Literatuurgeschiedenis

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1412 woorden
  • 15 juni 2011
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
5 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
MIDDELEEUWEN 500 - 1500
•    Heinric van Veldeken: 1e Nederlandse bekende dichter
•    Gewetenscultuur: individuele geweten is graadmeter voor eigen gedrag
•    Feodale stelsel (= leenstelsel)
•    Kopiisten: mensen die manuscripten overschreven  ze maakten fouten of veranderde de manuscripten expres, als ze er niet mee eens waren wat erin stond
•    Voorleescultuur: Alles werd in rijm geschreven. Dit was makkelijker voorlezen
•    Literatuur Hof:

o    Ideaal: gedragsnorm  wereld onder verdelen in goed en slecht
•    Literatuur Kerk:
o    Christendom: bijvoorbeeld Marialegende ( = geschreven ter ere van Maria)
o    Rooms-katholieke kerk: veel macht
•    Literatuur Stad:
o    Sotternie: middeleeuws blijspel  voor het volk  ruw
o    Rederijkers: vereniging burgers  veel macht
    Nieuwe dichtvormen en genres
    Nieuwe humanistische gedachten en vernieuwende artistieke inzichten


RENAISSANCE (gouden eeuw) 1500 - 1700
•    Ondergang feodale stelsel
•    Hervorming (d.m.v. strijdliteratuur): kritiek op rooms-katholieke kerk (ze hadden teveel macht)
o    Maarten Luther en Johannes Calvijn
•    De Nederlandse Opstand: de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648)  behoefte naar vrede
•    Renaissance (= wedergeboorte): beweging in de kunst

o    Klassieke oudheid (oude Rome of Athene) doen herleven (< Middeleeuwen)
•    Literatuur:
o    Klassieke genres: komedie; tragedie; epigram;  puntgedichten
o    Nieuwe genres: emblematiek; sonnet
o    Literair geschoold publiek
o    Humanisme: menselijke waardigheid en zelfontplooiing komen centraal te staan
o    Maatschappelijk doel: opvoeden en kritiek leveren
•    Literatuur en kunst Stad:
o    Voor en door burgers gemaakt  Ideaal: het creëren van eigen stedelijke gedragscode
o    Ook rederijkers
o    Schilders: Rembrandt van rijn; Johannes Vermeer; Frans Hals; Jan Steen                                            Schrijvers: P.C. Hoofd; Huygens; Bredero; van den Vondel; Jacob Cats

•    Humanistisch- renaissancistische literatuur:
o    Emblematiek: toevoegen van illustraties. Het woord verleent de afbeelding een diepere betekenis

o    Analogisch denken: alles kan naar iets verwijzen
o    Petrarkisme: platonische liefdesopvatting: liefdesrelatie zonder seksueel handelen  puur liefde
o    Sonnet: een gedicht van 14 regels: vaak een octaaf (8) en een sextet (6)
o    Tragedie: toont ondergang hoofdpersoon
    Retorisch- didactisch tragedie: afgeronde scènes, geen hechte structuur
    Aristotelische tragedie: vaste structuur met eenheid van tijd, plaats en handeling
o    Komedie (= blijspel): lagere klassen; ‘happy end’
o    Kluchten: korte blijspelen; laagste klassen; grappige situaties


VERLICHTING 1700 - 1800
•    Regenten (adel): families die de macht in handen hadden  steeds kleiner
•    Frankrijk vs. Nederland
o    Oranjegezinden
o    Patriotten: herstel (steeds meer aan de macht)
•    1789: franse revolutie
•    1806-1810: koninkrijk Holland o.l.v. Napoleon
•    19e eeuw NL weer onafhankelijk
•    Handel stagneerde

•    Literatuur:
o    Gevoel wordt belangrijk (mens terug naar oorsprong: de niet-misvormde mens)
o    Rationalisme: overal een rede voor willen hebben (René Descartes)
o    Empirisme: kennis o.b.v ervaring (John Locke)                    antagonisten

•    Verlichting: reactie op renaissance en hervorming: geloven in een constante toename van rede
•    Sentimentalisme: overdrijving van emotionele gevoelens
•    Frans- classicisme: veel interesse voor oude tijd (vertrouwen op de oude literaire regels)
o    Classicistisch blijspel: wijze les geven
•    Emancipatie en opvoeding van de burgerij, de middelstand
o    Spectatoriale tijdschriften: idealen van verlichting
o    Kinderliteratuur: belangstelling voor pedagogie
o    Imaginaire reisverhalen: het leveren van maatschappijkritiek (denkbeeldige reis)
o    Opvoedkundige zedenroman: nadruk niet op de gebeurtenissen, maar op de psychologie, het innerlijke en het karakterontwikkeling van de personages. Onderscheid tussen goed en slecht gedrag  vormende waarde
o    Briefroman: het vergroot de illusie van echtheid



ROMANTIEK 1800 - 1880
•    Parlementaire democratie: kleine burgerij kon nu ook meedoen, niet alleen welgestelde
•    Industrialisatie: zware en gevaarlijke arbeidsomstandigheden  ook kinderen
•    Romantiek: subjectieve ervaring als uitgangspunt  emotie en verbeelding centraal
•    Nationalisme: liefde voor eigen vaderland
•    Socialisme: gelijkheid  arbeiders tegen bourgeoisie
•    Breuk met het classicisme                        Snikken en Grimlachen
•    Ideaal: directe expressie van gevoelens                   
•    ‘Weltschmerz’: gevoel van onvrede  troost: humor; natuur; verleden; religie (Piet Paaltjes)
•    Engagement: kunstenaar raken in conflict met de burger om hun denkwijze (Multatuli)
•    Multatuli: “Literatuur was een vorm van actie, om in te grijpen in de politieke werkelijkheid”
•    Genootschapdichters (Hendrik Tollens): sociale cultuur: gemeenschappelijk i.p.v. individueel  vaderlandsliefde en huiselijkheid zijn belangrijke onderwerpen
•    Domineedichters (Nicolaas Beets = Hildebrand): de algemene waarheden presenteren in een begrijpelijke en aantrekkelijke vorm

•    Historische roman
o    Avonturenroman: zo exact mogelijke beschrijving van een historische periode
o    Ideeënroman: uitdrukking geven aan een visie op de mens en maatschappij
•    Realisme: nadruk op betrouwbare weergave van de werkelijkheid
o    Idealistisch (Hildebrand): de mooie kant van de wereld beschrijven
o    Objectief (Gustvae Flaubert): de slechte kant van de wereld beschrijven                 (geen mening)  tegen de gevestigde orde
•    Aangezien de romantiek is ontstaan in reactie op de verlichting, kan men de romanticus karakteriseren aan de hand van de tegenstellingen tussen romantiek en verlichting. De romanticus is geneigd te kiezen voor:
o    Voelen (romantiek) boven denken (verlichting).
o    Het subjectieve (romantiek) boven het objectieve (verlichting).
o    Synthese en holisme (romantiek) boven analyse (verlichting).
o    Het ambigue en ironische (romantiek) boven ondubbelzinnigheid en helderheid (verlichting).
o    Kunst (romantiek) boven wetenschap (verlichting).
o    Creativiteit in de kunst boven nabootsing.
o    Het spirituele boven materialisme.

o    Zin boven nut.
o    Kwaliteit boven kwantiteit.
o    Een organische natuurbeschouwing boven een mechanische natuurbeschouwing.
o    De mens die deel van de natuur uitmaakt boven de mens die boven de natuur staat en haar probeert te gebruiken.


FIN DE SIÈCLE 1880 - 1900
•    Crisisjaren
•    Fin de Siècle: het normen- en waardesysteem wankelden erg en was niet meer vanzelfsprekend (door Charles Darwin en Karl Marx)
•    Kunstenaars en schrijvers bewust tegen de gevestigde orde
•    Impressionisme: visuele indrukken alledaagse dingen
o    Momentopname; geen verhaal; heen kritiek; geen opvoeding
o    Monet; Willem Kloos; Van Gogh
•    Zielenleven van mens klein deel bewust, groot deel onbewust
o    Neurotisch gedrag: overgevoelig; nerveus en snel uit evenwicht gebracht
•    Psychologische romans: schrijvers worden zich bewust van de psychologische drijfveren van de mensen, gedrag, gevoelens en het denken van personages worden zo goed mogelijk weergegeven
•    Tachtigers:

o    De Nieuwe Gids
o    Individuele stijl
o    Verschil met domineedichter: literatuur is kunst en niet een morele bedoeling
    Leespoëzie i.p.v. voordrachtpoëzie
o    Willem Kloos; Lodewijk Deyssel; Fredrik van Eeden; Herman Gorter
•    Naturalisme: naturalist is observator die objectief beschrijft: neutrale verteller zonder commentaar (Louis Couperus)
•    Naturalistische roman: neurotische hoofdpersoon met niet te realiseren wensen
•    Centraal: Noodlot
•    Symbolisme (reactie impr. en naturalisme): magische samenhang tussen erotiek en dood
•    Art Nouveau = Jugendstil (Roland Holst): tweedimensionaal bewegende lijnen  emotie
o    Inspiratiebron: natuur
•    Neoromantiek (reactie naturalisme): fantasie en het wonderlijke krijgen weer de overhand
o    Leopold en Slauerhoff

•    Grote verschillen tussen de toenmalige romantische tendens enerzijds en het realisme en naturalisme anderzijds zijn de thematiek, weergave en benadering.
Terwijl de romantische kunstenaar vaak het idealistische, bovennatuurlijke en fantastische behandelt, richten de realisten en naturalisten zich op het alledaagse. In de romantiek staan de held en de kunstenaar centraal, bij het realisme en naturalisme wordt dat de man in de straat, de arbeider. Het naturalisme gaat met deze “vervloersing” nog verder, en stelt soms ook de prostituee of de zieke centraal. De romanticus uit zijn ongenoegen met de werkelijkheid door deze te ontlopen, vlucht in het fantastische en verhevene en verheerlijkt het. De realist stapt van deze verheerlijking af, en keert zich naar de realiteit. De naturalist, op zijn beurt, toont zijn ongenoegen met de maatschappelijke toestanden. In het naturalisme is niets terug te vinden van de idealen van de romantiek. Het blijkt deze soms zelfs aan te klagen.

Het centrum van het naturalistisch kunstwerk is het personage in zijn milieu. Dit personage is zwak en vaak ziek, verveeld, somber, decadent. De naturalistische kunstenaar behandelt vaak de ontnuchtering, teleurstelling en ondergang van dit personage, alsmede de kwalijke gevolgen daarvan op zijn omgeving. Terwijl dit in het realisme zou gebeuren als een vlakke weergave, staat het naturalisme ook voor een wetenschappelijke onderbouw en studie. De romantische kunstenaar wordt geprofileerd als een geniale poeta vates, de realistische als een objectieve poeta faber. De naturalist beschouwt zichzelf als een wetenschapper-vorser.
Terwijl in de romantische literatuur het goede het opnam tegen het slechte, en deze respectievelijk beloond en bestraft werden, valt deze tegenstelling en duidelijkheid weg in de naturalistische. Het wereldbeeld gaat van zwart-wit naar (donker)grijs.


MODERNISME 1900 - 1918
•    Expressionisme (Marsman): gevoelswaarde is het belangrijkste
•    Dadaïsme (Van Ostaijen): ze wilden afwijken van de standaarden van de kunst omdat deze standaarden in het leven de oorzaak zouden zijn geweest van de oorlog
•    Surrealisme: de visuele verbeeldingskracht is losgelaten van het verstand en de logica
•    Futurisme: de schoonheid van de techniek werd centraal gezet
•    Kubisme: alles opgebouwd uit geometrische vormen
o    Geometrisch
o    Analytisch
o    Synthetisch
•    De Stijl: groep kunstenaars die de werkelijkheid niet in direct waarneembare abstracte structuren uitdrukten  natuurlijke vormen terugbrengen naar zuivere en onveranderlijke houdingen (Mondriaan)
•    Subjectieve weergave: het draait om het bewustwordingsproces van personages


INTERBELLUM 1918 - 1940
•    Interbellum: periode tussen de 1e en 2e wereldoorlog

•    Nieuwe Zakelijkheid (= functionalisme): de vorm moet kloppen met de functie  de functie bepaald de vorm
o    Bauhaus; Rietveld; Breuer; Mies van der Rohe
•    Forum: discussie van het belang tussen de stijl (vorm, -) en persoon (vent, +) van de schrijver
o    Door ontstane sfeer van dreiging en onzekerheid kwam accent op engagement en maatschappelijk betrokkenheid te liggen
•    Parlandopoëzie (Nijhoff): poëzie waarin alleen alledaagse spreektaal gebruikt wordt

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.