsorptievermogen
- kleur-, geur- en smaakstoffen in vloeistof: adsorberen
- Verschil in adsorptievermogen en oplosbaarheid
- Herkennen van opgeloste stoffen: papierchromatografie --> oplosvermogen in loopvloeistof en adsorptievermogen aan papieroppervlak
1.4 Chemische reacties
Kenmerken chemische reactie:
- massa blijft gelijk
- beginstoffen verdwijnen --> eindproducten
- energie effect --> licht, warmte of elektrisch (endotherm/exotherm)
- reactietemperatuur
- stoffen reageren en ontstaan in een vaste massaverhouding
Exotherme reactie: reactie waar energie vrijkomt
- beginstoffen staan deel van hun chemische energie af aan de omgeving (in de vorm van licht, warmte of elektrische energie)
Endotherme reactie: reactie die energie nodig heeft om te verlopen
- beginstoffen nemen energie op uit de omgeving (in de vorm van licht, warmte of elektrische energie)
Faseveranderingen:
- vast --> vloeibaar: smelten
- vloeibaar --> gas: verdampen
- gas --> vast: rijpen
- vast --> gas: sublimeren
- gas --> vloeibaar: condenceren
- vloeibaar --> vast: stollen
Activeringsenergie: energie die nodig is om de temperatuur van een stof op de reactietemperatuur te brengen
Reactie energie: het verschil tussen de hoeveelheid energie van de beginstoffen en de eindproducten
1.5 De snelheid van een reactie
Reactietijd: tijd die verstrijkt tussen het begin en het eind van de reactie
Reactiesnelheid: de hoeveelheid stof die per seconde en per liter reactiemengsel ontstaat of verdwijnt
De reactiesnelheid wordt bepaald door 5 factoren:
- de verdelingsgraad van een stof} meer effectieve botsingen
- de soort stof} verlagen activeringsenergie
- de temperatuur} meer effectieve botsingen
- de concentratie(s) van de reagerende stof(fen)} meer effectieve botsingen
- de katalysator} verlagen activeringsenergie
1.6 Het botsende-deeltjesmodel
Effectieve botsing: een botsing tussen twee deeltjes die tot een reactie leidt
De invloed van drie factoren:
Invloed van concentraties
- Hogere consentratie van de reagerende deeltjes --> aantal botsingen per seconden vergroot
- Homogene mengsels: mengsels waarvan de stoffen tot op de kleinste deeltjes zijn gemengd en waarbij die deeltjes een volledige bewegingsvrijheid hebben (bv. oplossingen en gasmengsels)
Invloed van de temperatuur
- Hogere temperatuur van reactiemengsel --> deeltjes gaan sneller bewegen --> aantal botsingen neemt toe
Invloed van de verdelingsgraad
- hoe fijner de vaste stof is verdeeld, des te groter het contactoppervlak --> meer botsingen per seconde aan het contactoppervlak
- Heterogene mengsels
H2 Bouwstenen van stoffen
2.2 De bouw van een atoom
Atoommodel volgens Dalton: een atoom is een massief bolletje. Elke atoomsoort heeft zijn eigen afmetingen.
Aantekeningen:
Rutherford:
Kern: positief geladen
- protonen --> p+
- neutronen --> n
Om de kern: negatief geladen
- bewegende elektronen (elektronenwolk) --> e-
- aantal protonen = aantal elektronen
- atoomnummer = aantal protonen
- massagetal = aantal protonen + aantal neutronen
- bv. Mg-24
- atoomnummer is 12 dus 12 protonen en elektronen
- 24 is het massagetal dus 24-12 protonen = 12 neutronen
Isotopen: hetzelfde atoomnummer, ander massagetal
Bohr: elektronen verdeeld over schillen
Elektronenconfiguratie: de verdeling van de elektronen over de schillen
2.3 Het periodiek systeem
Aantekeningen:
Banen rondom de kern: hoe verder van de kern, hoe meer e- in de schil
Hoeveel elektronen per baan?:
- formule: 2N^2
- N=1 --> 2×1^2=2
- N=2 --> 2×2^2=8
- N=3 --> 2×3^2=18
- N=4 --> 2×4^2=32 (LET OP! t/m N=4)
- t/m N=7 --> 32 e-
- vanaf N=8 --> 8 e-
- N=9 --> 9 e-
- N=10 --> 10 e-
- N=11 --> 11 e-
- N=12 --> 12 e-
- LET OP! N=13 --> 3 e-
- N=14 --> 4 e-
- etc.
- Kijk in welke periode het atoom staat --> aantal schillen
- Kijk in welke groep het atoom staat --> aantal elektronen in de buitenste schil
- vb. kalium
- 19 e-
- periode 4 --> 4 schillen
- groep 1 --> 1 e- in de buitenste schil
- schil 1 --> 2 e-
- schil 2 --> 8 e-
- schil 3 --> ?
- schil 4 --> 1 e-
- 19 - (2+8+1) = 8 e- in schil 3
OCTET-regel: een atoom wil 8 e- in de buitenste schil
Elektrovalentie: het aantal e- dat een atoom kan opnemen of afstaan
Valentie-elektronen: de elektronen in de buitenste schil (betrokken bij het vormen en verbreken van verbindingen tussen atomen)
Verzamelnamen:
Groep 1: alkalimetalen
- H hoort hier niet bij
- 'zachte' metalen
- van boven naar onder reageren ze steeds heftiger
Groep 2: aardalkalimetalen
- harder dan alkalimetalen
- reageren minder heftig
- reageren niet op water
Groep 17: halogenen
- in de natuur zijn het twee-atomige moleculen
- reageren gemakkelijk met andere elementen, vooral metalen
Groep 18: edelgassen
- hebben een zeer geringe reactiviteit
Edelgasconfiguratie vind plaats met de banen van:
- alkalimetalen
- aardalkalimetalen
- niet-metalen
2.4 Ionen, deeltjes met een lading
Positief ion: atoom met positieve lading
- atoom heeft één of meer elektronen uit de buitenste schil afgestaan
Negatief ion: atoom met negatieve lading
- atoom heeft één of meer elektronen in de buitenste schil opgenomen
2.5 Massa van atomen, moleculen en ionen
Atoommassa (A) in u
Ionmassa (in u) is gelijk aan de atoommassa
Molecuulmassa (Mr) zijn de (gemiddelde) atoommassa's van alle atomen die in het molecuul voorkomen
Meetwaarden: getallen met een bepaalde nauwkeurigheid, laagst aantal cijfers achter de komma (significante cijfers)
Telwaarden: oneindige nauwkeurigheid
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
J.
J.
Ik was perongeluk vergeten mijn scheikunde boek mee te nemen naar huis dus kon niet leren, maar jouw samenvatting heeft me echt heel erg geholpen!
8 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
Goede samenvatting, helaas geen simpele uitleg over de mol eenheid
8 jaar geleden
AntwoordenI.
I.
OMG, deze had ik echt even nodig! bedankt :)
8 jaar geleden
AntwoordenW.
W.
Dankje, het enige wat je mist is met mol rekenen maar voor de rest is het super!!!!
8 jaar geleden
AntwoordenY.
Y.
* suspensie= "fijn verdeelde vaste stof in een vloeistof" in plaats van: "vloeistof in vloeistof"
6 jaar geleden
AntwoordenB.
B.
gffkdfflfjdsklf
5 jaar geleden
Antwoorden