1.1
Elektronen Schillen
- Twee, acht en achttien elektronen in elke schil
- Elektronen- Negatief, in banen
- Protonen- Positief, in de kern
- Neutronen- Neutraal, in de kern
- Aantal protonen- atoomnummer
- Aantal elektronen is gelijk aan het aantal protonen
- Isotopen- atomen die hetzelfde aantal protonen in de kern hebben, maar een verschillend aantal neutronen
- Massagetal- aantal protonen + aantal neutronen
- Binas Tabel 25
- De relatieve atoommassa A is een gewogen gemiddelde van de atoommassa’s van de verschillende isotopen
- In het periodiek systeem staan elementen in volgorde van atoomnummer van links naar rechts
- Periode- verticaal
- Groepen- Horizontaal
- Zelfde eigenschappen
- De eigenschappen worden bepaald door het aantal protonen in de buitenste schil
- Valentie-Elektronen
- Hetzelfde aantal valentie-elektronen hebben overeenkomstige chemische eigenschappen.
- Valentie-Elektronen
- Elektronenconfiguratie- de verdeling van elektronen over de schillen
- Groep 18
- Edelgassen
- Reageren niet of nauwelijks met andere stoffen
- Edelgassen
- Groep 17
- Halogenen
- Reageren makkelijk met metalen
- Halogenen
- Groep 1
- Alkalimetalen
- Reageren heftig met water en halogenen
- Alkalimetalen
- Groep 2
- Aardalkalimetalen
- Metalen en niet-metalen
- Metalen
- De atoomsoort en de niet-ontleedbare stof hebben dezelfde formule
- Staan in het midden en links in het periodiek systeem en hebben vergelijkbare eigenschappen
- Niet-metalen
- Rechts in het periodiek systeem
- Metalen
- Synthetische elementen
- Geen natuurlijke elementen
- Groter atoomnummer dan 92
- Geen natuurlijke elementen
1.2
Relatieve atoommassa, Ar
- Het gewogen gemiddelde van de atoommassa's van alle natuurlijke isotopen van dat element
- Relatieve molecuulmassa, Mr
- De som van de relatieve atoommassa’s van de atomen waaruit het molecuul is opgebouwd
- Massa atomen en moleculen is in units (u).
- De hoeveelheid stof, n, wordt uitgedrukt in de hoeveelheid mol.
- 1 mol van een stof bestaat uit 6,02*1023 deeltjes
- De Constante van Avogadro.
- Molaire massa wordt aangegeven met symbool M
- De eenheid is in g mol-1.
- Met behulp van de molaire massa is het mogelijk om de massa van een stof om te rekenen naar het aantal mol, en andersom.
- m = n*M (m = massa in gram, n = aantal mol, M = molaire massa in g mol-1)
1.3
- Het gehalte zegt iets over een hoeveelheid van een specifiek component in een mengsel van verschillende componenten
- Gehaltes worden vaak uitgedrukt in massapercentage of volumepercentage
- (Significante Cijfers en Wetenschappelijke Notatie)
1.4
Stappenplan
- Geef de reactievergelijking
- Reken de gegeven grootheid om naar mol
- Bepaal de molverhoudingen (aan de hand van de coëfficiënten)
- Reken de hoeveelheid om naar de juiste grootheid en eenheid
- Controle (significantie, is je antwoord logisch, etc.)
- Voorbeeld:
Bij de ontleding van waterstofperoxide (H2O2), ontstaat water en zuurstof. Bereken hoeveel gram zuurstof ontstaat bij de ontleding van 200 gram waterstofperoxide.
Stap 1
2 H2O2 (l) → 2 H2O (l) + O2 (g)
Stap 2
Aantal mol H2O2:
1 mol H2O2 = 34,015 g mol-1, we hebben 200 gram H2O2
n = m / M = 200 / 34,015 = 5,88 mol H2O2
Stap 3
Per 2 mol H2O2 ontstaat 1 mol O2
Er ontstaat dus 5,88 / 2 = 2,94 mol O2
Stap 4
1 mol O2 weegt 32,00 gram mol-1, we hebben 2,94 mol O2
m = n * M = 2,94*32,00 = 94,1 gram O2
Stap 5
Antwoord is logisch en significante cijfers kloppen
REACTIES
1 seconde geleden