Hoofdstuk 5 en 6

Beoordeling 4.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas tto vwo | 1512 woorden
  • 11 januari 2015
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 4.6
6 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Samenvatting Nederlands h5 en H6

Lezen

Onderwerp: waar gaat de tekst over

Doel: wat is het doel van de schrijver?

Hoofdgedachte: samenvatting van de tekst in een zin

Verbanden:

  • Chronologisch verband: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen
  • Opsommend verband : ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), bovendien, verder, ten slotte, en, nier alleen … maar ook,
  • Tegenstellend verband:  tegenover, daarentegen, maar, hoewel, echter, toch, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant … aan de andere kant
  • Vergelijkend verband: net zo als, evenals, meer … dan, groter … dan, beter … dan
  • Concluderend verband: kortom, dus, daarom, al met al, hieruit volgt
  • Voorwaardelijk verband: als … (dan), indien, mits, tenzij, wanneer, gesteld dat
  • Redengevend verband: omdat, daarom, dus, immers, want, de reden hiervoor is. HEEFT ALTIJD EEN BESLUIT
  • Oorzakelijk verband: door, doordat, daardoor, als gevolg van, zodat, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij. HEEFT ALTIJD EEN GEVOLG

Functie van alinea’s: wat is de inleiding, wat is het slot etc.

Soorten teksten: wat wil de schrijver? Je informatie geven, reclame maken etc.

Teksten samenvatten: wat mag er wel en niet in een samenvatting? Zou je dit wel/niet in een samenvatting zetten?

Soorten informatieve teksten:

  • Instructie: gebruiksaanwijzing
  • Uitleg: folder, leerboeken
  • Je wordt op de hoogte gebracht van iets wat gebeurd is: nieuwsbericht, verslag/notulen, geboortekaartje
  • Aankondiging: trouwkaart, poster/flyer/advertentie, nieuwsbericht

 

Taal en woordenschat

Woorden H5 (welke past het beste in de zin?)

Woorden

Betekenis

Unicum

Eenmalig iets

In het geweer komen

Verzetten zich tegen

Militante

Strijdvaardige

Vivisectie

Snijden in iets levends

Hun boekje te buiten gaan

Gaan te ver, doen dingen die ze niet mogen doen

Vergelden

Bestraffen of belonen

Radicale

Extreme

Legitiem

Wettelijk, gerechtvaardigd

Intimidatie

Bangmakerij door met iets te dreigen

In een kwaad daglicht gesteld

Ongunstig of slecht voorgesteld

In hun schulp kruipen

Zich terugtrekken

Laster

Kwaadsprekerij, ernstige roddel

Campagne

Uitgebreide actie om iets aan te prijzen of af te keuren

Laten zich niet onbetuigd

Zijn bezig met wat ze moeten doen, laten zich niet afleiden

Genomineerd

Voorgedragen, naam wordt genoemd

Er niet voor terugdeinzen

Gaan altijd door, zijn nergens bang voor

Gaf de pijp aan Maarten

Hield ermee op, sterven

Culmineerde

Liep uit op, bereikte als toppunt

Controverse

Geschil, ruzie

Escaleren

Uit de hand te lopen

 

Woorden H6 (welke past het beste in de zin?)

Woorden

Betekenis

Schrandere

Slimme

Weergaloze

Ongeëvenaarde, onovertroffen, zonder weerga

Onuitputtelijke

Raakt nooit op

Verleiding

Ding waar je naartoe getrokken wordt, uitgedaagd

Rampspoed

Zware ellende, verschrikkelijk ding

Vindingrijkheid

Kan goed oplossingen vinden, dingen uitvinden

Volharding

Vasthoudendheid, doorzettingsvermogen

Loodst

Leidt als een soort gids (een loods) een schip door een lastige vaarroute

Getrotseerd

Doorstaan, weerstand geboden aan

Stramien

Patroon, vaste opeenvolging van gebeurtenissen

Ondergeschikt aan

Minder belangrijk dan

Beproevingen

Opdrachten, testen, problemen overwinnen

Facetten

Kanten, aspecten

Fundamentele

Basis

Ontvankelijker

Wordt een beter mens, ergens open voor staan

Gastvrijheid 

Heel aardig, doet veel voor je gasten

Vertier

Ontspanning, afleiding, amusement

Tragiek

Droevig en dramatisch verloop

Op de proef stellen

Uitdagen, testen

Bij uitstek

Vóór alles, meer dan wie of wat dan ook

 

Stijlfiguren (kunnen herkennen):

 

  • Hyperbool: overdrijven
  • Understatement: het afzwakken van iets dat eigenlijk erg is
  • Litotes: ontkent het tegenovergestelde (goed > niet slecht)
  • Eufemisme: nare, pijnlijke dingen verzachten

 

Uitdrukkingen (kunnen aanvullen):

 

Pais en…

Vree

In geuren en…

Kleuren

De tering naar de …

Nering

Met kop en…

Schouders

Huis en…

Haard

In zak en…

As

Kant noch…

Wal

Door merg en…

Been

Op stel en…

Sprong

Een lach en een…

Traan

In kannen en…

Kruiken

Van kwaad tot…

Erger

Kommer en…

Kwel

Vlees noch…

Vis

Van de regen in de…

Drup

Met hand en…

Tand

Met horten en…

Stoten

Kind noch…

Kraai

Dood en…

Verderf

Van de hak op de…

Tak

Door dik en…

Dun

Heug en…

Meug

 

Samenstelling of afleiding (kunnen zeggen wat het is):

Samenstelling: twee of meer verschillende woorden aan elkaar geschreven

Afleiding: kernwoord met een voor of achtervoegsel

 

 

Grammatica

Zinsdeel

Teken

Wanneer te gebruiken/ hoe te vinden

Persoonsvorm

( )

Maak de zin vragend

Verander de zin van tijd

Onderwerp

( o)

Stel de vraag: wie/wat +persoonsvorm

Werkwoordelijk gezegde

( ) + {}

Alle andere werkwoorden in de zin

Gemengde rest

[ }

Werkwoorden met –te of –aan (het)

Scheidbare werkwoorden

[ 1]

Het stukje van een werkwoord dat op een andere plaats in een zin staat

Werkwoordelijke uitdrukking

[ 2]

Een zinsdeel dat een vaste combinatie heeft met de persoonsvorm en die alleen maar figuurlijk gelezen kan worden

Noodzakelijk wederkerend voornaamwoord

[ 3]

Alle vormen van ‘zich’

Naamwoordelijk gezegde

[ 4]

Het zegt altijd iets over het onderwerp. In de rest van de zin staat altijd een koppelwerkwoord

Lijdend voorwerp

Stel de vraag: wie/wat +gezegde + onderwerp

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

Stel de vraag: wie/wat +gezegde + onderwerp

Meewerkend voorwerp

Voor wie of aan wie

Voorzetselvoorwerp

Een zinsdeel dat altijd met een vast voorzetsel begint.

Bijwoordelijke bepaling

Waarom, waar, wanneer, waaraan, hoe hoeveel enz.

Bepaling van gesteldheid

 

bvg

 

Het zegt iets van het gezegde en iets van het lijdend voorwerp

Bijvoeglijke bepaling

Zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Je gebruikt het op het tweede vlak

Interne bijvoeglijke bepaling

Vormen van erg, heel, super enz.

Nevenschikkend voegwoord

En, of, maar, want, dus, noch. Een woord tussen twee hoofzinnen.

onderschikkend voegwoord

< >

Dat, of, omdat, aangezien etc. Een woord tussen een hoofdzin en een bijzin

 

 

 

 

 

Woordsoort

Uitleg

Bepaald lidwoord

De of het

Onbepaald lidwoord

Een

Zelfstandig naamwoord

Je kunt er een lidwoord voor zetten. Het is een MEDIPLADI: mensen, dieren, planten of dingen

Bijvoeglijk naamwoord

Zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Zelfstandig werkwoord

Belangrijkst werkwoord in de zin met een eigen betekenis (meestal het laatste werkwoord in een zin)

Hulpwerkwoord

Overige werkwoorden in een zin. Heeft geen eigen betekenis

Koppelwerkwoord

Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen

Aanwijzend voornaamwoord

Gebruik je als je iets aanwijst: deze, die, dit, dat, zo’n en zulke

Vragend voornaamwoord

Staat meestal aan het begin van een vraag: wie, wat, welk(e), wat voor (een)

Persoonlijk voornaamwoord

Duidt iets of iemand aan: ik, jij, je, u, hij, zij, ze, het, wij, we, jullie, u, zij etc.

Bezittelijk voornaamwoord

Geeft aan van wie iets is: mijn, jouw, uw, zijn, haar etc.

Wederkerend voornaamwoord

Kan je niet weglaten in een zin, hoort bij een werkwoord

Wederkerig voornaamwoord

Elkaar, mekaar, elkander

Betrekkelijk voornaamwoord

Woorden die betrekking hebben, terugverwijzen: die, dat, wie, wat

Onbepaald voornaamwoord

Wijst iemand of iets aan, maar zegt niet precies over wie of wat het gaat: iemand, niemand etc.

Bepaald hoofdtelwoord

Geeft een precies aantal: zes, vijftien etc.

Onbepaald hoofdtelwoord

Onduidelijk aantal: veel, sommige etc.

Bepaald rangtelwoord

Een plaats in een rij: vierde, derde etc.

Onbepaald rangtelwoord

Onduidelijke plaats in een rij (eerste, laatste etc.)

Voorzetsel

Geeft een plaats, tijd, reden of oorzaak aan (in, op etc.)

Bijwoord

Is het geen van de andere woordsoorten? Dan is het een bijwoord

Nevenschikkend/ onderschikkend voegwoord

Zie andere tabel

Tussenvoegsel

Uitroepingen van emotie of klanknabootsingen

Wat van bovenstaande tabellen kunnen?

  • Is het een zelfstandig, hulp of koppelwerkwoord?
  • 5 zinnen of alle vlakken ontleden (+ premiezin)
  • Woordsoorten benoemen (ong. 20)

Notities: 

 

  1. Zoek en benoem eerst altijd de zinsdelen op t eerste vlak
  2. Heeft 1 van die zinsdelen een eigen persoonsvorm?  bijzin, dus in tweede vlak met pv en ow ontleden, anders pijltjes gebruiken

 

 

               

Kun je als een van deze ww in de zin staat hem door de andere 2 vervangen?  koppelwerkwoord                                  

 

 

Zijn

Worden

Blijven

 

  1. Dat = dit > aanwijzend voornaamwoord
  2. Dat = die en slaat ergens op terug > betrekkelijk voornaamwoord
  3. Dat = * > onderschikkend voegwoord

 

Beknopte bijzin (wel/geen beknopte bijzin? Nee/Ja à onderstrepen!):

 

  • Het onderwerp en de persoonsvorm ontbreken. In plaats daarvan is er een verzwegen onderwerp, dat je kunt afleiden uit de hoofdzin
  • Zo herken je een beknopte bijzin:
  • In plaats van ow en pv staat in de beknopte bijzin:
  • Te + infinitief (ww)
  • Te + infinitief + voltooid deelwoord (ww)
  • Een voltooid deelwoord (ww)
  • Een onvoltooid deelwoord (ww)

 

Foutieve beknopte bijzin (fout of niet? Nee/ja > verbeteren!):

 

  • Het verzwegen zou hetzelfde moeten zijn als het onderwerp van de hoofdzin, maar dat is niet bij de foutieve beknopte bijzin.
  • Zo verbeter je een beknopte bijzin:
  • Twee mogelijkheden:
  1. Verander de beknopte bijzin in een echte bijzin met een persoonsvorm en een logisch onderwerp
  2. Je verandert de hoofdzin en vult daarbij het verzwegen onderwerp van de beknopte bijzin in.

 

Foutieve samentrekking (5 zinnen foutieve samentrekking. In welke functie fout?):

  • = in twee delen van een zin worden woorden maar een keer genoemd en de tweede keer weggelaten
  • Wanneer fout:
  • Als ze niet dezelfde functie hebben:
  • Functie: ow, lv, pv etc.
  • Getal: mv of ev
  • Betekenis: andere definitie 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.