Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Overzicht

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 4039 woorden
  • 24 april 2007
  • 26 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
26 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Middeleeuwen 500-1500: Boeken bij deze tijd: Beatrijs - Onbekend (ca. 1300) Kenmerken: - Theocentisch (Kerk, eerste macht) - Ridderlijke karakter (Adel, tweede macht) - Burgerlijk, was het kenmerk van de late middeleeuwen (1300-1500), maar kwam op in de hoge middeleeuwen. (Stedelijke burgerij, derde macht) - Eind 1200 kwam er literatuur niet alleen op de adel gericht was, maar ook op de burgers. Deze literatuur wordt didactisch (onderwijzend) genoemd. - Aan het eind van de middeleeuwen werd de boekdrukkunst uitgevonden en kon men boeken zelf kopen, en was het daarbij ook makkelijker om zelf te lezen (de boeken leken nog wel veel op de handgeschreven boeken). - Na 1500 gingen boeken meer op de huidige boeken lijken. -Elke schrijver schreef in een dialect, in de middeleeuwen wordt dat diets genoemd, dat is de overkoepelende term voor alle dialecten in de middeleeuwen
Ridderromans: - Ontstond in Frankrijk meteen toen de literatuur in Europa in volkstalen opkwam. Deze verhalen werden vertaald en zelf geschreven. - Hoofse romans: Een ridderroman waarin de ridder een hoffelijke man is. Liederen: - Ballade: Danslied - Elegie/ klaagzang: Een gedicht waarin gevoelens van smart en wanhoop in worden uitgesproken. Toneelstukken: -In vroege middeleeuwen waren er geen toneelstukken, pas rond 1300 begon men weer stukken te schrijven. - Toneelstukken zijn zeer religieus. Bekend toneelstuk: Mariken van Nieumeghen. Over Beatrijs: - Rand hoge en late middeleeuwen, kenmerkend voor deze tijd is dat de burgers steeds meer macht kregen. In deze periodes begint de literatuurgeschiedenis, hiervoor werd er namelijk enkel in Latijn geschreven (tot eind 1000). - Eerste versie van Beatrijs is rond 1225 geschreven. In het verhaal is op te merken dat de adel nog een zeer belangrijke rol speelt en ik zou zelf Beatrijs in de hoge middeleeuwen indelen. - Maria ging een belangrijke rol spelen in de verhalen, deze verhalen gaan vaak over haar hulp aan de zondige mens - Godsdienstig: -Maria speelt belangrijke rol - Tijd waarin het verhaal zich afspeelt: 3 x 7 (klooster, man, zwervend) waarschijnlijk was ze 12 toen ze in het klooster kwam 12 + 21 = 33, even oud was Christus toen hij stierf (3 en 7 zijn heilige getallen) - Maria is van adel, dit blijkt uit het feit dat ze kan schrijven. Haar ‘man’ is ook van adel dit blijkt uit de kleren die hij voor Beatrijs koopt, en dat hij veel geld heeft. - Beatrijs is in poëzie geschreven omdat literatuur in de middeleeuwen bedoeld was om naar te luisteren (gedichten zijn makkelijker van buiten te leren dan proza). - Auteur van Beatrijs is onbekend omdat middeleeuwse schrijvers hun naam niet in hun werk vermeldden omdat ze het werk als werk van de gemeenschap beschouwden. - Geen ridderroman omdat dit verhaal zich niet specifiek afspeelt in adellijke kringen. Beatrijs en haar man zijn wel van adel, maar de nadruk ligt op het geloof. En er komt geen ridder in voor.
De zestiende en zeventiende eeuw 1500-1700: Boeken bij deze tijd: De klucht van de Meulenaer - G.A. Bredero (1630) Kenmerken: - Adel en kerk kregen steeds minder macht, terwijl de burgerlijke stand steeds meer macht kreeg en rijker werd. De Renaissance (wedergeboorte): - Klassieke oudheid kwam terug (Griekse en Romeinse cultuur) - Mensen (humanisten) gingen de klassieke oudheid onderzoeken, zo stuitten ze op een nieuwe visie van de rol van de mens in de wereld: Mensen zelf werden even belangrijk als god en het hiernamaals. Theocentrisme werd antropocentrisme (in plaats van god stond de mens centraal). - Ook het individualisme kwam op: De mens was uniek, en werd ook als een uniek en individueel wezen gezien en niet meer als onderdeel van een groep. - De renaissance had een ideaal: De homo universalis. Een universeel mens dat op alle gebieden van de menselijke cultuur uitblonk. - Men wilde weten hoe de wereld in elkaar zat, men ging op onderzoek uit, dit wordt het empirisme (ervaring) genoemd. Door empirisme kwam er een enorme wetenschappelijke opbloei, deze opbloei legde als het ware de basis voor de moderne wetenschappen: - Er werden veel natuurwetenschappelijke ontdekkingen gedaan - Ook werden er veel ontdekkingen gedaan op het gebied van geesteswetenschappen (Talen werden vastgelegd en er werd onderzoek naar de geschiedenis gedaan. - Er bleven nog veel mensen met oude gedachten leven omdat ondanks de boekdrukkunst nog steeds weinig mensen konden lezen. - Ook had het empirisme invloed op de godsdienst, men ging zelf de bijbel bestuderen en kwam er zo achter dat de kerk een wereldmacht was in plaats van een geestelijke macht. Men ging zich verzetten tegen de kerk en richtte het protestantisme op. Literatuur: - De literatuur uit de renaissance is afgeleid van de Griekse en Romeinse cultuur. Deze Griekse en Latijnse werken werden eerst vertaald, daarna nagevolgd en als laatst verbeterd. Hiermee hoopte men de oude literatuur te overtreffen. - Door het vertalen van deze teksten werden de Griekse en Latijnse teksten ook bereikbaar voor mensen die deze talen niet beheersten. - Wetenschappers bleven in het Latijn communiceren, want Latijn was de taal van de wetenschap. - Door de grote invloed van Latijn in die tijd, heeft ook het Latijn op het ABN een enorme invloed gehad. - Men wilde niet alles van het Latijn en het Grieks kopiëren, er was sprake van purisme, ook wel taalzuivering genoemd. Men ging zelf woorden bedenken voor Griekse en Latijnse woorden. - Naast realisme was in de renaissance het estheticisme erg belangrijk. Alle werken moesten aan regels voldoen. De taal moest elegant, verfijnd en een genot voor het oor zijn. Vaak werd er gebruik gemaakt van woordspelingen en metrums. - Alles wat me schreef moest waarschijnlijk zijn. Men moest het zich voor kunnen stellen, daar bedoelde men mee dat mensen zich in stukken moesten gedragen zoals ze zich ook werkelijk gedragen
Een aantal vormen in de taal kwamen op: Epigram of puntdicht: Kort geestig en of spits gedicht van twee of vier regels met een verrassend slot. Aforisme of spreuk: Korte krachtige zin waarmee een levensles wordt verkondigd. Essay: Korte prozatekst
Sonnet: Lyrisch gedicht bestaande uit twee strofen van vier regels en twee strofen van drie regels (abba/abba/cdc/dcd). Het octaaf is vaak een natuurbeschrijving, het sextet bevat de gevoelens
van de dichter daarbij, de overgang tussen het octaaf en sextet heet volta of een wending. De klucht van de meulenaer: - Is geschreven in de renaissance: - Geloof speelt geen belangrijke rol in het werk - De mens denkt zelf - Rijmschema: aa/bb/cc/dd etc. - Sluit af met een aforisme: Wat gij niet wilt dat u geschied, doe dat ook een ander niet. - De mensen gedragen zich zoals de mensen gedragen, de man wil seks en doet het met vele vrouwen, de vrouw vindt dat niet leuk en bedenkt een list. - Bredero sprak zelf latijn. Metrum: Jambe: ˘ - Trochee: - ˘ Anapest: ˘ ˘ - Dactylus: - ˘ ˘ Amfibrachys: ˘ - ˘ De achttiende eeuw: De verlichting: - Als gevolg van de renaissance, dacht men dat alles met het verstand op te lossen was (rationalisme) - Mensen gingen nu nog meer onderzoeken. - Het deïsme kwam op: Er bestaat wel een opperwezen maar de verering ervan (in vorm van een godsdienst) is zinloos. - Dit leidde weer tot de tolerantie: Ieder mens moet kunnen geloven en denken wat hij wil, overheid heeft daar verder niets over te zeggen. - Monarchie en godsdienst ging men als belemmeringen voor het menselijk brein beschouwen. - Men streefde naar zo veel mogelijk vrijheid, het liberalisme kwam op: Men wilde dat de overheid zich niet meer met de markt ging bemoeien en alles overliet aan het marktmechanisme. - Men werd erg optimistisch, ze waren er van overtuigd dat slecht gedrag voortkwam uit gebrek aan kennis. Dit was de reden waarom opvoeding en onderwijs in die tijd zo belangrijk waren. - Alle ideeën uit die zijn nu verwezenlijkt of is men nog steeds mee bezig om te verwezenlijken. Literatuur: - Progressieve stroming waarin allerlei nieuwe ideeën werden verkondigd. Deze stroming wordt enkel in proza aangetroffen. Deze literatuur was didactisch, de literatuur werd gebruikt om de lezer ervan nieuwe ideeën aan te bieden, deze literatuur is daarom zakelijk en duidelijk geschreven. - De encyclopedie kwam tot stand. In deze encyclopedie viel men ook geloofszaken doormiddel van kritisch naar het geloof te kijken. - In toneelstukken werden nog oude regels gevolgd die in de 17e eeuw opgesteld waren, dit heet ook wel het neoclassicisme. - Tijdschriften waren didsctisch-moralistisch: Informatief maar op de achtergrond zeggend wat goed en fout is. Men wilde met deze tijdschriften de burgerij opvoeden, deze tijdschriften kwamen op in Engeland, het bekendste tijdschrift daar was de Spectator. Nu worden dit soort tijdschriften ook wel spectatoriale tijdschriften genoemd. - In de achttiende eeuw werd de episch-disactische literatuur erg belangrijk. Dit kwam vaak voor in vorm van een imaginair reisverhaal. In deze reisverhalen kon de schrijver de lezer van alles leren terwijl hij gelijk vertelde wat goed en fout was. Men kon de lezer overal naar toe laten gaan, dus ook naar utopische werelden. Zo zijn er ook nog robinsonades, dit zijn verhalen over mensen die moeten zien te overleven terwijl ze van de rest van de wereld afgezonderd zijn. - In de achttiende eeuw is de roman ontstaan: In een roman gaat het juist om de personen, de gebeurtenissen zijn om de personen te beschrijven. Doordat de auteur een tijdruimtelijke achtergrond weergeeft worden romans realistischer dan episch-didachtische literatuur. De negentiende eeuw: Boeken bij deze tijd: Schrijven in tussenzinnen - Multatuli (Eduard Douwes Dekker) (+/- 1860)
De Romantiek: - Alles wat tijdens de verlichting niet bij de ideeën van de verlichting hoorde werd ‘romantisch genoemd. Dit had toen een negatieve betekenis. De romantiek staat recht tegenover de verlichting. - Kenmerken van de romantiek zijn: Gevoeligheid, verbeeldingskracht en individualisme. De belangrijkste eis aan kust in die tijd, was originaliteit. - Kunstenaars, in die tijd bohémiens genoemd leefden erg naar de romantiek, ze waren individualistisch en gaven enkel hun persoonlijke opvattingen weer. Ze leefden totaal tegen de regels van de maatschappij in, ze dronken, gebruikten drugs, de deden alles wat tegen de regels was. - Doordat de kust gebaseerd was op eigen gevoelens en verbeeldingskracht, was deze kunst, in tegenstelling tot de verlichting, lyrisch, dat betekend dat het gevoelens uitdrukt (kunst in verlichting was educatief). - Vaak gebruikte men in kunstwerken contrasterende gevoelens (liefde - afkeer, vreugde - verdriet). - Met hun verbeelding wilde men ontsnappen van het hier en nu. Ze fantaseerden over verre reizen, toekomst, verleden en het bovennatuurlijke. Hierbij staat de natuur centraal: Het symbool voor het ongerepte, en niet door de mens bedorven. - Op wetenschappelijk gebied komt de romantiek tot uiting door het bestuderen van niet westerse volkeren (culturele antropologie). - Ook kwam de literatuurwetenschap op. Mensen gingen zich interesseren voor de literatuur van het verleden. Ze gingen oude teksten die enkel mondeling doorverteld waren opschrijven, en niet westerse teksten vertalen. - Ook nu is de kunst nog in zekere zin romantisch: Gevoelens spelen nog steeds een belangrijke rol in de kunst en originaliteit speelt ook nog steeds een belangrijke rol. - Romantisch heeft twee betekenissen: 1) Behorend tot de Romantiek 2) gevoelig, liefelijk, sentimenteel. Literatuur: - Twee gevoelens spelen een belangrijke rol: Weltschmertz en Sehnsucht. Deze begrippen betekenen droefgeestigheid (melancholie) en het verlangen naar het onbereikbare geluk (alles ideaal). - Schrijvers gebruikten dit als inspiratiebron. Ze gebruikten woordcombinaties die elkaar eigenlijk uitsluiten: verkwikkende tranen, liefelijk geweld. - Men kreeg opnieuw belangstelling voor het geloof, maar niet zozeer in de kerk, maar meer in hun eigen verhouding met het opperwezen. Ook kreeg men interesse in de middeleeuwen, men ging weer ballades en sprookjes schrijven. - De verlichting was erg realistisch, hier wilde men ook aan ontsnappen, men wilde juist ontsnappen aan de dagelijkse realiteit, escapisme. - Hieruit kwamen onder andere de griezelromans, historische romans, romans die de toekomst beschreven en exotische romans. - Veel verhalen uit de romantiek kwamen voort uit de gothic roman (18e eeuw). De gotic roman wekte de indruk dat ze in het verleden afspeelde, men ging hierover historische romans schrijven. Totdat men zich echt in de middeleeuwen ging verdiepen, toen kwamen de echte historische romans. Ook kwamen de griezelromans voort uit de gothic romans. De schrijver schrijft over de diepste angsten van de mens zoals de dood, bepaalde dieren etc. Ook kwamen hieruit weer de sciencefiction romans, men ging (enge) onbekende dingen beschrijven met bijvoorbeeld het toen nog onbekend elektriciteit. Een bekende S.F. schrijver is Jules Verne. Ook werden sommige gothicnovelles ontmaskerd als bedrog, zo ontstonden er detectiveverhalen. Vooral het sprookje is erg belangrijk uit de romantiek. De oude volkssprookjes bleven populair, maar men ging ook eigen sprookjes schrijven. Deze waren meestal moeilijker dan de al bestaande sprookjes. Deze sprookjes worde cultuursprookjes genoemd. Multatuli (Eduard Douwes Dekker): - Echte romantische schrijver, gekenmerkt door de pseudoniem, zichzelf beschrijvend als Max Havelaar als perfecte man. - Werkte als assistent-resident op Lebak. Hij ontdekte dat de regent geld en goederen van de bevolking afperste. Hij deed beklag bij de resident. De resident vroeg aan Eduard bewijsmateriaal, maar deze weigerde dat te geven omdat hij bang was dat het de doofpot in zou gaan. De resident ging naar de gouverneur-generaal, deze besloten samen om Eduard over te plaatsen naar een ander district. Hij was hier zo verbaasd over dat hij vier maanden na de aanstelling ontslag. Thuis aangekomen schreef hij in een paar weken tijd Max Havelaar, waarin hij de hele zaak uit de doeken deed. Eerherstel behaalde hij helaas niet met dit boek. Maar wél bleek het een literair succes te zijn. (Max Havelaar is een collageroman). Rond de eeuwwisseling (1875 - 1914): Boeken bij deze tijd: Studies - Frans Coenen (1894) Fin de siècle: Eind van de eeuw, afsluiting van een periode, opent een nieuwe periode. - Men kreeg respect voor exacte wetenschappen, omdat ze daarop konden rekenen. - Men was aan de ene kant bang voor de vele veranderingen, maar aan de andere kant gaf het ze ook een voldaan gevoel. - Er werden veel ontdekkingen gedaan op wetenschappelijk gebied. Impressionisme: - Uitwerking van het realisme. - Er was ontdekt dat niet alleen de ogen waarnemen maar dat de hersenen ook nog een stuk van het waarnemen doen, deze die doen ‘iets’ met de waarnemingen van de ogen. Hiervan werd veel gebruik gemaakt bij de kunst. De kunstenaar probeert niet dé werkelijkheid uit te beelden, maar de werkelijkheid zoals hij die ervaart. - Men probeerde zo veel mogelijk gevoelens, nuances en indrukken uit te beelden, dit deden schrijvers met zo veel mogelijk bijvoeglijke naamwoorden, wanneer ze geen passende woorden konden vinden verzonnen ze zelf woorden (neologismen). Ook gebruikten ze juist ouderwetse woorden (archaïsmen) om hun gevoelens uit te drukken. Als laatste werd er ook veel gebruik van beeldspraken gemaakt. - In gedichten komen veel alliteraties (beginrijm) en enjambementen (doorlopen van de zin op de volgende regel zonder rustregel ertussen), het meest beoefende gedichtgenre was het sonnet. - Het impressionisme was in de literatuur vooral terug te vinden in de poëzie. - Impressionistische proza wordt ook wel woordkunst of lyrisch proza genoemd. Naturalisme: - Uitwerking van het realisme alleen in roman- en toneelvorm - Men wilde laten zien hoe het leven van de mens was en hoe het zo geworden was. - Men meende dat het leven door drie factoren bepaald werd: Milieu, erfelijkheid en tijd waarin je leeft - Ook kwam de psychologische roman op: Roman waarin men mensen toont die het psychisch moeilijk hebben. - Naturalistische romans zijn somber en pessimistisch. - Fatalisme: Het leven van de mens wordt bepaald door het noodlot. - Staat haaks op het impressionisme en het estheticisme, maar toch is het nauw verbonden met het impressionisme: Veel naturalistische werken zijn in impressionistische stijl geschreven. Beweging van tachtig: - Estheticisme (in overeenstemming met de schoonheidsleer) - Groep Amsterdamse schrijvers die zich afzetten tegen het schrijven van hun voorgangers. - Ze kregen hun werk moeilijk gepubliceerd, en richtten daarom een eigen tijdschrift op: de nieuwe gids - De tachtigers probeerde vooral te doen wat ze misten in het werk van hun voorgangers - Inhoud en vorm moesten één zijn (principe telt voor alle kunst). - Tachtigers vonden dat hun directe voorgangers in Nederland dit essentiële beginsel uit het oog hadden verloren: Alles werd geschreven in hoogdravende ouderwetse boekentaal. - Kunst diende één persoonlijke uiting te zijn. - Het individualisme kwam tot uiting in beeldspraak: metaforen en vergelijkingen die de gevoelens van de schrijver zo precies mogelijk weergeven.
Symbolisme: - Schrijvers waren ervan overtuigd dat de werkelijkheid een afspiegeling was van de hogere realiteit. De werkelijkheid was enkel uit te drukken in symbolen. - Sommige symbolisten gingen van het ontdekken van deze realiteit over naar het scheppen ervan. Neoromantiek: - Net als symbolisme, reactie op het naturalisme. - Noodlot blijft bestaan alleen dan in de wereld van het wonderlijke en het liefelijke. Het noodlot was iets geheimzinnigs. - Ze zetten de romantiek voort, verhalen gaan zich weer afspelen in exotische landen etc. Grote thema’s zijn: eenzaamheid, verzet tegen de maatschappij, onvervulde verlangens en dood. Studies: - Studies is één van de acht sombere naturalistische verhalenromans die Coenen schreef. - Dood en ziekte spelen belangrijke rol in het leven van Coenen. - Verhalenbundels zijn nauwkeurig beschreven, zit wat sensitivistisch taalgebruik van de tachtigers in. - Geen symbolische bestandsdelen. - Hoofdpersonen kenmerken zich door verveling en verlangen naar de dood. Tussen de wereldoorlogen (1914 - 1945): Boeken bij deze tijd: Bint en Blokken- F. Borderwijk (1931) Het modernisme: - Ook wel Avant-Garde (voorhoede) genoemd, waarmee bedoeld wordt, de mensen die vooroplopen met iets op een manier waarop niemand het nog doet. - Kunst is erg abstract, wordt door overheden fel op gereageerd. Er zitten veel gevoelens in die kunst. Expressionisme: - Kijken met het hart i.p.v. met de ogen, gevoelens worden in de schilderkunst geuit met kleuren, beelden en techniek. - Kunst wordt gedeformeerd (vervormt) ten behoeve van wat de schrijver wil uitdrukken. - In het expressionisme zijn de vrije verzen ontstaan. In deze gedichten is weinig tot geen regelmatige strofebouw, metrum volgorde etc. te vinden. Grammaticaal en qua leestekens kloppen deze gedichten ook vaak niet. - Emoties woorden vaak uitgedrukt met niet bestaande woordcombinaties. - Expressionisten gebruiken een stuk minder bijvoeglijke naamwoorden dan impressionisten. Inhoudelijk gezien zit het verschil in dat expressionisten vaak hun onderwerpen en beeldspraken aan het stadsleven ontleenden terwijl de impressionisten het meer van de natuur hadden. Kubisme, futurisme en constructivisme: - Kubisme: Alle vormen gebaseerd op 3 oervormen: Bol, kegel en piramide. Hierbij zocht men naar de eeuwige schoonheid van de geometrische abstracties. Vorm staat stil en schilder beweegt eromheen. - Futurisme: Lijkt qua vormen op kubisme, maar dan in beweging afgebeeld. Object beweegt en schilder schildert deze figuren naast elkaar. Deze stroming is niet enkel artistiek maar ook idealistisch. - Constructivisme: Strakke eenvoudige geometrie. Mondriaan. Bint: - Wordt tot het expressionisme gerekend, beschrijvingen zijn in tegenstelling tot ‘blokken’ niet concreet, nuchter en zakelijk maar visionair en fantastisch. - Boek is geschreven in gewapend betonstijl (korte bondige zinnen), wat kenmerkend is voor de boeken van Borderwijk. Blokken: - Antiutopisch, er wordt een dictatoriale staat geschetst (met verwijzingen naar Rusland). - Compositie en schrijfwijze zijn opvallend: Korte zinnen, vol vreemde woorden, soms afwijkende zinsbouw. - Verhaal is blokvormig, maar ook de opbouw van het boek. Daarom behoort dit boek tot het constructivisme. - Opbouw doet erg denken aan ‘de stijl’ (tijdschrift van het constructivisme).
Het dadaïsme: - Antikunst - Veel mensen zagen zichzelf in die tijd als kunstenaars, makers van dadaïstische kunst zagen zichzelf enkel als kunstmakers. - Ze noemden zichzelf Dada in plaats van dadaïstische kunstenaars, omdat ze niet weer tot een kunststroming wilden horen. Wat ze enkel wilden is het afzetten tegen de kunstcultuur die de maatschappij leek te vormen. - Dada is waarschijnlijk bedoeld als een onzinwoordje. - Qua kunst is dadaïstische kunst niet te onderscheiden van futuristische kunst, maar politiek gezien staan ze recht tegenover elkaar: Dadaïsme en Kubisme zijn links, en futurisme is rechts. - Zo weden gewone gebruiksvoorwerpen als kunst gepresenteerd (ready mades). - Simultaan gedichten: Paar mensen lezen een verschillend gedicht door elkaar terwijl andere mensen op de achtergrond kabaal aan het maken zijn. - Berlijnse en Parijse dadaïsme was veel meer politiek gericht dan het Zürichse. - Hoofddoel van dadaïsme: Ze wilden kunst maken om te laten zien dat kunst niet voorstelt. Martinus Nijhoff: - Hoort niet bij het modernisme (in tegenstelling tot Marman en Ostaijen). - Één van de dichtbundels heet vormen. Zie eind, besprekingen gedichten. M. Vasalis (Pseudoniem van M Drooglever Fortuyn-Leenmans): - Heeft veel gedichten geschreven, maar er zijn slechts drie bundels uitgebracht. Deze bundels zijn wel vaak herdrukt. Na de tweede wereldoorlog (1945 - 1970): Boeken bij deze tijd: Oeroeg - Hella S. Haasse (1948) Nooit meer slapen - W.F. Hermans (1966) Het Jongensuur - Andreas Burnier (1972) Literatuur: - In deze tijd kwam de filosofie op dat elk mens vrij was om te doen en laten wat hij wil, en dat zijn keuzes zijn eigen keuzes zijn. Ondanks de mens slachtoffer van de omstandigheden in de maatschappij is, kan hij nog steeds zijn eigen keuzes maken. - Er werd belangrijk gevonden dat de slachtoffers van de maatschappij zich met elkaar verbonden. Zo ontstond er een geëngageerde literatuur waarin men het opnam tegen de sociale en politieke misstanden. Veel van deze literatuur wordt tot de roman noir gerekend: zwarte romans waarin uitzichtloze eenzame mensen ronddwalenin de chaotische werkelijkheid. - Er werden veel taboes doorbroken in deze tijd (seks, homoseksualiteit etc.). - Het existentialisme leidde tot absurdistische literatuur: Mens was tegelijk slachtoffer en verantwoordelijk. Dit mondde vaak uit in onverklaarbare situaties. Dit kwam vooral in toneelstukken voor. - Na de jaren ’60 leek het existentialisme te verdwijnen. Er werd plaats gemaakt voor het ik-tijdperk, mensen gingen zich betrokken voelen tot zichzelf in plaats van tot de maatschappij. Ook ging men zich interesseren voor de vorm van de roman, romans werden enkel om hun structuur geschreven en niet voor hun verhaal. Als reactie hierop kwamen de anekdotische schrijvers. - Jaren ’60 was een overgangstijd naar de jaren ’70 en ’80. Willem Frederik Hermans: - Had ruzie met heel literair Nederland. - Al z’n werk is fictie. Maar in al z’n werk ligt één heel belangrijke gedachten: Alles wantrouwen dat zegt de waarheid te spreken. - Pessimistisch wereldbeeld: De mens begrijpt noch de wereld, noch de medemens en noch zichzelf en richt voornamelijk ellende aan. Experimentele poëzie: - Na een tijd vrij zakelijke poëzie kwamen de ‘vijftigers’ ofwel de ‘experimentelen’. Deze kwamen rond 1950 met vrije poëzie wat lijkt op de gedichten van de expressionisten. Metrums, rijm, strofebouw etc. wordt niet gebruikt. Experiment verwijst naar experimenteren en experience. Er werd gezocht naar nieuwe uitdrukkingsvormen. Er ontstond veel beeldspraak met lichaamsdelen. Er zat zoveel beeldspraak in dat men ook wel zegt dat de beeldspraak autonoom is geworden. De inhoud bestond enkel nog uit beelden. Deze beelden roepen iets op, een associatie (gedachtesprong, aan iets moeten denken bij het lezen van het gedicht) - Deze gedichten waren vaak vrij persoonlijk, maar hadden toch vaak betrekking op politiek, maatschappij etc. - Werd moeilijk geaccepteerd omdat de meeste mensen het wartaal vonden. - Had nauwe banden met beeldende kunst. Hella S. Haasse: - Oeroeg eerste prozawerk. Andreas Burnier (Pseudoniem van C.I. Dessaur): - Werk staat in verzet tegen discriminatie van vrouwen en homoseksuelen. Omdat zij zelf joods is speelt antisemitisme ook een belangrijke rol in haar werk. - Belangrijkste feministische schrijfster van de jaren ’60 en ’70. - Jongensuur is sterk autobiografisch. - Schreef veel zuivere ideeënromans. De moderne tijd: Boeken bij deze tijd: De kleine blonde dood - Boudewijn Buch (1985) Oesters - Rasha Peper (1995) Kathy’s dochter - Tim Krabbé (2000) Het postmodernisme: - Eclectische kunst: Mix van kunst uit meerdere oorsprongen - Men heeft grotere vrijheid, en de eis om origineel te zijn is verdwenen. - Grenzen tussen literatuur en lectuur (triviale literatuur) vervagen. - Fictie en non-fictie zijn moeilijk te onderscheiden. - Intertekstualiteit: Teksten verwijzen niet meer naar werkelijkheid maar naar andere teksten of naar zichzelf. Dit leidt tot veel parodiërende elementen. De reservoir: - De reservoir is een tijdschrift. In dit tijdschrift wordt de anekdote ondergeschikt aan de structuur en wijze van vertellen. De auteur went zich rechtstreeks tot de lezer. - Wordt ook wel academische literatuur genoemd. Deze literatuur was namelijk geschreven door schrijvers die van de universiteit kwamen (vaak talenstudies)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.