HS1 &3, literatuur geschiedenis en theorie, Dautzenberg

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 3957 woorden
  • 19 maart 2018
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
6 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Stap in jouw toekomst

Kom naar de Open Avond van Inholland op woensdagavond 29 maart van 17:00 - 20:00 uur. Proef de sfeer en ontdek onze opleidingen.

Meld je aan!

1 De Middeleeuwen

1 Historische achtergrond 500-1500

            Bestuur

5e eeuw na Christus: uiteen valling West-Romeinse Rijk.

Germaanse stam werd steeds machtiger: Franken.

Bestuur: feodale stelsel/ leenstelsel; niet een centraal geregeerde staat.

9e eeuw: rijk viel uiteen in twee delen:

  • Westelijke deel: ontwikkelde zich in de 13e eeuw tot het centraal geregeerde koninkrijk Frankrijk.
  • Oostelijke deel: bleef tot aan het einde van de 19e eeuw versnipperd in kleine vorstendommen, die samen het ‘Duitse Rijk’ vormden.

Huidige Nederland en België: bestonden in de Middeleeuwen uit diverse graafschappen en hertogdommen; de meeste hoorden tot het Duitse Rijk. Einde van de Middeleeuwen: de Nederlanden gingen door huwelijke en erfenissen steeds meer een eenheid vormen.

            Cultuur

Vroege Middeleeuwen (500-1000): Germanen bouwden op de restanten van het veel hoger ontwikkelde Romeinse Rijk een nieuwe beschaving op.

Bekering tot het christendom speelde hierbij een belangrijke rol; dankzij de kerk bleef veel van de Romeinse cultuur bewaard.

Onderwijs: priesters (waren de enigen die konden lezen en schrijven).

Vanwege de enorme invloed van het geloof wordt de middeleeuwse cultuur theocentrisch genoemd.

Standen:

  1. Eerste stand: priesters – geestelijke macht
  2. Tweede stand: adel – wereldlijke macht à Tweede hoofdkenmerk: ridderlijk.

Hoge Middeleeuwen (1000-1300): de eerste steden ontstonden.

  1. Derde stand: burgerij – hield zich bezig met handel en nijverheid

Late Middeleeuwen (1300-1500): deze burgerij werd steeds machtiger à Derde hoofdkenmerk: burgerlijke.

Centrum van economie en cultuur: naast Vlaanderen (Brugge en Gent) ook Brabant (Brussel, Antwerpen).

Grote massa van arbeiders en boeren behoorden tot geen enkele stand en stonden min of meer buiten de wereld van kunst, cultuur en onderwijs.

2 Beeldende kunst en muziek

            Beeldende kunsten

Dit wil je ook lezen:

Eerst hoofdkenmerk: theocentrisch. Kunst diende de mens te wijzen op het goddelijke en hem bewust te maken van de vergankelijkheid van het aardse leven.

Middeleeuwse kunst diende daarom niet alleen maar tot ontspanning, maar bevatte ook steeds een les.

De oudste kathedralen zijn gebouwd in de Romaanse stijl (950-1200).
Kenmerken: ronde bogen en massieve muren met kleine vensters en zware steunberen, vrij ‘sober’.

Gotische kathedralen (1150-1500): veel luchtiger gebouwd: hoge spitse bogen en gewelven, grote ramen en vaak buitenbogen, rijk gedecoreerd met beeldhouwwerken.

Schilderkunst: men onderscheidt een Romaanse en Gotische periode.

Romaanse schilderkunst: wandschilderingen (fresco’s) in kerken en miniaturen. Schilderijen op hout/doek: werden gemaakt met ‘tempera’-verven.

Tijd van de Gotiek, beroemde schilders:

  • In Italië: Duccio di Buoninsegna (ca. 1255-1318) en Giotto di Bondone (1267-1337)
  • In de Nederlanden: Jan van Eyck (ca. 1390-1441), Rogier van der Weyden (ca. 1400-1464) en Hiëronymus Bosch (1450-1516).

Tweede hoofdkenmerk van de middeleeuwse kunst en cultuur: ridderlijke.
Architectuur: bouw van talrijke kastelen; schilderkunst: uitbeelden van dappere (en vrome) ridders.

            Muziek

Nauw verbonden met de kerk en literatuur.

Officiële kenmerk: Gregoriaans; eenstemmige vocale muziek, zonder instrumentale begeleiding, voor koor of solist.

Muziek werd oorspronkelijk mondeling overgeleverd. 11e eeuw: men ging steeds meer de notenbalk gebruiken.

Vroege wereldlijke muziek: eveneens eenstemmig maar kende wel instrumentale begeleiding van de luit (soort gitaar), vedel (voorloper van de viool) of schalmei (soort fluit).

13e eeuw: men componeerde de eerste meerstemmige liederen.
14e eeuw: componisten/schrijvers gingen zich organiseren in gilden.

Belangrijkste middeleeuwse componist: Guillaume de Machaut (ca. 1300-1377).
Bekendste werk: vierstemmige Messe de Notre Dame.

3 Literatuur en taal

            Literatuur                                (West-Europese literatuurgeschiedenis: 1100–)

Tot het eind van de 11e eeuw schreef men in West-Europa alleen in het Latijn (taal van de geleerden; priesters).
Daarnaast bestond er een literatuur in de volkstalen; werd mondeling overgeleverd. Men begon die teksten vanaf het einde van de 11e eeuw ook op te schrijven.

12e/13e eeuw: ridderlijk en theocentrisch (genres: ridderroman, heiligenleven).

Einde 13e eeuw: steeds meer de didactische literatuur; gericht op adel/weetgierige burgerij in de steden.

Troubadours: schrijven/componisten. Hun teksten werden ten gehore gebracht door rondtrekkende jongleurs/minstrelen.

Uitvinding van de boekdrukkunst: ca. 1450 door Johannes Gutenberg.

Handschrift/codex werd door kloostermonniken op bestelling vervaardigd.

Wiegendrukken/incunabelen: boeken die gedrukt worden van ca. 1450 – 1500.

Oudste gedrukte boek ter wereld: ‘Gutenberg Bijbel’ (1455).

            Taal

Er was geen eenheidstaal maar elke schrijver schreef in zijn eigen dialect (Vlaams, Brabants, Hollands).

Diets: overkoepelende term voor de verschillende dialecten die men in de Nederlanden sprak.
Wetenschappelijke benaming: Middelnederlands.

Oudste Nederlandse tekst (1100):

            Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu wat unbidan we nu?

            “Hebben alle vogelen nesten begonnen behalve jij en ik, wat wachten wij nu?

4 Ridderroman

De populairste teksten in de middeleeuwse volkstalen waren berijmde verhalen die zich afspeelden in adellijke kringen.

Het genre ontstond in Noord-Frankrijk tegen het einde van de 11e eeuw en verspreidde zich van daaruit over de rest van Europa.

Bekendste voorbeelden uit de Nederlanden: Roelantslied (1200), bewerking van La chanson de Roland (1100) en het origineel Vlaamse/Brabantse Karel ende Elegast (1200).

Roelantslied & Karel ende Elegast verhaal à blz. 16.

Ridderromans als deze worden Frankische romans/Karelromans genoemd; spelen zich allemaal af in de kringen rond Karel de Grote. Ridderidealen zijn kracht en moed, onderwerpen hebben steeds iets te maken met oorlogen en feodale (on-)trouw.

Hoofse roman: ridder is een meer verfijnd, ‘hoffelijk’ figuur die zich niet uitsluitend met vechten bezighoudt.

Belangrijkste hoofse roman: De jeeste (geschiedenis) van Walewein en het schaakbord, geschreven door Penninc (ca. 1200). Verhaal à blz. 17.

5 Van den vos Reynaerde

Belangrijkste dichtwerk uit de Middelnederlandse literatuur. Geschreven door iemand die zich ‘Willem’ noemde; hoogstwaarschijnlijk in de late 13e eeuw. Verhaal à blz 18.

Het is een ‘satire’, een tekst waarin bepaalde verschijnselen belachelijk worden gemaakt. In dit verhaal worden de drie standen belachelijk gemaakt.

Het is ook een ‘parodie’: een tekst waarin een bepaald soort teksten op spottende wijze wordt nagebootst.

6 Het lied in de Middeleeuwen

Bijna alle middeleeuwse liederen zijn generaties lang mondeling overgeleverd en pas later opgeschreven.

Antwerps liedboek (1544)is kort na de middeleeuwen opgeschreven waarin 221 liederen staan.

“Heer Halewijn” is pas in de 19e eeuw opgetekend. “Gekwetst ben ik van binnen” werd in de 19e eeuw gepubliceerd op basis van een 16e-eeuws handschrift, dat echter sindsdien verloren is gegaan.

“Heer Halewijn” is een ballade. Kenmerken: het verhaal wordt sprongsgewijs verteld, de beschrijving van de gebeurtenissen wordt afgewisseld met dialogen en er zitten tal van herhalingen in. De sfeer is vrijwel altijd ernstig of zelfs somber. De onderwerpen zijn vaak ontleend aan oude sprookjes en sagen of aan ridderverhalen.

Een ander liedgenre is de elegie/klaagzang. In engere zin is een elegie een lyrisch gedicht naar aanleiding van de dood van een geliefd persoon; in ruimere zin is het een gedicht waarin gevoelens van smart en wanhoop worden uitgesproken.

Bekendste Middelnederlandse elegie is het “Egidiuslied”, dat misschien geschreven is door Jan Moritoen (ca. 1350-ca. 1420).

7 Het middeleeuwse toneel

De Grieken en de Romeinen hadden een bloeiende toneelcultuur, maar tegen het eind van de Romeinse overheersing van West-Europa was die vervallen tot platvloerse en vaak zedeloze voorstellingen.

De Kerk bood weerstand hiertegen waardoor de toneeltraditie in de Vroege Middeleeuwen ten slotte geheel verdween.

Pas in de 14e eeuw schreef men weer toneelstukken.

Belangrijkste stuk uit de Middelnederlandse literatuur werd geschreven helemaal aan het eind van de Middeleeuwen: Die waarachtige ende zeer wonderlijke historie van Mariken van Nieumeghen (ca. 1500).
Verhaal
à blz. 23.

8 Buitenlandse literatuur

            Heldenliederen

Uit de Vroege Middeleeuwen zijn slechts weinig teksten in de volkstaal bewaard, maar één ervan is heel beroemd: het Engelse verhalende gedicht Beowulf.

In de loop van de 11e eeuw ontstond in Frankrijk de ridderroman. Oudste ridderromans: chansons de geste (oftewel: ‘Frankische’ of ‘Karelromans’).

IJsland, 13e eeuw: Edda (verzameling van veel oudere goden- en heldenliederen); belangrijkste bron voor onze kennis van de Germaanse (Noorse) mythologie.

Belangrijkste Duitse werk: Nibelungenlied (begin 13e eeuw).

Voor al deze teksten geldt dat ze zich afspelen in een tamelijk ver verleden en gebaseerd zijn op veel oudere mondelinge teksten.

Anders is dit bij het Spaanse heldendicht El Cid (El cantar de mio Cid, ‘Het lied van mijn Heer’, ca. 1140). Vanuit historisch oogpunt is dit veel betrouwbaarder omdat het al werd geschreven niet lang na de dood van de hoofdpersoon.

            De troubadourpoëzie

Tegen het einde van de 11e eeuw ontstond in Zuid-Frankrijk een heel andere literatuur. Werd geen Frans gesproken maar Occitaans (een nu uitgestorven taal); belangrijkste dialect: Provençaals.

De Provençaalse schrijvers/componisten worden troubadours genoemd; behoorden tot de lagere adel.

Schreven en componeerden liederen waarin ze de hoofse liefde bezongen.

Grootste troubadour: Bernard de Ventadour (Provençaals: Bernart de Ventadorn, ca. 1125-ca. 1200).

12e eeuw: vanuit Zuid-Frankrijk verspreidde de hoofse lyriek zich naar Italië en de Nederlanden en de Duitse vorstendommen.

Hendrik van Veldeke (ca. 1140-ca. 1190) kwam uit Belgisch-Limburg en hoort door zijn taal zowel tot de Duitse literatuur (als Heinrich von Veldecke) als de Nederlandse.

Walther von der Vogelwede (ca. 1170-ca. 1230): belangrijkste navolger van de troubadours in Duitsland.

            De hoofse roman

12e eeuw, Noord-Frankrijk: het chanson de geste (vóórhoofse roman) veranderde onder invloed van de troubadourpoëzie in de hoofse roman. De ridderidealen zijn niet zozeer moed, kracht en trouw, maar hulpvaardigheid, rechtvaardigheid en hoffelijkheid.

  1. In de klassieke roman worden oude Griekse en Romeinse verhalen verplaatst naar de middeleeuwse cultuur.
  2. De oosterse roman ontstond onder invloed van de kruistochten (vanaf 1096), waardoor men in contact kwam met de Arabische cultuur en verhalen tegen die achtergrond ging schrijven.
  3. Keltische roman: stof uit de oude Keltische cultuur is hierin verwerkt.

Arthurromans/Graalromans. Verhalen à blz. 27.

            Italië

Onder invloed van de troubadourpoëzie ontstond in Italië de ‘dolce stil nuovo’ (de lieflijke nieuwe stijl), die vooral in Florence tot ontwikkeling kwam. Liefde is niet meer seksueel gericht maar heeft religieuze trekken gekregen.

Hoofdvertegenwoordiger van deze richting: Dante Alighieri (1265-1321), misschien wel de grootste dichter uit de hele Middeleeuwen. Zijn belangrijkste werken:

  • Autobiografische gedichtencyclus La vita nuova (Het nieuwe leven, 1293)
  • Grote epos La divina commedia (De goddelijke komedie, 1321). Verhaal à blz. 28.

Dantes epos neemt een heel bijzondere plaats in binnen de literatuurgeschiedenis. Het door en door theocentrische karakter ervan en de hele voorstelling hoe de wereld in elkaar zit maken het tot een zuiver middeleeuws werk, zelfs het hoogtepunt van de godsdienstige middeleeuwse poëzie. Maar het wijst ook vooruit naar de cultuurperiode die op de Middeleeuwen volgt: de Renaissance: het is zowel naar inhoud als naar de stijl veel persoonlijker dan in de Middeleeuwen gebruikelijk was en het voortdurende verwijzen naar de Klassieke Oudheid is een typisch Renaissancekenmerk.

Begin van “Inferno” à blz. 29.

            De Late Middeleeuwen

Met Dante zijn de Italiaanse Middeleeuwen voltooid en daar begint de Renaissance maar in de rest van Europa leefden de Middeleeuwen nog meer dan een eeuw voort.

In de 14e eeuw leefde de grootste Engelse dichter van de Middeleeuwen: Geoffrey Chaucer (ca. 1340-ca. 1400). Beroemdste werk: The Canterbury tales.

François Villon (pseud. Van François de Montcorbier; ca. 1430-ca. 1475): voornaamste Franse schrijver uit de Late Middeleeuwen.
Wereldberoemd gedicht: “Ballade des pendus”. Eerste strofe
à blz. 29.

3 De 18e eeuw

20 Historische achtergrond 1700-1800

17e eeuw: in Europa waren de ‘absolute monarchieën’ ontstaan: koninkrijken waarin alle macht op de vorst berustte. Over het algemeen heerste in de 18e eeuw een grotere welvaart dan in de 17e. De bevolking nam in Europa snel in tempo toe, vooral in het oosten. De burgerij ontwikkelde zich tot de sterkste klasse in economisch opzicht.

            Nederland

In de Republiek der Verenigde Nederlanden was geen vorst.

1702: het huis Oranje stierf n de mannelijke lijn uit.
1702-1747: ‘Stadhouderloos Tijdperk’.

De Republiek bleef een statenbond me een Staten-Generaal aan het hoofd in plaats van een vorst, terwijl dus in de omringende landen het centrale gezag steeds groter werd.

Tweede helft van de 18e eeuw: er ontstonden in de Republiek twee politieke stromingen.

  • Patriotten: streefden naar meer democratie; kregen hulp van de Fransen revolutionairen.
  • Prinsgezinden: waren de aanhangers van de stadhouders uit het huis van Oranje.

1789: Franse Revolutie.
1793: Fransen vielen de Republiek binnen; stadhouder Willem vluchtte naar Engeland.
1795: Bataafse Republiek werd uitgeroepen.
1798: eerste grondwet; scheiding van de kerk en staat werd vastgelegd en het kiesrecht werd uitgebreid.

Verlichting: culturele stroming van de 18e eeuw die vooral in Frankrijk en Engeland bloeide.

21 De Verlichting

Overheersende cultuurstroming 16e/17e eeuw: Renaissance.
In de 18e eeuw ontstond er een nieuwe grote geestelijke stroming: de Verlichting.

            Wetenschap en geloof

In de Renaissance had de wetenschap zich zo snel kunnen ontwikkelen omdat men zich niet langer gebonden voelde aan wat was overgeleverd van vroeger of wat door Kerk/overheden was voorgeschreven. In plaats daarvan was men gaan onderzoeken hoe de wereld in elkaar zat (empirisme), wat tot talrijke nieuwe wetenschappelijke inzichten leidde.

18e eeuw: opvatting ontstond dat de menselijke ratio (verstand, rede) in staat was álles op te lossen. Vanwege dit rationalisme wordt de Verlichting ook wel aangeduid met termen als ‘Tijdperk van de Rede’ of ‘Age of Reason’.

18e eeuw: er vonden allerlei belangrijke natuurwetenschappelijke ontwikkelingen plaats;

  • Fysici onderzochten de elektriciteit
  • Scheikundigen begonnen aan de classificatie van de elementen
  • De astronoom Sir William Herschel bewees dat de Melkweg een schijfvormige massa sterren is
  • De Zweedse bioloog Carl Linnaeus legde de systematiek van de planten- en dierenwereld vast en voorzag alle bekende planten en dieren van de nu nog steeds gebruikte Latijnse benaming

Religieus gebied: deïsme: de opvatting dat er wel een Opperwezen bestaat, maar dat de verering daarvan in de vorm van een godsdienst zinloos is.

Franse geleerde en schrijver Voltaire (1694-1778) verdedigde daarom de gelijkheid van alle godsdiensten en propageerde de idee der tolerantie (verdraagzaamheid): ieder mens moet kunnen denken en geloven wat hij wil en overheden – wereldlijke zowel als geestelijke – hebben daar niets mee te maken.

            Politiek en economie

Denkers als John Locke (1632-1704) en Montesquieu (1689-1755) bepleitten de trias politica: de opvatting dat de uitvoerende macht (regering), de wetgevende macht (parlement) en de rechterlijke macht gescheiden moeten zijn.

Het streven naar grotere vrijheid kwam op economisch terrein tot uiting in het ontstaan van het liberalisme: de overheid moet zich zo weinig mogelijk bemoeien met de economie, maar moet die overlaten aan het marktmechanisme, het spel van vraag en aanbod, dat gereguleerd wordt door de onderlinge concurrentie van de producenten.

Grondlegger van het liberalisme: Adam Smith (1723-1790) wiens hoofdwerk An inquiry into the nature and causes of the wealth of nations (1776) gedurende lange tijd een soort bijbel van de economie is geweest.

            Optimisme

Door hun grote vertrouwen in de menselijke rede waren de meeste denkers van de 18e eeuw optimistisch gestemd. Men ging ervan uit dat de mens in wezen goed is en dat verkeerd gedrag voortkomt uit gebrek aan kennis van het goede.

Hierdoor het grote belang dat men in de Verlichting hechtte aan onderwijs en opvoeding.

Literair gevolg: stroom moralistische geschriften in de 18e eeuw.

            Invloed

De Verlichting is van uitzonderlijk invloed geweest op de westerse geschiedenis, want vrijwel alle ideeën uit die tijd zijn op een of andere manier verwezenlijkt of worden nog steeds als een ideaal gezien:

  • Scheiding van Kerk en de staat
  • De inperking van het vorstelijk gezag door middel van wetten
  • De afschaffing van slavernij en lijfstraffen
  • De scheiding der drie machten

Amerikaanse en de Franse revolutie (1776-1789) kunnen we beschouwen als het in praktijk brengen van de ideeën van de Verlichting. Alle genoemde zaken zijn kenmerken geworden van de moderne westerse democratieën en de afwezigheid ervan is typerend voor dictaturen.

22 Beeldende kunst en muziek

De Verlichting had slechts een zeer beperkte invloed op de beeldende kunst en muziek. Op deze gebieden werd namelijk grotendeels voortgebouwd op de Renaissance en de Barok.

            Beeldende kunst

Eerste helft van de 18e eeuw: het rococo (versieringen van interieurs en gebruiksvoorwerpen); bloeide vooral in de kunstnijverheid (meubelindustrie, porseleinfabricage). Decoratieve kunst: zwierig, bekoorlijk, gracieus, speels, lieflijk. Belangrijkste vertegenwoordigers:

  • Antoine Watteau (1684-1721)                         à Idyllische en/of erotische taferelen in zachte
  • François Boucher (1703-1770)                                    pasteltinten.
  • Jean-Honoré Fragonard (1732-1806)

Midden van de 18e eeuw: neoclassicisme: werd teruggegrepen op het classicisme van de Renaissance. Opnieuw ging men zich baseren op de Grieks-Romeinse kunst en op die van de grote Renaissance-kunstenaars. Voornaamste schilder: Jacques-Louis David (1748-1825).

            Muziek

Eerste helft van 18e eeuw werd nog overheerst door de Barok; grootste barokcomponisten: Bach en Händel.

Meerstemmige componeertechniek werd vervangen door de homofone, waarbij er slechts één hoofdmelodie is die ondersteund wordt door varianten en aanvullingen erop.

Bij jongere componisten ontstond de symfonie. Oorspronkelijk was dit een inleidend instrumentaal stuk bij opera’s en oratoria. Vroege symfonieën (drie delen): snel-langzaam-snel, rond 1760 begon Haydn vierdelige symfonieën te schrijven: allegro (snel)-andante/adagio (langzaam)-menuet (dansvorm)-finale.

Tweede helft van de 18e eeuw: drie ‘Weense Klassieken’.

  1. Joseph Haydn (1732-1809): schreef 104 symfonieën.
  2. Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791): strijdt met Bach en Beethoven om de eerste plaats in componistenrangorde; schreef 41 symfonieën, 27 pianoconcerten en een reeks wereldberoemde opera’s.

De muziek van Haydn en Mozart is nog typisch 18e-eeuws: een deel van hun werk is verwant aan het rococo.

  1. Ludwig van Beethoven (1770-1827): overgangsfiguur tussen de 18e-eeuwse muziek en de romantische muziek van de 19e eeuw; hij schreef 9 symfonieën, 5 pianoconcerten en talrijke pianosonates.

23 Literatuur

De Verlichting kunnen we omschrijven als een progressieve stroming waarin allerlei nieuwe ideeën werden verkondigd. In de literatuur treffen we dit nieuwe eigen alleen aan in het proza. In het toneel en de poëzie heerste het neoclassicisme: men volgde de ‘klassieke’ regels na die in de 17e eeuw door de Franse dichter Nicolas Boileau waren opgesteld in zijn leerdicht Art poétique (1674); had hierin alleen poëzie en toneel besproken; prozagenres waren veel vrijer.

De Encyclopédie

De verlichte prozaliteratuur is in essentie didactisch: literatuur was een middel om de lezer nieuwe – rationele – ideeën en opvattingen te bieden en de taal ervan is daarom duidelijk en zakelijk.

Bloei van het essay/aforisme (ontstaan in de Renaissance).

Grootste didactische werk: de Encyclopédie (1751-1780), geschreven door talrijke geleerden onder leiding van Denis Diderot (1713-1784); 35 delen.

            Tijdschriften

De tijdschriften waren niet zuiver informatief maar – geheel in de geest van de Verlichting – didactisch-moralistisch.

De lezer kon artikelen vinden over wetenschap, beeldende kunst, literatuur, opvoedkunde, omgangsvormen, enz.

Artikelen waren in een soort verhalende vorm gegoten: dialogen, brieven, fabels, reisbeschrijvingen, soms ook echte korte verhalen.

De stijl ervan was eenvoudig: men wilde de – nog weinig ontwikkelde – burgerij opvoeden.

Deze periodieken ontstonden in Engeland: bekendste was The Spectator (De toeschouwer, 1711-14) van Richard Steele en Joseph Addison. Hiernaar worden al deze geschriften spectatoriale geschriften genoemd.

Nederland: De Hollandse Spectator (1731-35).

            Het imaginaire reisverhaal

Heel belangrijk was in de 18e eeuw de episch-didactische literatuur. Overheersende genre: imaginaire reisverhaal: een tekst waarin men een reis beschrijft die nooit heeft plaatsgevonden, maar waarin de schijn wordt opgehouden dat het om een echte reis gaat; overkoepeld genre dat allerlei episch-didactische genres in zich kan opnemen:

  1. Veel satiren hebben de structuur van imaginaire reisverhalen: Gulliver’s travels (1726) van Jonathan Swift of Reize door het apenland (1788) van J.A. Schasz.
  2. Ideale wereld in de reisverhalen: utopie. De romans erover: utopische romans/utopieën.
  3. Derde genre (nauw verwant aan het imaginaire reisverhaal): robinsonade: een roman over een of meer personen die door omstandigheden van de rest van de wereld afgezonderd raken en zich alleen moeten zien te redden. Robinson Crusoe (1719) van Daniel Defoe.

De roman

Ontstond rond 1740 in Engeland (met enkele voorlopers in Frankrijk).

De belangrijkste literaire vernieuwing in de 18e eeuw was het ontstaan van de roman. In de roman gaat het juist om de personen: de gebeurtenissen zijn een middel om personages te beschrijven.

Sub genres: sociale roman en de historische roman.

De roman is veel realistischer dan de episch-didactische genres.

Loop van de 19e eeuw: werd de belangrijkste en meest gelezen literaire genre (is hij nu nog steeds).

24 Justus van Effen

Jurist, schreef in het Frans; vertaalde werk van Swift en Defoe in het Frans en het Nederlands, evenals stukken uit de tijdschriften van Addison en Steele.

Als dank voor zijn inspanningen om de Engelse cultuur in Frankrijk bekend te maken, werd hij benoemd tot lid van het belangrijke wetenschappelijke genootschap The Royal Society.

Hij richtte in 1731 De Hollandse Spectator op, die tot 1735 verscheen; 360 nummers van elk 8 bladzijden.

  • Onderwerpen: literatuur, taalkunde, sociale problemen, godsdienst.
  •  Pleidooi voor verdraagzaamheid en voor de gelijkheid van alle mensen
  • Bestreed het Hollandse chauvinisme en het calvinistische verzet tegen toneel en ander vermaak
  • Propageerde het gebruik van de moedertaal in plaats van het Frans

Eerste korte verhalen in de Nederlandse literatuur: “Thijsbuurs os” (1732).

25 J.A. Schasz

Aardigste imaginaire reisverhalen uit de Nederlandse literatuur: Reize door het apenland (1788), van J.A. Schasz, MD. Pseudoniem voor de schrijver en politicus Gerrit Paape (1752-1803).

Reize door het apenland is een satire. Verhaal à blz. 65.

26 Hiëronymus van Alphen

In de Verlichting ontstonden nieuwe ideeën over opvoeding. Zeer invloedrijk waren de opvattingen van Jean-Jacques Rousseau (1712-1778). Uitgaande van de gedachte dat de mens in wezen goed is, maar bedorven wordt door de maatschappij, stelde hij dat kinderen zo lang mogelijk in hun kinderwereld moeten blijven; ze moeten niet tot van alles gedwongen worden maar juist zo veel mogelijk vrijgelaten worden, want dan zullen ze zich vanzelf tot goede mensen ontwikkelen.

Literaire gevolg van deze ‘kindervriendelijke’ theorieën: ontstaan van jeugdlectuur in het midden van de 18e eeuw.

Belangrijkste Nederlandse jeugdboek uit die tijd: Proeve van kleine gedichten voor kinderen (1778), (anoniem) geschreven door Hiëronymus van Alphen.

De kinderen werden in het boek aangespoord tot leergierigheid, gehoorzaamheid, naastenliefde, vaderlandsliefde en godsdienstigheid.

27 Betje Wolff (1738-1804) en Aagje Deken (1741-1804)

28 Buitenlandse literatuur

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.