Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

NL tekstverklaren

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 765 woorden
  • 12 februari 2009
  • 159 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
159 keer beoordeeld

NL Tekstverklaren:

Onderwerp = in een woord omschrijven waar de hele tekst over gaat.
Hoofdgedachte = in een zin vertellen waar de hele tekst over gaat
Samenvatting = in een of meerdere zinnen verklaren waar de tekst over gaat. Als je een verhaal wilt samenvatten moet je eerst de hoofdgedachte vinden.
VOORBEELDEN IN HET BOEK VERDER LEZEN!

De schrijver van een schoolboek wilt je iets leren.
De schrijver van een reclame tekst wilt je iets overhalen.
De schrijver van een leesboek wilt je amuseren.

De schrijver van een gebruiksaanwijzing wilt je instructie geven.
De schrijver van een nieuwsbericht in de krant wilt je informatie geven.
De schrijver van een anti-rook folder wilt je overtuigen.
Dit zijn allemaal doelen van teksten. Als je eerst een tekst wilt schrijven moet je wel weten wat je doel is.
Meestal hebben teksten een hoofddoel.
De schrijver van een tekst richt zich meestal tot een bepaald publiek. Bijvoorbeeld een gebruiksaanwijzing voor een computer is geschreven aan het publiek; gebruikers van de computer.

Als je een tekst leest heb je daar een bepaald doel mee. Moet je de tekst leren? Lees je de tekst om je te amuseren? Bij elke tekst gebruik je een andere leesstrategie.
Zoekend: als je bepaalde informatie zoekt. Bijvoorbeeld een telefoonnummer.
Oriënterend lezen: dat je een tekst bekijkt of je er iets aan hebt. Om orienterend te lezen gebruik je meestal koppen en alinea’s en dikgedrukte woorden.
Globaal lezen: is de ‘gewone’ manier van lezen.
Intensief lezen : dat doe je als je precies moet weten wat er in de tekst staat. Bijvoorbeeld voor het leren van een test.
Bij teksten die je moet bestuderen of samenvatten of waarbij je vragen moet maken is de beste leesstrategie: Orienterend, globaal en dan intensief lezen.


Soms moet je teksten kritisch lezen om de echte waarheid te ontdekken die in de tekst verborgen zit. Informatie in een tekst kan namelijk volledig of onvolledig zijn.
Om kritisch te lezen moet je, je afvragen:
- wat is de doel van de tekst?
- Wat is het belang van de schrijver?
- Is de schrijver deskundig en betrouwbaar?
- Zijn de feiten controleerbaar?
- Uit welke bron komt de tekst?
- Geeft de tekst goede argumenten?
- Weet ikzelf tegen argumenten?
- Schrijft de schrijver dingen mooier dan ze zijn?

Als je opzoek bent naar informatie lees je doelgericht. Je leest eerst zoekend en dan oriënterend.
Tijdens het zoeken en lezen moet je teksten selecteren.
Als je doelgericht leest is het niet de bedoeling dat je alles gaat lezen maar dat je gebruikt maakt van de volgende hulpmiddelen: titel, korte samenvatting, schema’s, opsommingen, dikgedrukte woorden enz.
Als je een werkstuk in elkaar zet, gebruik je verschillende bronnen. Het is handig dat je in het werkstuk een bronvermelding zet zodat je de informatie de je hebt gebruikt nog een keertje terug kan vinden.


Als je een tekst moet bestuderen moet je weten wat je ermee moet doen. Moet je alles weten? Moet je de tekst begrijpen? Moet je het kunnen toepassen?
De beste manier om je tekst te bestuderen doe je zo:
- lees oriënterend en bepaal het onderwerp.
- Lees globaal en kijk of er een hoofdgedachte is, zo ja noteer die dan.
- Lees te tekst intensief en probeer zoveel mogelijk te begrijpen.
- Maak een aantal overhoorvragen en overhoor jezelf
- Maak een uittreksel
- Probeer de tekst in een schema te zetten
- Lees je uittreksel en je schema nog een keer en kijk of je het kent.

Ironie = als de schrijver iets schrijft maar dat hij daar juist iets heel anders mee bedoelt. Hij bedoelt juist het omgekeerde van wat er staat (verschuiving).
De zin is meestal spottend geschreven.
Enkele voorbeelden van verschuiftechnieken die een spottend effect kunnen hebben en dus ironie opleveren:
- overdrijving (hyperbool)

- understatement (jouw idee is een beetje anders dan de mijne)
- omkering ( als je juist iets anders bedoelt dan dat er staat)
- ‘niet passend’ woord gebruik (dus als het bijvoorbeeld opeens heel deftig gesproken wordt)
Ironie is dus spot. Een verschil tussen letterlijke verwoording en de eigenlijke bedoeling. Het kan soms gebeuren dat ironie helemaal verkeerd opgevat wordt. Dat betekend dat de boodschap niet goed over is gekomen.

Delen van een tekst kunnen op vele manieren met elkaar in verband staan. Verbanden kunnen worden verduidelijkt met signaal woorden.
Veel voorkomende opsommingen en signaalwoorden zijn:
- opsomming
- oorzaak en gevolg
- mening en argument
- voorbeeld
- doel en middel
- reden
- vergelijking
- verklaring
- tegenstelling
- voorwaarde
- conclusie
- samenvatting
- inleiding (inleiding en samenvatting staan in verband met de hele rest van de tekst.
IN HET BOEK NOG GOED VERBANDEN DOORLEZEN!

REACTIES

J.

J.

goed verslag allen soms wat spelfouten

12 jaar geleden

J.

J.

Geen hoofdletters gebruiken.

7 jaar geleden

K.

K.

Erg handig!!! :3

11 jaar geleden

P.

P.

Goed verslag!!

7 jaar geleden

A.

A.

Heel handig!

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.