Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Stijlfiguren

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 973 woorden
  • 18 januari 2010
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
7 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Stijlfiguren: opzettelijk afwijken van de normale manier van schrijven. Om aandacht te trekken of om een speciaal effect te creëren.
Beeldspraak: als iets of iemand wordt vervangen door iets waarmee hij wordt vergeleken.

Stijlfiguren 1:

Herhaling: Je gebruikt twee keer hetzelfde woord
Je hebt mensen en mensen.
Uur na uur na uur zagen we hetzelfde.
Ik ben het zat, zat, zat.
Parallellisme: Je gebruikt 2x (of meer) dezelfde zinsbouw en inhoud.
Ik ween om bloemen, in de knop gebroken

Ik ween om liefde die niet is ontloken
Tautologie: Je zegt twee keer hetzelfde met verschillende woorden. De woorden betekenen ongeveer hetzelfde en behoren tot dezelfde woordsoort.
Dat weet hij wis en waarachtig wel.
Hij werd met veel pracht en praal begraven
Pleonasme: Je zegt twee keer ongeveer hetzelfde met verschillende woorden en de woorden behoren tot verschillende woordsoorten. Je gebruikt het om een eigenschap van iets te benadrukken.
De gele zonnebloemen, In deze witte sneeuw

Stijlfiguren 2:

Inversie: Als je de zin op een andere volgorde zet dan normaal is.
Vanochtend heb ik Jan nog gezien.
Enjambement: Het zonder pauze doorlopen van de ene versregel in de volgende, waardoor zinsdelen die syntactisch bij elkaar horen, worden gescheiden; bij een functioneel enjambement krijgen beide zinsdelen hierdoor extra aandacht.
De kat viel van de trappe,
mijn vader verkoopt aardappe-
len en uien.
Vooropplaatsing (of Prolepsis): Bij een prolepsis wordt een woord of woordgroep voor in de zin geplaatst waardoor er de nadruk op valt.
Gelukkig, het was afgegeven op het bureau

Climax: Een climax gebruik je om iets te benadrukken. Meestal zit er in de opsomming een climax (een in kracht toenemende rij)
Hij voldoet, nee... doet het goed, nee... uitstekend, nee... hij is de allerbeste.
Antithese: Als tegengestelde begrippen worden verbonden om mooi nog mooier te maken door het naast lelijk te zetten. Of andersom.
Terwijl de wereld bad voor vrede, bereidde Sadam zich voor op de oorlog.
Paradox: Een paradox is een schijnbare tegenstelling. Hij bestaat uit een combinatie van dingen die op het eerste gezicht niet kan, maar die, als je nog eens nadenkt, wel degelijk mogelijk is.
Ik lieg nooit, of dit moet de eerste keer zijn
Hyperbool: Bij een hyperbool wordt iets op een overdreven manier uitgedrukt. Je gebruikt een hyperbool om iets te laten opvallen.
Ik ben in een seconde terug.
Woordspeling / dubbelzinnigheid: Een woordspeling gebruik je om een grappig effect te bereiken. Bij een woordspeling worden één of meer woorden in twee betekenissen tegelijk gebruikt.
In het steakrestaurant hing een grillige sfeer.

Stijlfiguren 3
Ironie: Ironie wordt vaak gebruikt om te laten merken dat je het ergens niet mee eens bent.
Ironie is eigenlijk milde spot. Wie ironiseert, heeft echter nog niet de bedoeling bitter te zijn of mensen te kwetsen. Typisch voor veel ironische uitlatingen is, dat het tegengestelde gezegd wordt van hetgeen men bedoelt. Je merkt geregeld aan de ietwat overdreven toon, dat de spreker het niet ernstig, maar ironisch meent. Zo zou een leraar kunnen zeggen tegen een leerling die een slecht cijfer haalt:
"Je hebt je zaken wel goed geleerd, moet ik zeggen!"

Of tot een te laat komende leerling:
"Je vindt het toch niet erg dat we al begonnen zijn?"

Cynisme: Cynisme is wrede, gevoelloze spotternij. Een cynicus is krenkend en spot met elke menselijke waarde, met elk menselijk thema, bijvoorbeeld dood, liefde, haat… Vaak wordt cynisme aangewend als een vorm van zelfverdediging, bijvoorbeeld omdat je machteloos staat tegenover iets wat je teleurgesteld heeft, of omdat je met je gevoelens geen raad weet. Ook wrede, zwarte humor maakt van cynisme gebruik.
Specialist: "Eerst het goede nieuws: er zal een ziekte naar u genoemd worden."

Sarcasme: Wie het heeft over een sarcastische uitlating, spreekt in de eerste plaats over een uiting van grove, bijtende spot, van bitter woordgeweld, van agressie. Het effect van sarcasme is intenser en directer dan dat van ironie. De sarcastische leerkracht zal een zwakker presterende leerling misschien zo aanspreken:
"Je moet vooral zó doorwerken, dan kom je er in ieder geval".

Stijlfiguren 4
Eufemisme: Het is op een verzachtende manier of nette manier onder woorden brengen van iets wat niet zo prettig of netjes is.
Na een lange lijdensweg ging hij heen. (doodgaan)
Understatement: Het is op een spottende manier iets verkleinen of verzwakken. Het verschil met het eufemisme zit hem in de spot.
Als je een één voor die toets hebt gekregen, zul je wel een paar foutjes gemaakt hebben.
Litotes: Er wordt een mededeling gedaan door het tegenovergestelde te ontkennen. De litotes lijkt op een understatement. Het is een stijlfiguur waarbij je schijnbaar iets ontkent of verkleint met het doel datgene wat je bedoelt des te meer uit te laten komen.
Mijn vriend Mickey is niet vies van een haring. (gek op haring)


Stijlfiguren 5
Retorische vraag
Op een retorische vraag wordt geen antwoord verwacht.
Een leraar tegen z'n klas: 'Denk je dat ik dit nog een keer ga uitleggen?'
Beeldspraak
De vergelijking: Het beeld staat naast het origineel waarop de beeldspraak betrekking heeft. Het origineel wordt vergeleken met het beeld. De vergelijking berust op een overeenkomst.
Joris en Erick (origineel) lijken op elkaar als twee druppels water (beeld).
De metafoor: Het beeld vervangt het origineel. De relatie tussen beeld en origineel wordt bepaald door een overeenkomst, die uit de context blijkt.
Die hark (een persoon) staat tijdens het dansen steeds op haar tenen.

De personificatie (Animalisering): Hierbij krijgt een begrip of zaak eigenschappen van een mens (dier) toebedeeld.
De motor snort tevreden.

De metonymia: Het beeld treedt in de plaats van het origineel, net als bij de metafoor. Het verschil echter is dat het hier niet om een overeenkomst gaat, maar een andere relatie tussen origineel en beeld. Bij metonymie wordt wel net zoals bij een metafoor het origineel vervangen door een beeld, maar dit heeft niks met eigenschappen te maken, zoals hark en stijf dansen. Met een woord wordt iets anders bedoeld.
Een goede boterham verdienen = inkomen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.