Samenvatting Nederlands 1.2 t/m 5.2
1.2
Leesstrategieën
Er zijn vier leesstrategieën:
1 verkennend lezen: een tekst bekijken om een eerste indruk te krijgen.
2 nauwkeurig lezen: een tekst helemaal lezen om hem te begrijpen.
3 zoekend lezen: in een tekst zoeken naar het antwoord op een vraag.
4 studerend lezen: een tekst lezen om de informatie te onthouden.
Tekstverband 1
Dit zijn de tekstverbanden :
tekstverband |
signaalwoorden |
voorbeelden |
opsommend |
Ten eerste, ook, eveneens, bovendien, verder, tevens, zowel … als, ten slotte |
Onze familie houdt zowel van hockey als van hardlopen. |
tijdsvolgorde |
Eerst, intussen, terwijl, toen, vervolgens, daarna, voordat, nadat, zodra, ten slotte |
Op zondag gaan we altijd hockeyen nadat we vijf kilometer hebben gerend. |
tegenstellend |
Maar, echter, evenwel, toch, daarentegen, integendeel, enerzijds… anderzijds |
Mijn zus Diana hockeyt bij UVC maar ze wordt nooit opgesteld. |
uitleggend |
Bijvoorbeeld, dat wil zeggen, met andere woorden, zoals |
Meisjes zoals Diana blijven dan toch positief. |
redengevend |
Want, omdat, daarom, immers, namelijk |
Oom Ger doet nooit mee hij leest namelijk liever. |
concluderend |
Dus, dan ook, concluderend, de slotsom is, hieruit volgt |
Walter rookt altijd onder het hardlopen, hij leeft dus niet erg gezond. |
vergelijkend |
Net als, zoals, evenals |
Mijn Moeder is net zo sportief als Diana. |
Tekstdoelen, tekstsoorten, tekstvormen
Er zijn vier tekstdoelen: informeren, overtuigen, activeren en amuseren. Elk tekstdoel heeft een tekstsoort met tekstvormen. In een tekst kunnen meerder tekstdolen staan maar maar een is het belangrijkst.
Titel(s) en onderwerpen
Bijna elke tekst heeft een titel. Die geeft het onderwerp aan of geeft er informatie over. In een krant heb je vaak een boventitel of ondertitel toegevoegd om duidelijker aan te geven waar de tekst over gaat. Meestal heb je dus genoeg aan de titel en de eerste alinea,
Hoofdgedachte
De hoofdgedachte is het belangrijkste wat de schrijver over de tekst zegt. Meestal staat in de inleiding of het slot.
Hoe je de hoofdgedachte formuleert hangt af van de tekstsoort
- De hoofdgedachte van een informatieve tekst zij altijd feiten.
- De hoofdgedachte van een betoog bestaat altijd uit een mening, meestal gevolgd door het belangrijkste argument.
2.2
Informatieve tekst
Het belangrijkst tekstdoel is informeren. Informatieve teksten bestaan uit feitelijke informatie. Hier zijn een aantal voorbeelden: nieuwsbericht, sportverslag, nieuwsverslag en uitleg die je kunt uitvoeren
Interviewverslag
Een informatieve tekst di vaak in een krant of tijdschrift staat is een interviewverslag.
De interviewer kan zijn verslag op 2 manieren uitbrengen
1 een letterlijk interviewverslag, hij geeft de vragen en antwoorden zo letterlijk mogelijk.
2 een samenvattend interviewverslag, hij laat de vragen weg en vat de antwoorden gedeeltelijk in eigen woorden samen.
Tekstopbouw: inleiding slot
Inleiding en slot hebben in een tekst altijd een bepaalde functie.
Functie van de inleiding
Een inleiding is allereerst bedoeld om aandacht te trekken.
Andere functies zijn:
1 het onderwerp noemen of beschrijven
2 de aanleiding noemen
3 de centrale vraag stellen
4 de mening van de schrijver geven
5 een samenvatting van de inhoud geven
Functie van het slot
De functies die een slot kan hebben:
1 een conclusie geven
2 een samenvatting geven
3 een advies geven
Tekstverband 2
Hier komt het samenvattend tekstverband erbij:
tekstverband |
signaalwoorden |
voorbeeld |
samenvattend |
Kortom, om kort te gaan, samenvattend, al met al |
Al met al kunnen we spreken van een geslaagde wedstrijd. |
3.2
Betogende tekst
In een betogende tekst geeft de schrijver zijn mening en verdedigt die met argumenten.
Veel betogen hebben een driedeling:
1 inleiding de schrijver geeft het onderwerp en zegt wat hij ervan vindt.
2 kern de schrijver geeft argumenten van zijn mening
3 slot de schrijver trekt een conclusie of vat het belangrijkst samen
Argumenten
Een argument is informatie waarmee de schrijver wil bewijzen dat hij gelijk heeft, dat zijn mening juist is. Dat kan zowel een feit als een mening zijn.
Kritisch lezen
Een vijfde leeststrategie is kritisch lezen, hierbij stel je jezelf beoordelende vragen.
Hier zijn een aantal vragen
1 bij een feit of argument: is dit waar? Is het werkelijk zo gebeurd? Is dit onderzocht?
2 bij een mening als argument: vind ik dit overtuigend? Vind ik dit zelf ook? Klopt dit met wat ik zelf heb meegemaakt? Hoe waarschijnlijk is dit?
Verwijswoorden
Verwijswoorden verwijzen naar iets wat eerder in de tekst is gebeurd. Een manier om vast te stellen waar het naar verwijst is met een vraag te stellen die begint met wie, wat, waar, welk(e) en soms ander vraagwoord.
Tekstverband 3
Hier is het volgende tekstverband:
tekstverband |
signaalwoord |
voorbeeld |
Oorzaak/gevolg |
Doordat, zodat, daardoor, waardoor, met als gevolg |
Er stond geen zuchtje wind. Daardoor kwamen de zeilboten niet vooruit. |
4.2
Activerende tekst
In een activerende tekst probeert de schrijver de lezer tot actie aan te zetten. Meestal is het tekstdoel activeren maar soms is het ook informeren. De informatie moet de lezer helpen te activeren.
Beeld en opmaak
In een activerende tekst spelen beeld en opmaak (of lay-out) vaak een grote rol als middel om aandacht te trekken. Bij ‘opmaak’ hoort alles wat de schrijver doet met de uiterlijke vorm.
Tekstverband 4
Hier is het volgend tekstverband:
tekstverbanden |
signaalwoorden |
voorbeelden |
Middel/doel |
Om te, met als doel, waarmee, daarmee |
Ze heeft een hele serie bijlessen gevolgd om een onvoldoende te voorkomen. |
voorwaardelijk |
Als, indien, wanneer, mits, tenzij, behalve als, op voorwaarde dat |
Ik kom morgen naar het feest, tenzij mijn ouders roet in het eten gooien. |
5.2
Soorten samenvattingen
Je kunt op verschillende manieren een samenvatting maken:
1 je maakt een beknopte samenvatting
2 je maakt een schematische samenvatting je ordent de belangrijkste informatie in een schema
Beknopte samenvatting
In een beknopte samenvatting vat je de hoofdzaken samen in hele zinnen. Een manier om de hoofdzaken vast te stellen is de structuur te gebruiken. Vooral bij een tekst met een vaste structuur. je kunt ook vragen stellen. Dit zijn vier mogelijk heden met bijbehorende vragen:
1 TEKST MET VERKLARINGSTRUCTUUR
- Welk verschijnselen worden gebruikt?
- Wat zijn de redenen /oorzaken /verklaringen?
- Welke verklaring is het belangrijkst/meest waarschijnlijk?
2 tekst met voor en nadelen structuur
- Wat wordt beoordeeld?
- Wat zijn de voordelen? Wat zijn de nadelen?
- Wat is de conclusie?
3 met probleem-oplossing structuur
- Wat is het probleem?
- Wat zijnde oorzaken? Wat zijn de gevolgen?
- Welke oplossing(en) noemt de tekst?
4 tekst die geen vaste structuur heeft
- Wat is het onderwerp?
- Wat zijn de deel onderwerpen en wat wordt erover gezegd?
Van hoofdzaak naar samenvatting
Een samenvatting moet duidelijk zijn. Daarom moet je van de hoofdzaken een goed geheel maken:
- Je gebruikt volledige zinnen
- Je zorgt voor duidelijke tekstverbanden tussen zinnen en alinea’s
Schematische samenvatting
Een schematische samenvatting is vooral een handig hulpmiddel als je een tekst moet leren.
1 stel eerst de hoofdzaken vast: het onderwerp, de deelonderwerpen, sen de belangrijkste informatie
2 vat de informatie samen in steekwoorden/korte zinnen
3 noteer de steekwoorden/ korte zinnen overzichtelijk zodat het verband duidelijk wordt of duidelijk kan worden
4 geef de verbanden tussen onderdelen aan met signaalwoorden of tekens.
5 zet opsommingen altijd onder elkaar
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden