Samenvatting woordenschat 3 vwo
Hoofdstuk 1
Repetitio -> Herhaling
Dat is een leuk beertje, leuk beertje.
Enumeratio -> Opsomming
Dagen uit de week zijn bijvoorbeeld maandag, dinsdag woensdag en donderdag.
Opsomming in drieën -> Opsomming van 3 woorden of zinsdelen
Ik leef voor geld liefde en geluk.
Drieslag -> vaste combinatie bestaande uit 3 delen
Steen, papier, schaar of mes lepel, vork
Climax -> iets wat steeds sterker wordt
Land, continent, wereld.
Omgekeerde climax -> iets wat steeds zwakker wordt
Oceaan, zee, meer, plas.
Hoofdstuk 2
Hyperbool -> sterk overdrijven
Ik vries hier altijd dood. *het is heel koud*
Understatement -> iets afzwakken van betekenis
Lekker frisjes! *steenkoud*
Litotes -> het tegenovergestelde ontkennen
Dat ging niet slecht *het ging goed*
Eufemisme -> iets op een lieve manier zeggen, zodat het niet hard aankomt.
Vannacht blies hij zijn laatste adem uit *hij is dood*
Hoofdstuk 3
Vergelijking met als -> object wordt gekoppeld met beeld
Zij is zo trots als een pauw
Vergelijking met van -> beeld wordt gekoppeld met een object
Een parel van een meisje.
Asyndetische vergelijking -> beeld wordt gekoppeld met een object
Jouw hoofd, een prullenbak, is lelijk.
Metafoor -> beeld kunnen weglaten en vervangen door object
Jesper is de ezel van de klas / de ezel van de klas struikelt.
Spreekwoorden en gezegdes zijn vaak ook metaforen
Metonymie -> iets anders zeggen dan wat je bedoelt, maar dat iedereen je begrijpt.
Het stadion jubelde! *de mensen in het stadion*
Personificatie -> en voorwerp een menselijk eigenschap geven
De zon lachte ons toe
Synesthesie -> 2 zintuigen combineren
Scherpe geur, schreeuwende kleuren
REACTIES
1 seconde geleden