Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Paragraaf 1.3.1 t/m 1.3.3, 3.1 t/m 3.3, 3.7, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 9.1 t/m 9.9

Beoordeling 5.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 547 woorden
  • 13 november 2009
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 5.1
7 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1.3.1-1.3.3
Oriënterend lezen: vluchtig doorlezen, eerste indruk krijgen van de tekst, onderwerp/hoofdgedachte/publiek bepalen. (titel, tussenkopjes, illustraties, inleiding, slot, cursief/vet, schrijver, bron.)
Globaal lezen: op zoek naar hoofdzaken uit de tekst. (kernzinnen, signaalwoorden)
Intensief lezen: tekst helemaal begrijpen. (bet. woorden, verwijswoorden, verbanden opbouw, tekstdoel)
Kritisch lezen: een tekst beoordelen. ( info: juist, volledig actueel, argumenten: eerlijk overtuigend, logisch.)
Informatiebronnen:

- Naslagwerken

o Encyclopedieën, woordeboeken, overzichtswerken, jaarboeken, biografieën, Pyttersen’s Nederlandse Almanak, BNTL.
- Internet:

o Zoekmachine, index(startpagina), meerdere zoektermen, betrouwbaarheid.
Betrouwbaarheid: deskundigheid van afzender, partijdigheid afzender, doel van afzender.
- Informatieve boeken.
- Kranten en tijdschriften: landelijk dagbladen: Volkskrant, NRC Handelsblad, Trouw, Telegraaf, AD, tijdschriften: elsevier, HP/de tijd, Kijk, Eos, Quest.
- Keuzelijsten en foldermateriaal.
- Cd’s dvd’s en andere media.
- Bieb medewerkers vragen.
Bronvermelding:
- Boek: Uitgave en uitgever.
- Jaar en datum:

o Artikel krant of weekblad,

o Verslag eigenonderzoek,

o Geluidsopname of audiovisuele bron.


3.1-3.3
Tekstdoelen: tekstvorm
Informeren Nieuwsbericht, verslag, notulen,
Uiteenzetten: Tekst in schoolboek, naslagwerk, zakelijke brief.
Overtuigen: Commentaar in tijdschrift of krant, zakelijke brief, recensie.
Beschouwen: Art. in tijdschrift of krant, recensie, zakelijke brief.

Activeren: Advertentie, folder, brochure, flyer, zakelijke brief.
Amuseren: xxx
Informatieve teksten: informeren, uiteenzetten.
Persuasieve teksten: overtuigen, beschouwen, activeren.(persuaderen is overreden)

Objectieve tekst: informatie verstrekken, controleerbare feiten, geen mening.
Subjectieve tekst: feiten, maar de mening van de schrijver komt naar voren.

3.7
Een betoog is subjectief.
Inleiding Vraag(stelling) Hoe verminder je……..?
Middenstuk Argumenten
Tegenargumenten
Tegenwerping Uit …………….blijkt
Een nadeel is………..
Maar………….
Slot Conclusie of samenvatting Uit ….blijkt.
Kortom, Samenvattend.

4.1-4.2
Tekst is verdeeld in alinea’s, er wordt maar 1 deelonderwerp aangesneden: hoofdmededeling of hoofdbewering: kernzin.
Soms is de eerste zin al de kernzin, in wat langere alinea’s is er eerst een inleidende zin.
Bij een alinea met een vraag als eerste is het moeilijker om een kernzin te vinden.

Citeren doe je tussen aanhalingstekens.

Onderwerp: kort beschrijven.
Hoofdgedachte: de mening van een schrijver over het onderwerp.

5.1-5.2
Herhaling van woorden of woordgroepen. Woorden herhaald: overlappers.
Overgangszinnen Samenvattende zinnen aan begin of eind alinea.
Aankondigende zinnen Zinnen waarin staat wat nog komt.
Signaalwoorden Woorden of woordgroepen die alinea’s verbinden.
Verbanden tussen alinea’s:

Tegenstellend Doch, echter
Opsommend Ook, niet alleen
Oorzakelijk Daardoor zodat
Redengevend Omdat want
Uitleggend/toelichtend Bijvoorbeeld
Concluderend Derhalve concl.
Samenvattend Alles bij elkaar,
Voorwaardelijk Mits, wanneer.
Vergelijkend Zoals, vergelijk.
Soorten verbanden:
- Tegenstelling
- Opsomming
- Oorzaak-gevolg.
- Doel-middel

- Uitspraak-voorbeeld
- Voorwaarde
- Argumenten-conclusie
Voorbeelden van verbanden met woorden:
Doel-middelrelatie: een middel om iets te doen. (sleutel-deur)
Overkoepelende termen:
- Argumenterend: oorzakelijk, redegevend, concluderend.
- Verklarend: oorzakelijk en redegevend.

9.1-9.9
- Verkeerd woord/uitdrukking:
- Moeilijk woord/ vakterm/abstractwoord
- Vreemd woord;

o Barbarisme; woord dat letterlijk in het Nederlands vertaalt is.

o Gallicisme: uit het Frans

o Germanisme: uit het Duits.

o Anglicisme: uit het Engels

o Belgicismen: woorden/uitdrukkingen uit België.
- Mode woord, vaag woord, plat, grof: archaïsme: verouderde woorden
- Storende woordherhalingen: foutieve tautologie/pleonasme

o Tautologie: een begrip dat in een zin 2 keer wordt uit gedrukt (in andere woorden), zonder dat het een functie heeft.

o Pleonasme: een gedeelte van een begrip zit al opgesloten in een ander woord.
- Woorden te weinig: telegramstijl.


o Telegramstijl: overbodige woorden weglaten.
- Dubbele ontkenning:

o Woorden die al zeggen dat iets niet moet, er nog een keer bij zetten.
- Contaminatie:

o 2 woorden of uitdrukkingen met dezelfde betekenis zijn door elkaar gehaald.


REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.