Informatieboek A2, A3, C2

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1257 woorden
  • 23 december 2003
  • 33 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
33 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
len van de zender (schrijver): - Het informative doel - Het persuasive doel - Het expressieve doel - Het diverterende doel het informatieve doel informeren Wanneer de zender zich bepekt tot een zakelijk opsomming van feiten spreken we van informeren. Hij geeft geen eigen beoordeling. Voorbeelden zijn: Een nieuwsbericht, een omroepbericht, een zakelijk brier, een log boek, de notulen van een vergadering, een CV als bijlage van een sollicitatie brief, een zakelijk brief en een kort biografie. Uiteenzetten Wanneer de zender aan de gegevens uitleg toevoegt, spreken we van uiteenzetten. Deze kan betrekking hbben op de samenhang tussen de gegevens. Zij kan ook een verklaring of toelichting inhouden.
Voorbeelden zijn: Een handeleiding, of gebruiksaanwijzing, een instructie, een verhandeling, een referaat, een historisch overzicht. Uiteenzettende teksten zijn langer dan informerende teksten. Je hebt ook een combinatie van informeren en uiteen zetten. Uitgebreide nieuwsbericht bijvoorbeeld. Het persuasive doel. Beschouwen We spreken van beschouwen wanneer de zender de ontvanger aan het denken wil zetten, door verschijnselen te verklaren, situaties te analyseren en of ontwikkelingen te interpreteren. Daarbij kan hij zijn eigen mening naast die van andere zetten. Voorbeelden zijn: Een beschouweing, een achtergrond artikel, een ingezonden brief, een commentaar. Betogen Wanneer de zender wil dat zijn mening over een gebeurtenis of situatie ontvouwt, spreken we van betogen. De zender doet een beroep op het verstand van de ontvanger. Het is de bedoeling dat de ontvanger de mening van de zender overneemt. Daarom heeft de zender ook argumenten, en gaat hij vaak ook in op tegenargumenten. Voorbeelden zijn: Een betoog, een ingezonden brief, een commentaar, een column. Activeren Bij activeren doet een zender niet alleen beroep op het verstand van de ontvanger, maar ook op zijn gevoel. De bedoeling is de ontvanger te bewegen iets te gaan doen. De zender wil de ontvangeren motiveren in actie te komen. Kenmerkend is de oproep aan de ontvanger. Die is soms heel duidelijk aanwezig en soms wat meer verborgen.
Voorbeelden zijn: Een pamflet, een open brief, een reclametekst, een bezwaarschrift, een recensie, een redevoering met oproep tot actie. Het expressieve doel De zender wil de ontvanger deelgenoot maken van zijn gevoel, bijvoorbeeld verbazing, ontroering, ergernis of boosheid Voorbeelden zijn: Een column, een ingezonden brief, een gedicht, een liedtekst, een cabarettekst. Het diverterende doel De zender wil de ontvanger vermaken. Het gaat niet zozeer om de feitelijk gegeven informatie, maar om de amusementswaarde ervan. Voorbeelden zijn: Een sprookjem een liefdesverhaal, een detective, een avonturenverhaal, een mop, een liedtekst, een reisverhaal. Diverterende en expressief ligt vaak dicht bij elkaar. Expressief probeert het aardig te verpakken in diverterend. Het diverterende doel steunt dan het andere, eigenlijke doel. Vaak is het diverterende stuk aan het begin geplaats om de aandacht te trekken. Tekstsoorten - de uiteenzetting - de beschouwing - het betoog
de uiteenzetting behoort tot de teksten met een informatief doel. De zender verstrekt de ontvanger gegevens en voegt daar uitleg aan toe. Vaak vantevoren bronnen geraadpleegd zodat hij er veel vanaf weet. Belangrijk goede inschatting te maken van wat de lezer weet. Voorbeelden: die uitleg kan samenhang tussen gegevens verklaring of toelichting inhoud. Studieboeken, naslagwerken en vakbladen, op cursussen en opleidingen en in instruvtieve radio- en televisieprogramma’s De beschouwing Een beschouwing hoort tot de teksten met een persuasief doel. Hij wil de ontvanger aan het denken zetten. door verschijnselen te verklaren, situaties te analyseren en of ontwikkelingen te interpreteren. Daarbij kan hij zijn eigen mening naast die van andere zetten. Er bestaat voor het opzetten van een bescouweing geen vast patroon. Elementen als een probleemstelling in de inleiding en een afweging aan het slot zijn er wel vaak in te herkennen. Beschouwingen zijn van belang voor de maatschappelijk meningsvorming Voorbeelden (bijlagen in): Serieuze kranten, opinibladen, in algemeen-culturele tijdschriten en in documentaires en discussieprogramma’s op radio en tv. Het betoog Ook een betoog behoort tot de teksten met een persuasief doel. Het is gemaakt om te overtuigen. De zender wil zijn mening over een bepaalde gebeurtenis of situatie voorleggen. Hij wil bereiken dat de ontvanger zijn mening overneemt. Daartoe bouwt hij een redenering op waarin hij een standpunt verdedigt. Hij voert voor dat standpunt argumenten aan. Ook kan hij zich een voorstelling maken van de tegenargumenten die men zou kunnen inbrengen, om die vervolgens te weerleggen. Zo neemt hij tegenstanders wind uit de zeilen Een betoog ziet er zo uit: Schema: betoog 1 Schema betoog 2

Inleiding met stelling (bewering mening uitspraak) Inleiding met probleemstelling (vraag, kwestie) Kern met argumenten en tegenargument met de weerlegging daar van Kern met aargumenten en tegenargumenten en de weerlegging daarvan
Slot met samenvatting Slot met conclusie(bewering, meningsuitspraak) die geheel of gedeelijk antwoord geef op de probleemstelling. Een bijzondere vorm van betoog is het pleidooi, ‘betoog van iemand die als verdediger van iets optreed of iets gedaan probeert te krijgen’. Al in de klassieke wetenschap van de welsprekend heid, de rectorica, wordt de volgende opbouw van het pleidooi beschreven. Schema: pleidooi
Exordium Inleiding waarin de luisteraar gunstig wordt gestemd. Narratio Vertelling wat er aan de hand is (geweest) Argumentio Argumenten om de luisteraar voor het standpunt van de spreker te winnen. Refutatio Weerlegging van de tegenargumenten
Peroratio Afronding waarin de luisteraar de hoofdzaken nog eens krijg voorgehouden. C2
Leesstrategiën:
- globaal lezen - intensief lezen - kritisch lezen globaal lezen bij globaal lezen neem in je in grote lijnen kennis van de inhoud van tekst. Dit doe je in vijf stappen
1. kijk naar de auteur van de tekst en naar de bron. 2. Probeer vast te stellen met welke aanleiding, bij welke gelegenheid of in welke situatie de tekst is gemaakt. 3. kijk naar de titel, de eventuele ondertitel en naar mogelijke tussenkoppen. 4. lees de inleiding. Hier staat meestal al gelijk het tekstthema, tekstdoel, en tekstsoort. Ook staat hier vaak al de stelling/ probleemstelling
5. lees het slot. Hier komt de bevestiging van het tekstthema ook zal er een herhaling van de stelling door een samenvatting vaak zijn. Ook vaak zit er in het slot de conclusie of oplossing, als antwoord op de probleemstelling. Bij een goede tekstopbouw sluiten de gegevens uit de eerst alinea(S) en die uit laatste op elkaar aan. Is dat niet zo dan moet je de inleiding wat ruimer nemen de je eerst deed. Als er dan geen goede afstemming is, is de tekst niet zorgvuldig opgebouwd en heb je gegevens uit het middendeel of de kern nodig, om je eerste indrukken af te ronden.
Intensief lezen is een vervolg op globaal lezen: bij intensief lezen ga je nauwkeurig de geachtegang in de tekst na. Daarvoor zet je vier stappen
6. lees het midden gedeelte van de tekst volledig en ga na uit welke delen deze kern bestaaat. Zoon del zal soms slechts één alinea zijn, maar vaan meer. 7. ga na welke relaties of tekstverbanden er spelen tussen deze delen en inleiding en slot, tussen deze delen onderling en binnen deze delen. 8. onderzoek wat de belangrijkste mededelingen per alinea zijn. 9. ga na of uitkomsten van het globaal lezen worden bevestigd of misschien moeten worden bijgesteld. Kritisch lezen. Bij kritisch lezen beoordeel je de gedachtegang die je bij kritisch lezen eruit hebt gehaald. Je gaat na of het wel klopt wat er allemaal beweerd wordt. 10. ga, zover mogelijk, na of de gegevens in de tekst betrouwbaar enof controleerbaar zijn. Als dat zo is, kun je ze als feiten beschouwen. Feiten moeten duidelijk zijn onderscheiden van meningen. Onderzoek ook of er bronnen in de tekst worden vermeld. 11. beoordeeld of de beredenering in de tekst zuiver is. Het gaat hierbij om geldigheid en kracht van de argumenten, de onderbouwing van bijvoorbeeld stellingconclusie

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.