Inleiding
Vraagstelling
Middenstuk
- Argumenten
tegenargumenten
tegenwerping
Slot
Conclusie of samenvatting
3.8 beschouwende teksten
beschouwing àbelicht een onderwerp van verschillende kanten, door bijvoorbeeld het geven van oorzaken, oplossingen en voor- en nadelen. Je kunt dan zelf een oordeel vormen.
3.9 overzicht betoog en beschouwing
Betoog
Beschouwing
Eigen mening centraal, tekstdoel: overtuigen, erg subjectief
Bevat eigen mening, tekstdoel: beschouwen, minder subjectief
Driedeling: probleemstelling, argumenten, conclusie
Bijv.: oorzaak en verklaringen, voor- en nadelen, mogelijke oplossingen
3.10 activerende teksten
activerende teksten à willen de lezer overtuigen, maar ook tot actie aanzetten.
3.11 zakelijke brief
circulaire à zakelijke brief, gericht aan meer personen, informerend of activerend
sollicitatiebrief à zakelijke brief waarin je je aanbiedt voor een bepaalde functie, altijd activerend
ingezonden brief à persoonlijk getint artikel dat is opgenomen in een krant of tijdschrift, informerend maar ook betogend of activerend
Structuurschema zakelijke brief:
Inleiding
Aanleiding tot schrijven, uiteenzetten waarom je schrijft
Middenstuk
Uitwerking
Slot
Afronding (wens, verzoek, dank)
3.12 recensies
recensie à teksten waarin films, boeken etc. worden besproken. De schrijver wil zijn oordeel geven met onderbouwde argumenten à persuasief: probeert de lezer met zijn oordeel in positieve of negatieve zin te beïnvloeden.
Een recensie bevat zakelijke gegevens, gegevens over de inhoud en het oordeel van de recensent.
Literaire argumenten:
1. Structurele argumenten – over de opbouw
2. Vernieuwingsargumenten – over de oorspronkelijkheid
3. Realistische argumenten – over het werkelijkheidsgehalte
4. Intentionele argumenten – over de intentie (bedoeling) van de schrijver
5. Emotionele argumenten – over het effect op de emoties en gevoelens van de lezer
6. Morele argumenten – over de normen en waarden van de samenleving
7. Stilistische argumenten – over de stijl
3.13 samenvattend schema:
Tekstdoel
Uitgangspunt
Tekstsoort
Voorbeelden
Informeren
Feiten, objectief
Informerende teksten
Verslag, nieuwsbericht
Uiteenzetten
Feiten, objectief
Uiteenzettingen
Teksten in schoolboeken
Overtuigen
Mening, subjectief
Betogen
Recensie, ingezonden brief
Beschouwen
Mening, subjectief
Beschouwingen
Recensie, ingezonden brief
Activeren
Mening, subjectief
Activerende teksten
Advertentie, pamflet, sollicitatiebrief
Hoofdstuk 4 – tekstopbouw
4.1 alinea en kernzin:
kernzin à belangrijkste zin van de alinea, hoofdmededeling. Vaak is dit de laatste of eerste zin van een alinea, soms wordt de kernzin door een inleidende zin voorafgegaan.
4.2 onderwerp en hoofdgedachte van een tekst:
Om de hoofdgedachte van een tekst te kunnen formuleren, kijk je goed naar de titel, de inleiding, het slot en de kernzinnen. Hoofdgedachte en onderwerp lijken veel op elkaar, maar zijn niet hetzelfde. De hoofdgedachte is een uitspraak van de schrijver over het onderwerp.
De hoofdgedachte noteer je altijd in één niet te lange zin.
4.3 hoofdstructuur: 1. Inleiding 2. Middenstuk (kern) 3. Slot
Een inleiding kan 5 functies hebben:
1. De belangstelling van de lezer wekken
2. Het onderwerp introduceren en/of de hoofdgedachte naar voren brengen
3. Aankondigen hoe de tekst is opgebouwd
4. De aanleiding voor het schrijven van de tekst noemen
5. De lezer welwillend stemmen
Hoe maak je een pakkende inleiding?
1. Begin met een of meer directe vragen
2. Begin met een uitspraak in de vorm van een stelling, gevolgd door een vraag. (=hoofdonderwerp)
3. Begin met een retorische vraag: een vraag waarop je geen antwoord verwacht
4. Begin met een verrassende, uitdagende of sarcastische openingszin, gebruik daar voor stijlmiddelen zoals overdrijving, ironie en sarcasme
5. Begin met een korte anekdote
6. Stel het probleem meteen aan de orde
7. Noem de aanleiding tot het schrijven van je tekst
In de kern wordt het onderwerp echt behandeld, de hoofdgedachte wordt hierin uitgewerkt in een aantal deelonderwerpen.
Het slot heeft als doel om de tekst af te ronden. 3 manieren:
1. Korte samenvatting (vooral informatieve teksten)
2. Conclusie (vooral betogen en activerende teksten)
3. Aanbeveling
4.4 samenvattend schema
Functies
Inleiding
Belangstelling wekken, onderwerp introduceren/hoofdgedachte formuleren, opbouw aankondigen, aanleiding noemen, welwillend stemmen
Kern
Hoofdgedachte uitwerken in deelonderwerpen
- per deelonderwerp een alinea
- per alinea een kernzin
Slot
Samenvatting, conclusie, aanbeveling
Hoofdstuk 5 – tekststructuren
5.1 alineaverbanden, 4 manieren:
1. Herhaling van woorden of woordgroepen: aan het begin van de alinea worden woorden of woordgroepen uit de vorige alinea herhaald (=overlappers)
2. Overgangszinnen: samenvattende zinnen aan het begin of eind van een alinea. Ze bevatten meestal een verwijzend woord als deze, die, dit, dergelijke, zulke etc.
3. Aankondigende zinnen: zinnen die aangeven wat de lezer allemaal nog kan gaan verwachten. (meestal in de inleiding, maar ook in de kern)
4. Signaalwoorden: woorden of woordgroepen die woorden, zinsgedeelten, zinnen of alinea’s verbinden. Ze geven niet alleen aan dat er een verband is, uit het gebruikte signaalwoord kun je ook opmaken om welk verband het gaat.
5.2 soorten verbanden
tegenstellend verband : maar, echter, integendeel, enerzijds, anderzijds
opsommend verband : en, ook, verder, nog, daarnaast, niet alleen…maar ook, ten eerste
oorzakelijk verband: doordat, ten gevolge van, daardoor, zodat, waardoor
redengevend verband: daarom, immers, omdat, want
uitleggend verband: dat wil zeggen, zo, met andere woorden, bijvoorbeeld
concluderend/samenvattend verband: dus, kortom, concluderend, samenvattend
voorwaardelijk verband: op voorwaarde dat, als, mits, wanneer, indien, tenzij
vergelijkend verband: net als, vergeleken met, zoals, hetzelfde, eenzelfde geval
andere verbanden: 1. Toelichtend verband: ter toelichting kan dienen
2. Argumenterend verband: daarvoor worden de volgende argumenten genoemd
3. Verklarend verband: een verklaring daarvoor is
5.4 structuurmodellen: Teksten hebben structuren om de tekst een logische samenhang te geven. Vaak wordt door een aankondigende zin de structuur duidelijk gemaakt.
5.5 samenvattend schema structuurmodellen
Structuur
Hoofdvraag
Middenstuk
Tekstvormen
Voordelen-en-nadelenstructuur
Wat zijn de voor- en nadelen?
Voor- en nadelen algemeen en eigen standpunt
Uiteenzetting/beschouwing of betoog
Vroeger-en-nustructuur
Wat is er veranderd?
Alleen veranderingen en eigen standpunt
Beschouwing/uiteenzetting of betoog
Vroeger-nu-toekomststructuur
Wat is er veranderd en wat gaat er nog veranderen?
Alleen veranderingen en eigen standpunt
Beschouwing/uiteenzetting of betoog
Probleem-en-oplossingstructuur
Op welke manieren kan het probleem worden opgelost?
Alleen oplossingen en de eigen keuze
Uiteenzetting/beschouwing of betoog
Verschijnsel-en-verklaringstructuur
Welke verklaringen zijn er voor dit verschijnsel te geven?
Alleen verklaringen en oplossingen of andere keuze
Uiteenzetting/beschouwing of betoog
Bewering-en-argumentstructuur
Waarom is… waar?
Argumenten
Betoog
Verschijnsel-en-besprekingstructuur
Welke aspecten kent dit verschijnsel?
Bespreking van de verschillende aspecten
Uiteenzetting of beschouwing
5.7 functies van tekstgedeelten: een tekstgedeelte kan verschillende functies hebben, zoals een voorbeeld geven, een aanleiding geven, een conclusie, een definitie, een hypothese, een inleiding, een opsomming, een stelling, een samenvatting, een toelichting, een verklaring etc.
Hoofdstuk 6 – argumenteren
6.1 basisbegrippen: standpunten, stellingen, beweringen en opvattingen zijn termen waarmee een mening kan worden aangeduid. Argumenten gebruik je om een mening te onderbouwen of aannemelijk te maken. Een redenering is de mening of stelling en de onderbouwing aan de hand van de argumenten tezamen.
6.2 objectieve en subjectieve argumenten
Argumenten zijn in te delen in 2 hoofdgroepen:
1. Objectieve argumenten à argumenten op basis van feiten (=controleerbaar) Een objectief argument noemen we meestal een bewijs.
2. Subjectieve argumenten à argumenten op basis van geloof of intuïtie.
6.3 soorten argumenten
1. Voorbeelden
2. Feiten
3. Empirisch argument à een voorval dat je zelf hebt beleefd, een ervaringsfeit
4. Gezagsargument à op basis van autoriteit, iemand van wie iedereen aanneemt dat hij veel verstand van de desbetreffende zaak heeft.
5. Vergelijking
6. Moreel argument à het argument wordt ontleend aan een persoonlijke overtuiging, idealen, religie of een andere levensbeschouwing.
7. Emotioneel argument à persoonlijke argumenten op basis van intuïtie.
morele argumenten en emotionele argumenten zijn altijd subjectief.
6.4 zuiver redeneren
zuiver redeneren is gebaseerd op de principes van de logica: er wordt een algemene bewering (mening) gedaan, dan volgt er een concreet voorbeeld in de vorm van een waarneming en tot slot is er de conclusie. à dus: 1. Bewering/stelling 2. Waarneming 3. Conclusie
Stelling, waarneming en conclusie moeten wel juist zijn, anders krijg je te maken met redeneerfouten.
6.5 opbouw van redeneringen – er zijn 2 hoofdtypen voor de opbouw van een redenering:
1. ‘want’-type: tussen de delen van de redenering kun je het signaalwoord ‘want’ plaatsen. Tussen de stelling en de argumenten past een signaalwoord dat een redengevend of oorzakelijk verband aangeeft.
2. ‘dus’-type: tussen de delen van de redenering kun je het signaalwoord ‘dus’ plaatsen. Tussen de argumenten en het slot bestaat een concluderend verband.
enkelvoudige argumentatie à 1 argument
meervoudige argumentatie à meerdere argumenten
nevengeschikte argumenten à de gebruikte argumenten zijn gelijkwaardig
ondergeschikte argumenten à het ene argument is een ondersteuning bij een ander argument
nevengeschikte argumenten zijn hoofdargumenten, ondergeschikte argumenten zijn subargumenten
Je spreekt van een reden als de mens zelf een keus heeft gemaakt, je spreekt van een oorzaak als de mens er zelf niets aan kan doen.
6.6 beoordelen van argumenten
Bij het beoordelen van een redenering moet je eerst kijken of de redenering zuiver is en of de redenering volledig is: zijn alle argumenten genoemd, zijn er tegenargumenten mogelijk die niet zijn weerlegd? Zwakke argumenten à inhoudelijk niet sterke argumenten. Drogreden à foute redenering en gebruik van een fout argument:
- Hetop-de-man-spelen/persoonlijke aanval à iemand richt zich tot de ander met persoonlijke kritiek.
- Het meelopersmotief à met een beroep op een algemene mening of een algemeen verschijnsel probeert iemand toch zijn zin door te drijven.
- De generalisering à vanuit 1 voorbeeld of 1 gebeurtenis wordt een (overhaaste) conclusie getrokken die voor alles geldt.
- Het dreigement à iemand gebruikt zijn ‘macht’ om zijn zin door te drijven.
- De ontduiking van de bewijslast à iemand probeert de zaak te overbluffen.
- De cirkelredenering à iemand draait in een cirkel rond: het argument dat hij gebruikt, is al onderdeel van de stelling/bewering.
- Vertekenen van het standpunt à de tegenstander neemt een deel van de bewering van de ander of overdrijft een bewering van een ander.
- Onjuiste oorzaakgevolg-relatie à de gevolgen sluiten niet goed aan bij de oorzaak
- Beroep op verkeerde autoriteit à niet iedereen is goede autoriteit.
- Valse vergelijking à de zaken die vergeleken worden zijn niet altijd gelijkwaardig.
6.7 bijzonder taalgebruik en stijlmiddelen bij argumenteren
Met bijzonder taalgebruik en stijlmiddelen kun je op een meer persoonlijke (subjectieve) manier je argumentatie kracht bijzetten. Met behulp van bijzonder taalgebruik kun je je argumenten sterker maken, proberen de argumenten van de tegenstander belachelijk te maken en iets heel origineel formuleren, in de hoop dat de boodschap dan beter onthouden wordt.
je kunt woorden gebruiken die een positieve of negatieve gevoelswaarde hebben. Beeldspraak à je maakt gebruik van beelden die een treffende overeenkomst hebben met iets of iemand. 4 soorten:
1. Vergelijking 2. Metafoor 3. Personificatie 4. Metonymia
Tautologie
2x hetzelfde zeggen met andere woorden (zelfde woordsoort) elk gerucht of geluid
Pleonasme
Een BN herhaalt een eigenschap die al in het ZN is ingesloten. Witte sneeuw
Antithese
Tegenstelling. Meer smaak, minder nodig
Paradox
Schijnbare tegenstrijdigheid. Je beste vrienden kunnen je ergste vijanden zijn
Hyperbool
Overdrijving. Bij elke voetbalwedstrijd wordt voor miljoenen aan schade aangericht
Understatement
De bewering wordt afgezwakt. Van Basten kon wel een aardig balletje trappen
Eufemisme
Minder aangename dingen worden netter gezegd. Hij heeft afscheid genomen van het aardse bestaan
Woordspeling
Taalgrapje. De roker is tegenwoordig steeds vaker de sigaar
Spelen met klanken
En zo komt Jan Splinter door de winter
Retorische vraag
Bewering, geformuleerd als vraag. Het is toch gezellig?
Jargon
Vaktaal. Uit jurisprudentie blijkt dat hier het subsidiariteitsbeginsel geldt
Ironie
Milde vorm van spot. Die jas is zeker speciaal voor jou ontworpen!
Hoofdstuk 7 – beoordelen en samenvatten
7.1 beoordelen van informatie – houd bij het beoordelen van informatie rekening met:
- is de informatie van belang? Past het bij mijn onderzoeksvraag? Let op de volgende punten à onderwerp, de vraagstelling, de inleiding, de hoofdgedachte (en kernzinnen) , het beoogde publiek en de samenvatting/conclusie.
- is de informatie betrouwbaar? Let op de volgende punten à 1. Wat is het tekstdoel? Bij informatieve teksten let je erop of er voldoende juiste feiten zijn, bij persuasieve teksten let je op de gebruikte argumenten, de redenering moet ook zuiver zijn. 2. Is de schrijver objectief? 3. Wat is de bron? Hoe is de presentatie? Een helder geformuleerd onderwerp maakt meer indruk dan een rommelig en onduidelijk stuk. 5. Hoe is de argumentatie? Feiten zijn betrouwbaarder dan emotionele argumenten, objectieve redenen zijn betrouwbaarder dan subjectieve redenen.
7.2 samenvatten
uittreksel à een beknopt overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen in een boek of verhaal.
samenvatting à van een boek of artikel alleen de elementen die van belang zijn voor jouw onderzoeksvraag.
representatieve samenvatting à nieuwe (korte) tekst die de oorspronkelijke tekst kan vervangen. Volledigheid, nauwkeurigheid en een goede bronvermelding zijn hierbij belangrijk.
geleide samenvatting à korte samenvatting waarbij is aangegeven welke elementen duidelijk naar voren moeten komen.
Een samenvatting moet aan de volgende eisen voldoen:
- alleen hoofdzaken bevatten: de belangrijkste gegevens en argumenten. (= informatie-elementen)
- de strekking van de tekst (=bedoeling) moet juist weergegeven zijn
- het moet in goed Nederlands geschreven zijn en prettig leesbaar zijn (geen telegramstijl)
-de omvang van de samenvatting is hoogstens 20% van de originele tekst
- hij moet representatief zijn: hij moet de oorspronkelijke tekst vervangen zonder dat de lezer iets belangrijks mist
Er zijn 5 voorwaarden voor het maken van een goede samenvatting:
1. Je begrijpt de inhoud van de tekst helemaal
2. Je herkent de tekstsoort
3. Je kent de strekking van de tekst
4. Je weet hoe de tekst is opgebouwd
5. Je kunt de tekst heel beknopt in je eigen woorden weergeven
Bij het schrijven van een samenvatting moet je je aan de volgende aanwijzingen houden:
- Kop: samenvatting van …. door …. (titel en schrijver originele tekst)
- schrijf je samenvatting in een directe, zakelijke stijl. Let hierbij ook op hoe de schrijver formuleert en of hij zijn eigen persoon gebruikt of niet.
- in een samenvatting laat je altijd weg: de details, de meeste voorbeelden, anekdotes om de aandacht vast te houden, uitweidingen die niet zoveel met het onderwerp te maken hebben en herhalingen.
Om de structuur van een tekst te doorzien, moet je:
- de hoofdstructuur vaststellen (inleiding, kern, slot)
- de structuur van de kern herkennen
- de verbanden herkennen
- de functies van tekstgedeelten herkennen
Hoe maak je een structuurschema?
1. Je stelt eerst per alinea vast wat het onderwerp en wat de kernzin is.
2. Je probeert van 2 of meer alinea’s gezamenlijk het onderwerp vast te stellen.
3. Je probeert vast te stellen wat de functie van elk deel in de hele tekst is.
Bij het samenvatten van een informatieve tekst let je er vooral op dat alle belangrijke informatie wordt opgenomen, bij een persuasieve tekst let je vooral op de argumenten.
Een goede werkwijze voor een samenvatting van een informatieve tekst:
1. Stel het onderwerp van de tekst vast.
2. Stel vast om wat voor soort tekst het gaat
3. Stel vast wat de hoofdmededeling is
4. Verdeel de tekst in een aantal delen door vast te stellen welke alinea’s bij elkaar horen, dus hetzelfde (deel)onderwerp hebben
5. Maak een structuurschema
6. Zoek per alinea de kernzin
7. Probeer verbindingswoorden tussen die kernzinnen te zetten (indien nodig)
8. Herschrijf de losse zinnen tot een vlot leesbaar geheel
Bij een persuasieve tekst moeten alle argumenten worden opgenomen. Een structuurschema kan ook hierbij handig zijn.
hoofdstuk 8 – presentatie, discussie, vergadering en debat
8.2 discussie à een doelgericht gesprek, dat aan bepaalde regels is gebonden. doel: samen tot een gemeenschappelijk standpunt komen, een oplossing bedenken of een actieplan ontwerpen. Twee hoofdtypen:
1. Meningvormend à je geeft , verheldert en stelt je eigen mening bij op basis van eigen nieuwe gedachten en meningen van anderen.
2. Probleemoplossend à een discussie die leidt tot een oplossing, een concreet besluit of een actieplan.
aandachtspunten voor een goed discussieonderwerp:
- het moet open zijn: er is dus nog geen kant-en-klare oplossing
- het moet controversieel zijn: de meningen moeten flink uiteenlopen
- het moet actueel zijn en aansluiten bij de interesses van de deelnemers.
- er moet genoeg informatie over te vinden zijn
forumdiscussie à enkele leerlingen praten onder leiding van een voorzitter over een bepaald onderwerp. 4 fasen:
fase 1: de voorzitter introduceert het onderwerp en het op te lossen probleem
fase 2: iedereen laat om de beurt zijn standpunt horen, hierop wordt nog niet gereageerd.
fase 3: de discussie begint. Iedere deelnemer onderbouwt zijn eigen mening met argumenten. Meningen worden verdedigd en aangevallen.
fase 4: de voorzitter bekijkt of er een gemeenschappelijk standpunt te formuleren is, of dat er een oplossing te bedenken is.
De voorzitter is verantwoordelijk voor een goed verloop van de discussie. Hij introduceert het onderwerp, zorgt ervoor dat iedereen zijn standpunt naar voren kan brengen, zorgt dat iedereen aan het woord komt en vat de resultaten correct samen en sluit af.
aantal aandachtspunten voor een goede discussie:
- bereid je goed voor
- houd je aan de 4 fasen
- houd je aan het onderwerp en de probleemstelling
- luister geïnteresseerd naar anderen en laat hen uitpraten
- speel in op wat anderen zeggen
- vermijd drogredenen
- val niet in herhaling
8.3 vergaderen en notuleren
notulen à schriftelijk verslag van wat behandeld is in een vergadering. De agenda vermeldt de punten die aan de orde zullen komen tijdens de vergadering.
De notulen moeten bevatten: datum en plaats van de vergadering, naam van de notulist, de aanwezigen, de besproken punten, de standpunten van de aanwezigen met de voornaamste argumenten, de conclusies of genomen beslissingen, de afspraken over te ondernemen actiepunten en wie ze uitvoert en de datum en plaats van de volgende vergadering.
8.4 het debat
in een debat tussen twee personen (of 2 teams) staan de standpunten van tevoren vast. Dat is niet het geval bij een discussie. Je probeert in een debat je eigen standpunt zo goed mogelijk te verdedigen en de argumenten van de tegenstander te weerleggen. Het uitgangspunt van een debat is een stelling in de basisvorm: beleid x moet worden vervangen door beleid y. Een goede debatstelling is open, controversieel en actueel. Er zijn 4 standaard debatvragen:
1. Bestaan er bij het huidige beleid wel problemen?
2. Worden die problemen inderdaad veroorzaakt door het huidige beleid?
3. Worden die problemen door het nieuwe beleid opgelost?
4. Zijn de voordelen van het in te voeren beleid groter dan de nadelen ervan?
de debatleider geeft het onderwerp en de deelnemers. Een debat kan 6 ronden hebben:
ronde 1 en 2 à opzetbeurt van de voorstanders en van de tegenstanders
ronde 3 en 4 à verweerbeurt van de voorstanders en van de tegenstanders
ronde 5 en 6 à slotbeurt van de tegenstanders en van de voorstanders
Enkele aandachtspunten: houd je aan de 4 debatvragen, houd je aan de voorgeschreven tijd, luister goed naar de tegenpartij, ga in op de argumenten van de tegenstanders, probeer je tegenstanders te overbluffen/intimideren, vermijd drogredenen.
Vragen over de theorie
- Noem drie aspecten waarop een schrijver zijn tekst kan aanpassen aan zijn beoogd publiek
inhoud, opbouw, dosering van informatie
- Meningen passen prima in een informatieve tekst. Leg uit
in een informatieve tekst kan de schrijver heel goed een aantal meningen, van zichzelf of van anderen, meedelen. Voorwaarde is dat de schrijver objectief blijft en geen enkele mening aan de lezer opdringt.
- Noem 5 aspecten waarop je moet letten om vast te stellen of een tekst betrouwbaar is
tekstdoel, schrijver, bron, presentatie, argumentatie
- Wat is het belangrijkste verschil tussen een leenwoord en een barbarisme?
een leenwoord is een vreemd woord dat is overgenomen uit een andere taal. Bij een barbarisme is een woord of uitdrukking letterlijk uit een andere taal in het Nederlands vertaald.
- Wat is het belangrijkste verschil tussen een informatieve en een persuasieve tekst?
in een informatieve tekst wil de schrijver alleen feiten overbrengen; in een persuasieve tekst wil de schrijver de lezer van een mening overtuigen of een aantal meningen laten overdenken
- Waarom zijn in een persuasieve tekst altijd argumenten nodig?
om een mening over te laten komen op de lezer moet deze wel geloofwaardig zijn, dus moet de mening gesteund worden door argumenten.
- Welke tekststructuur past het beste bij een uiteenzetting?
verschijnselen-verklaringstructuur of vroeger-en-nustructuur
- Wat is een structuurschema?
in een structuurschema wordt van elk deel van de tekst de functie en de hoofdgedachte opgenomen. Ook de verbanden tussen de delen worden in dit schema gezet.
- Bij welke 2 tekstsoorten tref je vaak een concluderend slot aan?
bij betogende en activerende teksten
- Bij welke 2 gevallen gebruik je altijd het betrekkelijk voornaamwoord wat?
als er verwezen wordt naar een hele zin en na een overtreffende trap
- Wat zijn de belangrijkste opbouwprincipes van een alinea?
een alinea bestaat uit een kernzin en de uitwerking daarvan
- Welke soorten argumenten zijn subjectief?
morele en emotionele argumenten
- Welke 2 tekstdoelen kun je onderscheiden bij een recensie?
overtuigen en activeren
- Welke 6 zakelijke gegevens van een boek bevat een recensie?
auteur, titel, uitgeverij, jaar van uitgave, aantal pagina’s, ISBnummer
- Waarom past een conclusie wel bij een betoog, maar niet bij een uiteenzetting?
in een betoog verdedigt de schrijver een standpunt. Nadat alle argumenten zijn opgesomd, volgt er dus een conclusie. In een uiteenzetting legt de schrijver uit hoe iets werkt, daarbij past wel een samenvatting, maar geen conclusie.
- Geef een belangrijk verschil tussen een stelling en een probleemstelling
een stelling geeft een mening weer, en die stelling wordt vervolgens met argumenten verdedigd. Een probleemstelling geeft een omschrijving van het probleem, waarvoor vervolgens oplossingen worden gegeven.
- Welke tekststructuur komt bijna nooit voor bij een betoog?
de verschijnselen-besprekingstructuur
- Wat is het verschil tussen een reden en een oorzaak?
een reden geeft aan waarom iets gebeurt, je denkt hierbij aan wat de mens wil. Een oorzaak ligt vaak buiten de wil van de mens
- Op welke 3 manieren kan een deelnemer aan een discussie inspelen op wat anderen zeggen?
vragen om verduidelijking, een aanvulling te geven, iemand die afdwaalt corrigeren
- Wat is het belangrijkste verschil tussen een betoog en een beschouwing?
in een betoog probeert de schrijver de lezer van de juistheid van een mening te overtuigen
- Wat is het verschil tussen een tegenwerping en een weerlegging?
een tegenwerping geeft een mening of feiten die tegenover de mening of feiten van de ander staan. In een weerlegging gaat de schrijver tegen de mening van de ander is en hij probeert te bewijzen dat de mening van de ander niet klopt.
- Wat is het verschil tussen redeneerfouten en manipulatie?
een redeneerfout hoeft niet opzettelijk gemaakt te worden, er is alleen sprake van overtreding van de regels van de logica. Bij manipulatie worden opzettelijk technieken gebruikt om de lezer tot bepaalde conclusies te brengen. Door bijzonder taalgebruik of bepaalde stijlmiddelen kan er onopvallend worden gemanipuleerd
- Waarom kom je een anekdotische inleiding vaak tegen in publieksbladen?
een anekdotische inleiding leest gemakkelijk en boeit de lezer
- Wat is het belangrijkste verschil tussen een debat en een discussie?
Bij een debat staan de standpunten van tevoren vast, bij een discussie niet
- Wanneer zijn delen van zinnen gelijkwaardig?
Wanneer ze dezelfde functie en betekenis hebben
- Welke tekstverbanden kom je veel tegen bij een verschijnselen-verklaringstructuur?
meestal de uiteenzetting, een beschouwing is ook mogelijk
- Noem 2 kenmerken van een overgangszin
het is een samenvattende zin en de zin bevat een verwijzend woord
- Waarom moeten in een structuurschema voor een samenvatting van een tekst de functie van de alinea’s worden opgenomen?
de oorspronkelijke opbouw van de tekst moet duidelijk naar voren komen in een samenvatting
- Welke verbanden kom je veel tegen bij de verschijnselen-verklaringstructuur?
oorzakelijke en redegevende verbanden
- Wat zijn subargumenten?
argumenten die een hoofdargument ondersteunen
- Op welke aspecten let je om een redenering te beoordelen op volledigheid?
zijn alle argumenten genoemd? Zijn er tegenargumenten mogelijk die niet zijn weerlegd?
Vragen over de theorie
- Noem drie aspecten waarop een schrijver zijn tekst kan aanpassen aan zijn beoogd publiek
inhoud, opbouw, dosering van informatie
- Meningen passen prima in een informatieve tekst. Leg uit
in een informatieve tekst kan de schrijver heel goed een aantal meningen, van zichzelf of van anderen, meedelen. Voorwaarde is dat de schrijver objectief blijft en geen enkele mening aan de lezer opdringt.
- Noem 5 aspecten waarop je moet letten om vast te stellen of een tekst betrouwbaar is
tekstdoel, schrijver, bron, presentatie, argumentatie
- Wat is het belangrijkste verschil tussen een leenwoord en een barbarisme?
een leenwoord is een vreemd woord dat is overgenomen uit een andere taal. Bij een barbarisme is een woord of uitdrukking letterlijk uit een andere taal in het Nederlands vertaald.
- Wat is het belangrijkste verschil tussen een informatieve en een persuasieve tekst?
in een informatieve tekst wil de schrijver alleen feiten overbrengen; in een persuasieve tekst wil de schrijver de lezer van een mening overtuigen of een aantal meningen laten overdenken
- Waarom zijn in een persuasieve tekst altijd argumenten nodig?
om een mening over te laten komen op de lezer moet deze wel geloofwaardig zijn, dus moet de mening gesteund worden door argumenten.
- Welke tekststructuur past het beste bij een uiteenzetting?
verschijnselen-verklaringstructuur of vroeger-en-nustructuur
- Wat is een structuurschema?
in een structuurschema wordt van elk deel van de tekst de functie en de hoofdgedachte opgenomen. Ook de verbanden tussen de delen worden in dit schema gezet.
- Bij welke 2 tekstsoorten tref je vaak een concluderend slot aan?
bij betogende en activerende teksten
- Bij welke 2 gevallen gebruik je altijd het betrekkelijk voornaamwoord wat?
als er verwezen wordt naar een hele zin en na een overtreffende trap
- Wat zijn de belangrijkste opbouwprincipes van een alinea?
een alinea bestaat uit een kernzin en de uitwerking daarvan
- Welke soorten argumenten zijn subjectief?
morele en emotionele argumenten
- Welke 2 tekstdoelen kun je onderscheiden bij een recensie?
overtuigen en activeren
- Welke 6 zakelijke gegevens van een boek bevat een recensie?
auteur, titel, uitgeverij, jaar van uitgave, aantal pagina’s, ISBnummer
- Waarom past een conclusie wel bij een betoog, maar niet bij een uiteenzetting?
in een betoog verdedigt de schrijver een standpunt. Nadat alle argumenten zijn opgesomd, volgt er dus een conclusie. In een uiteenzetting legt de schrijver uit hoe iets werkt, daarbij past wel een samenvatting, maar geen conclusie.
- Geef een belangrijk verschil tussen een stelling en een probleemstelling
een stelling geeft een mening weer, en die stelling wordt vervolgens met argumenten verdedigd. Een probleemstelling geeft een omschrijving van het probleem, waarvoor vervolgens oplossingen worden gegeven.
- Welke tekststructuur komt bijna nooit voor bij een betoog?
de verschijnselen-besprekingstructuur
- Wat is het verschil tussen een reden en een oorzaak?
een reden geeft aan waarom iets gebeurt, je denkt hierbij aan wat de mens wil. Een oorzaak ligt vaak buiten de wil van de mens
- Op welke 3 manieren kan een deelnemer aan een discussie inspelen op wat anderen zeggen?
vragen om verduidelijking, een aanvulling te geven, iemand die afdwaalt corrigeren
- Wat is het belangrijkste verschil tussen een betoog en een beschouwing?
in een betoog probeert de schrijver de lezer van de juistheid van een mening te overtuigen
- Wat is het verschil tussen een tegenwerping en een weerlegging?
een tegenwerping geeft een mening of feiten die tegenover de mening of feiten van de ander staan. In een weerlegging gaat de schrijver tegen de mening van de ander is en hij probeert te bewijzen dat de mening van de ander niet klopt.
- Wat is het verschil tussen redeneerfouten en manipulatie?
een redeneerfout hoeft niet opzettelijk gemaakt te worden, er is alleen sprake van overtreding van de regels van de logica. Bij manipulatie worden opzettelijk technieken gebruikt om de lezer tot bepaalde conclusies te brengen. Door bijzonder taalgebruik of bepaalde stijlmiddelen kan er onopvallend worden gemanipuleerd
- Waarom kom je een anekdotische inleiding vaak tegen in publieksbladen?
een anekdotische inleiding leest gemakkelijk en boeit de lezer
- Wat is het belangrijkste verschil tussen een debat en een discussie?
Bij een debat staan de standpunten van tevoren vast, bij een discussie niet
- Wanneer zijn delen van zinnen gelijkwaardig?
Wanneer ze dezelfde functie en betekenis hebben
- Welke tekstverbanden kom je veel tegen bij een verschijnselen-verklaringstructuur?
meestal de uiteenzetting, een beschouwing is ook mogelijk
- Noem 2 kenmerken van een overgangszin
het is een samenvattende zin en de zin bevat een verwijzend woord
- Waarom moeten in een structuurschema voor een samenvatting van een tekst de functie van de alinea’s worden opgenomen?
de oorspronkelijke opbouw van de tekst moet duidelijk naar voren komen in een samenvatting
- Welke verbanden kom je veel tegen bij de verschijnselen-verklaringstructuur?
oorzakelijke en redegevende verbanden
- Wat zijn subargumenten?
argumenten die een hoofdargument ondersteunen
- Op welke aspecten let je om een redenering te beoordelen op volledigheid?
zijn alle argumenten genoemd? Zijn er tegenargumenten mogelijk die niet zijn weerlegd?
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden