Samenvatting Nederlands leesvaardigheid
Leesvaardigheid
Schrijfdoelen en Tekstsoorten
Er zijn 5 schrijfdoelen:
- Amuseren à lezers vermaken
- Informeren à lezers informatie geven over een bepaald onderwerp
- Opiniëren à lezers de gelegenheid geven om een mening te vormen (staan vaak voor en nadelen in de tekst)
- Overtuigen à lezers met argumenten proberen over te halen (vaak zijn hier de tegenargumenten weerlegd)
- Activeren à lezers aanzetten om iets te gaan doen
Informeren à uiteenzetting
Opiniëren à beschouwing
Overtuigen à betoog
Tekstsoorten die bij de schrijfdoelen horen:
Informeren
Uiteenzetting, handleiding, informatieve folder, nieuwsbericht, notulen
Opiniëren
Beschouwing, recensie, verslag, discussiestuk
Overtuigen
Betoog, ingezonden brief, commentaar, column
Activeren
Reclamefolder, advertentie, flyer, poster
Tekst en publiek
voor welke lezers/doelgroep een tekst bedoeld is, kun je zien aan:
- Onderwerp
- Inhoud
- Bron
- Taalgebruik
- Toon
- Lay-out
Indeling v/e tekst (kenmerken inleiding, middelstuk en slot)
Inleiding
- Inhoudelijke kenmerken:
- Trekt de aandacht v/d lezer door:
- Actualiteit
- Geschiedenis
- Anekdote
- Voorbeeld
- Belang voor de lezer
- Geeft aan wat het onderwerp v/d tekst is
- Geeft soms de opbouw van de tekst aan
- Typografische kenmerken:
- Witregels scheiden de inleiding v/h middenstuk
- Gecursiveerd/vetgedrukt
Middenstuk
- Om vast te stellen bij welke alinea elk van de deelonderwerpen begint, gebruik je de aanwijzingen in de tekst:
- Structurerende zinnen
Aankondigende en afrondende zinnen van een bepaald deelonderwerp in de tekst om aan te geven waar de alinea begint en eindigt
- Alineaverbanden en signaalwoorden
Sommige alinea’s horen bij elkaar. Dit wordt aangegeven d.m.v. signaalwoorden
- Typografische kenmerken
Vaak geven witregels scheidingen tussen de alinea’s aan. Soms zijn alinea’s ook te herkennen aan de tussenkoppen
Slot
- Het slot wordt gevormd door de laatste paar alinea’s. hieraan kun je het slot herkennen:
- Inhoudelijke kenmerken
- Vaak bevat het slot de conclusie v/e tekst (de hoofdgedachte)
- Soms bevat het een samenvatting
- Het kan ook een aanbeveling, aansporing, afweging of een toekomstverwachting hebben
- In een van de eerste zinnen staat vaak een van de signaalwoorden kortom, ten slotte, al met al of dus
- Typografische kenmerken
- Slot is herkenbaar aan een extra witregel na het middenstuk
Vaste tekststructuren (herkennen en kunnen koppelen)
Dit zijn de vaste tekststructuren in een schema:
Argumentatiestructuur
Inleiding
Stelling, standpunt (evt. als vraag)
Middenstuk
Argumenten voor de stelling
Argumenten tegen de stelling (+weerlegging)
Slot
Herhaling stelling (of beantwoorden vraag)
Aspectenstructuur
Inleiding
Onderwerp
Middenstuk
Diverse aspecten van het onderwerp
Slot
Samenvatting
Probleem/oplossing structuur
Inleiding
Probleem
Middenstuk
Gevolgen (waarom is het een probleem?)
Oorzaken
Oplossingen
Slot
De beste oplossing
Verklaringsstructuur
Inleiding
Bepaald verschijnsel
Middenstuk
Kenmerken/voorbeelden/verklaringen/oorzaak(en) / redenen
Slot
Samenvatting
Verleden/heden/(toekomst) structuur
Inleiding
Onderwerp
Middenstuk
Situatie vroeger
Situatie nu
Slot
Conclusie of situatie in de toekomst
Voor- en nadelenstructuur
Inleiding
Vraag of stelling
Middenstuk
Voordelen
Nadelen
Slot
Afweging, conclusie
Vraag/antwoordstructuur
Inleiding
Vraag
Middenstuk
Antwoord(en)
Slot
Samenvatting of conclusie
Tekstverbanden
- Chronologisch verband à vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen
- Opsommend verband à ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), bovendien, verder, ten slotte, en, nier alleen … maar ook,
- Tegenstellend verband à tegenover, daarentegen, maar, hoewel, echter, toch, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant … aan de andere kant
- Vergelijkend verband à net zo als, evenals, meer … dan, groter … dan, beter … dan
- Concluderend verband à kortom, dus, daarom, al met al, hieruit volgt
- Voorwaardelijk verband à als … (dan), indien, mits, tenzij, wanneer, gesteld dat
- Redengevend verband à omdat, daarom, dus, immers, want, de reden hiervoor is. HEEFT ALTIJD EEN BESLUIT
- Oorzakelijk verband à door, doordat, daardoor, als gevolg van, zodat, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij. HEEFT ALTIJD EEN GEVOLG
- Toelichtend verband à zo, bijvoorbeeld, zoals, neem nou
- Doel-middel verband à om te…, met de bedoeling…, opdat, zodat, daarvoor, waarvoor, voor, door…te
- Toegevend verband à ook al, zij het (dat), weliswaar, hoewel, ofschoon
- Samenvattend verband à kortom, samengavat, met andere woorden, al met al
Argumentatieve vaardigheden
Standpunten en Soorten argumenten + signaalwoorden
Er zijn 3 soorten standpunten:
- Positief standpunt à geen negatieve woorden
- Negatief standpunt à een niet-woord in de zin
- Standpunt van twijfel à een ik-weet-niet-woord in de zin
Objectief argument à een argument is een feitelijke uitspraak
Subjectief argument à een argument is een niet-feitelijke uitspraak
Verschillende soorten argumentatie:
- Feiten
Het standpunt wordt ondersteund door een argument dat feiten bevat
- Onderzoek/wetenschap
Er wordt verwezen naar de resultaten van wetenschappelijk onderzoek
- Normen en waarden
Iemand beroept zich op een algemeen gedeelde norm of waarde. Het gaat hierbij om een norm/waarde waarover geen meningsverschil bestaat
- Vermoedens
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden