Caput 1 - Lyriek: (poëzie) literatuur waarbij de persoonlijke gevoelens van de kunstenaar centraal staan. - Dramatiek: (toneel, proza + poëzie) literatuur waarin het gaat om het uitbeelden van handelingen. - Epiek: (proza) verhalende kunst, verzamelnaam voor het beschrijven van gebeurtenissen. - Rijm: een geheugensteuntje voor het onthouden van teksten. - Stijlfiguren & beeldspraak: zijn hulpmiddelen om literaire teksten te verlevendigen. Ook het toepassen van verteltechnieken kan een verhaal extra boeiend maken. - De verspreiding van het Christendom, de steeds internationaler wordende handel en de kruistochten leveren stof genoeg om de fantasie van de rondtrekkende minstrelen te prikkelen. En zo sluipen allerlei Germaanse, Keltische en Oosterse elementen in de verhalen die in de volkstaal gezongen worden. - Het begin van de 20e eeuw brengt de grote vernieuwingen op het toneel. Het elektrisch licht wordt benut om bepaalde effecten te bereiken, de decors worden kunstwerken, acrobatiek, ballet, muziek, snelle acties, massascènes, alles blijkt plotseling mogelijk, Bertolt Brecht heeft van deze nieuwe mogelijkheden gebruik gemaakt.
Caput 2 - Ritme in de poëzie: de manier waarop je met je stem, je intonatie, meebeweegt met de woorden, net zoals je onwillekeurig meebeweegt wanneer je naar muziek luistert. - Metrum (maat): de regelmatige afwisseling van sterker en zwakker beklemtoonde lettergrepen. - Versvoeten: combinatie van sterke en zwak beklemtoonde lettergrepen. - De meest voorkomende versvoeten zijn: - jam be ½_“½ - tro cheus ½“_½ - ana pest ½_ _ “½ - dactylus ½“ _ _ ½ - amfi bra chus ½_ “ _½ - Enjambement: het einde van de versregel vormt dan niet tegelijk ook het einde van de zin. - Rijm: herhaling van gelijke klanken in niet al te ver van elkaar staande, beklemtoonde lettergrepen. - We onderscheiden: - Beginrijm, ook alliteratie of stafrijm genoemd: rust – roest; wie weet waar Willem Wouters woont? - Eindrijm, mannelijke rijm: rond – hond. Vrouwelijke rijm: gevallen – stallen. Glijdende rijm: kinderen – hinderen - Rijk rijm, ook rime riche genoemd: licht – licht; licht – ligt - Half rijm, ook assonantie of klankrijm genoemd: man. rijm lief – diep vrw. Rijm dragen – varen - Binnenrijm is rijm binnenin een versregel: ’t moedige, bloedige, woedige zwaard. - Blanke verzen zijn verzen zonder rijm. - Strofe: aantal versregels samengevoegd tot een groep; - distichon: strofe van twee regels - terzet of terzine: een strofe van drie regels - kwatrijn: strofe van 4 regels - Er bestaan verschillende rijmschema’s: - alrijm of slagrijm: aaaa - gepaard rijm: aa bb - gekruist rijm: abab - omarmend rijm: abba - gebroken rijm: alle afwijkende vormen - Toppen- of heffingenvers: in de Middeleeuwen bestaat de versregel uit drie of vier heffingen (= beklemtoonde lettergrepen) met daartussen een onbepaald aantal dalingen.
Caput 3 - Cultuurlied: een kunstlied waarvan de dichter welbekend is waarin de inhoud meer doordacht is en de vorm verfijnder is. - Volkslied: een lied dat uiting aan gevoelens geeft die bij het volk leven. - Dans- en drinkliederen: vormen de feitelijke oorsprong van dichtkunst en muziek. - Geestelijke liederen: geeft een volk of individu uiting aan godsdienstige gevoelens. - Verder bestaan er liefdesliederen, historie- en vaderlandsliederen, dat we tegenwoordig ook wel protestsong noemen. - Volksballade: een lang, verhalend gedicht, in strofen en op rijm, met een sprongsgewijze verteltrant en vaak met veel herhalingen. - Ode: loflied, waarin een persoon of land of ideaal wordt verheerlijkt. - Hymne: loflied, waarin God verheerlijkt wordt. - Elegie: klaaglied, een gedicht naar aanleiding van een treurige gebeurtenis. - In een hekeldicht of satire worden misstanden en ondeugden in de maatschappij of gebreken van personen met verontwaardiging, haat of spot ‘over de hekel gehaald’. - Parodie: een vorm van spot, waarbij een literair werk, een schrijver of een literaire stroming belachelijk wordt gemaakt door overdreven nabootsing. - Eerste Nederlandse cabaretier: Eduard Jacobs. - Cabaret: professionele literair-muzikale kleinkunst (in een intieme omgeving voor een intelligent publiek).
Caput 4 - Een sonnet heeft 3 kenmerken: - Bestaat uit 14 versregels, verdeeld over 2 kwatrijnen, die samen het octaaf vormen, en twee terzetten die samen het sextet heten. - Het rijmschema van een klassiek sonnet ziet er als volgt uit: abba abba cdc dcd. - Tussen het octaaf en het sextet zien we wat de inhoud betreft een wending, ook wel volta of chute genoemd. - Rondeel (2 kenmerken): - Het is opbouwt op twee rijmklanken. - Een zelfde versregel keert zo nu en dan terug. - Een rondeel kan uit 8 of 13 regels bestaan (8: 1, 4, 7 en 2,8 hetzelfde) (13: 1,7,13 en 2,8 hetzelfde). - Rederijkersballade: een gedicht waarvan elke strofe op dezelfde versregel eindigt, de stock, die de grondgedachte van het gedicht verwoordt. - Referein: lijkt op rederijkersballade maar is strakker gebonden aan het aantal regels per strofe terwijl juist vrijer zijn dan van de rederijkersballade. - Limerick: een vijfregelig vers met het rijmschema aabba. De regels 1,2 5 zijn langer en hebben drie accenten; regel 3, 4 zijn korter en hebben 2 accenten. - Haiku: bestaat uit 3 versregeltjes die samen een zin vormen. Er is geen rijm en maat. Het onderwerp is natuur; het taalgebruik is eenvoudig en beknopt, maar veelzeggend, diepzinnig. - Epigram: let. Opschrift. Een epigram of puntdicht heeft niet echt een vaste vorm. Het is een kort gedicht van twee à vier regels met rijm en met een geestige pointe of een treffende gedachte. - Aforisme: een kernachtig gezegde met meestal een woordspeling en een pakkende gedachte. - Retrograde: een vers dat men van voor naar achter en van achter naar voor kan lezen. - Schaakbord: bestaat uit 64 vakken met ieder één versregel. - Acrostichon: naamdicht, vormen de beginletters van een bepaalde versregels een naam of tekst. - Light verse: gedichten die geschreven zijn om de lezer te amuseren. De gedichten zitten stevig vast in een vorm, bevatten dus rijm, metrum en strofen.
Caput 5 - Vrije vers: een vers zonder metrum, geen rijmschema, geen strofeopbouw, regels zijn niet even lang. - Poësie pure: een gedicht gebaseerd op klank en ritme. - Kenmerkende van experimentele poezie: - sterk vereenvoudigde, bijna tot telegram stijl teruggebrachte zinnen waarin het zn een sterk geladen functie heeft. - Visuele poezie: Als een dichter een tekst maakt waarin een of meer woorden niet alleen worden gebruikt vanwege hun betekenis, maar ook vanwege hun vorm of klank. - Experimentele poezie: opgebouwd uit beelden, die met behulp van associaties – spontaan opwellende combinaties van gedachten en beelden – aaneengeschakeld worden. - Pluri-interpretabiliteit: door het associatief verband zijn beelden, woorden en dichtregels meestal voor meer dan één uitleg vatbaar. - Pop-art poezie: Beeldende kunst heeft dan speciale aandat voor gewone dagelijkse dingen om ons heen.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
T.
T.
heey bart, heb je misschien ook nog un SV van literatuurtheorie van caput 10 t'm 13 of verder..
zo jah, als het niet vandaag kan dan laat maar zitte
mzzls tim
18 jaar geleden
Antwoorden