Samenvatting Nederlands
Informatieboek: 9.6 t/m 9.8 + 10.8 t/m 10.16
Werkboek: woorden uit examenteksten § 3.4 Informatieve tekstvormen -bericht: wordt op zakelijke wijze een mededeling gedaan over iets wat pas is gebeurd. -verslag: beschrijving van een gebeurtenis of activiteit -uiteenzetting: je geeft niet alleen informatie maar legt ook iets uit. Wel objectief! -presentatie: mondelinge uiteenzetting § 3.8 Recensie Een recensie bevat o.a: - zakelijke gegevens - gegevens over de inhoud - een oordeel en argumenten van de recensent
Soorten argumenten die daarbij worden gebruikt:
- structurele argumenten (over de opbouw)
- vernieuwingsargumenten (over de oorspronkelijkheid)
- realistische argumenten (over het werkelijkheidsgehalte)
- intentionele argumenten (over de intentie-bedoeling-van de schrijver)
- emotionele argumenten (over het effect op de emoties en gevoelens van de lezer)
- morele argumenten (over de normen en waarden van de samenleving)
- stilistische argumenten (over de stijl)
§ 4.2 Citeren, onderwerp, hoofdgedachte
Onderwerp: bestaat uit enkele woorden
Hoofdgedachte: bestaat uit een zin die je zelf onder woorden moet brengen. § 5.1 Verbanden -herhaling (woordgroepen uit de vorige alinea worden herhaald) -overgangszinnen (samenvattende zinnen aan het begin of eind van een alinea) -signaalwoorden (verband of verbinding) -aankondigende zinnen (geven aan wat men kan verwachten) § 5.2 Soorten verbanden Verband Signaalwoorden
Tegenstellend Maar, daarentegen, toch, echter, integendeel, daar staat tegenover, enerzijds…anderzijds
Opsommend En, ook, niet alleen…maar ook, bovendien, verder, nog, daarnaast, zowel…als, vervolgens, tevens, ten eerste…ten tweede, eerst, dan, daarna
Oorzakelijk Doordat, daardoor, zodat, waardoor, ten gevolge van
Redengevend Omdat, want, daarom, immers
Uitleggend Dat wil zeggen, zo, met andere woorden, bijvoorbeeld, ter illustratie
Concluderend Dus, concluderend
Samenvattend Kortom, samenvattend, om kort te gaan
Voorwaardelijk Als, indien, op voorwaarde dat, mits, tenzij
Vergelijkend Net als, zoals, evenals § 5.5 Samenvattend schema Structuur Hoofdvraag Middenstuk Tekstvorm
Voordelen-en-nadelen Wat zijn de voor en nadelen? -voor en nadelen-voor en nadelen en eigen standpunt Uiteenzetting of beschouwing, betoog
Vroeger-en-nu Wat is er veranderd? -alleen veranderingen-ook eigen standpunt over veranderingen Uiteenzetting of beschouwing, betoog
Probleem-en-oplossing Op welke manieren kan het probleem worden opgelost? -alleen oplossingen-ook eigen keuze van oplossing Uiteenzetting of beschouwing, betoog
Verschijnsel-en-verklaring Welke verklaringen zijn er voor dit verschijnsel te geven? -alleen verklaringen-ook oplossingen of andere keuze Uiteenzetting of beschouwing, betoog
Bewering-en-argument Waarom is…waar? Argumenten Betoog
Verschijnsel-en-bespreking Welke aspecten kent dit verschijnsel? Bespreking van de verschillende aspecten Uiteenzetting of beschouwing § 6.1 Argumenten Argumenten gebruik je om een mening of standpunt te verduidelijken. Een argument is een beweegreden, dat wil zeggen: het is de reden waarom je iets doet of vindt. Reden: de mens heeft zelf een keus gemaakt
Oorzaak: de mens zelf kan er niks aan doen
§ 6.2 Objectieve en subjectieve argumenten
Objectieve argumenten
er wordt gebruik gemaakt van feiten. Feiten zijn controleerbaar, ze zijn objectief. We noemen dit: argumenten op de basis van feiten. Een objectief argument noemen we ook wel een ‘bewijs’. Subjectieve argumenten
Een stelling wordt met zulke argumenten aannemelijk gemaakt, ze zijn oncontroleerbaar. De juistheid hiervan is niet onderzocht. We noemen dit: argumenten op basis van geloof of argumenten op basis van intuïtie of geloof. § 6.3 Redeneringen; hoofd- en subargumenten Eerste hoofdtype
1 Stelling/bewering
2 Argumenten
3 (Conclusie) Tweede hoofdtype
1 Argumenten
2 Conclusie (=stelling/bewering) hoofdargumenten: de argumenten zijn gelijkwaardig aan elkaar, ze kunnen onderling van plaats wisselen. Subargumenten: wordt gebruikt om een eerder genoemd argument te versterken § 6.4 Neven- en ondergeschikte argumenten Bij een bewering kunnen meerdere argumenten gebruikt worden, als deze argumenten gelijkwaardig aan elkaar zijn noemen we deze: hoofdargumenten die nevengeschikt zijn. Ze zijn onderling verbonden door een opsommend verband. Ondergeschikte argumenten -> subargumenten § 6.5 Argumenten en tegenargumenten Door tegenargumenten wordt een betoog vaak veel afwisselender.
§ 6.6 Logisch redeneren
De opbouw:
1 Bewering/Stelling
2 Waarneming
3 Conclusie “de stelling is niet exclusief genoeg”: er valt te veel onder de stelling, je kunt geen juiste gevolgtrekkingen maken. § 6.7 Soorten argumenten - voorbeeld - feit - empirisch argument (een voorval dat je zelf hebt beleefd) - beroep op autoriteit (van wie iemand aanneemt dat het ook echt zo is) - vergelijking - moreel argument (wordt ontleend aan je persoonlijke idealen) - emotioneel argument (erg persoonlijk) § 6.8 Beoordelen van argumenten en manipuleren Zwakke argumenten
Hoe objectiever een argument hoe sterker (zwakke + sterke argumenten) Foute argumenten · het-op-de-man-spelen: het uitten van persoonlijke kritiek · het meelopersmotief: beroep op een algemene mening of verschijnsel · de generalisering: uit een gebeurtenis wordt meteen een conclusie getrokken · het dreigement: macht wordt gebruikt om door te kunnen zetten · de ontduiking: probeert de zaak te ontduiken bij gebrek aan bewijs · de cirkelredenering: het argument is al onderdeel van de stelling/bewering
Drogredenen
Een redeneerfout wordt ook wel een drogreden genoemd
§ 7.2 Samenvatten
Eisen aan een samenvatting:
- bestaat alleen uit hoofdzaken
- de strekking van de tekst is juist weergegeven
- de samenvatting is prettig leesbaar
- de omvang is hoogstens 20% van de basistekst
- de samenvatting moet representatief zijn
Voorwaarden - je begrijpt de inhoud van de tekst helemaal - je weer hoe de tekst is opgebouwd - je kunt de tekst heel beknopt en in je eigen woorden weergeven
In een samenvatting laat je altijd weg - details - voorbeelden - anekdotes - uitweidingen - herhalingen Woorden uit examenteksten: geflatteerd = te gunstig voorgesteld
globaal = in grote lijnen
hierarchie = stelsel van hogere en lagere plaatsen
humanitaire = menslievende
hypocriet = schijnheilig
ideologie = stelsel van gedachten en ideen
impuls = prikkel
inconsequent = in strijd met wat eerder is gedaan of gezegd
index = inhoudsopgave
infrastructuur = geheel van blijvende onroerende voorzieningen
innoveren = vernieuwen
integratie = eenwording
interactie = wisselwerking
internaliseren = zich eigen maken
interpreteren = uitleggen
intimideren = bang maken
latend = verborgen
legitiem = rechtmatig
lobbyen = druk uitoefenen op iemand die een beslissing moet nemen
marginaal = straatarm
metamorfose = gedaanteverwisseling
modaal = gemiddeld
moraliseren = beleren
narcistische = zeer met zichzelf ingenomen zijnde
nihil = niets
opinie = naar de mening
opportunisme = het van mening veranderen als het goed uitkomt
orthodoxe = rechtzinnige
paradox = schijnbare tegenstelling
pedagogisch verantwoord = opvoedkundig verantwoord
periodiek = regelmatig
perspectief = vooruitzicht
postuum = na de dood
potentiele = mogelijke
pragmatische = zakelijke
pretenderen = beweren
preventieve = bedoeld ter voorkoming
prioriteit = voorrang
privatiseren = het laten uitvoeren door particulieren
prognose = voorspelling
geprolongeerd = langer vertoond dan aangegeven
protectionisme = maatregelen ter bescherming van de eigen handel en industrie van een land
provoceren = uitdagen
rationaliseren = het met verstand proberen te verklaren
stereotiepe = onveranderlijke
gestigmatiseerd = krijgen een etiket opgeplakt
universeel = in alle gevallen passend
Werkboek: woorden uit examenteksten § 3.4 Informatieve tekstvormen -bericht: wordt op zakelijke wijze een mededeling gedaan over iets wat pas is gebeurd. -verslag: beschrijving van een gebeurtenis of activiteit -uiteenzetting: je geeft niet alleen informatie maar legt ook iets uit. Wel objectief! -presentatie: mondelinge uiteenzetting § 3.8 Recensie Een recensie bevat o.a: - zakelijke gegevens - gegevens over de inhoud - een oordeel en argumenten van de recensent
Hoofdgedachte: bestaat uit een zin die je zelf onder woorden moet brengen. § 5.1 Verbanden -herhaling (woordgroepen uit de vorige alinea worden herhaald) -overgangszinnen (samenvattende zinnen aan het begin of eind van een alinea) -signaalwoorden (verband of verbinding) -aankondigende zinnen (geven aan wat men kan verwachten) § 5.2 Soorten verbanden Verband Signaalwoorden
Tegenstellend Maar, daarentegen, toch, echter, integendeel, daar staat tegenover, enerzijds…anderzijds
Opsommend En, ook, niet alleen…maar ook, bovendien, verder, nog, daarnaast, zowel…als, vervolgens, tevens, ten eerste…ten tweede, eerst, dan, daarna
Oorzakelijk Doordat, daardoor, zodat, waardoor, ten gevolge van
Redengevend Omdat, want, daarom, immers
Uitleggend Dat wil zeggen, zo, met andere woorden, bijvoorbeeld, ter illustratie
Concluderend Dus, concluderend
Voorwaardelijk Als, indien, op voorwaarde dat, mits, tenzij
Vergelijkend Net als, zoals, evenals § 5.5 Samenvattend schema Structuur Hoofdvraag Middenstuk Tekstvorm
Voordelen-en-nadelen Wat zijn de voor en nadelen? -voor en nadelen-voor en nadelen en eigen standpunt Uiteenzetting of beschouwing, betoog
Vroeger-en-nu Wat is er veranderd? -alleen veranderingen-ook eigen standpunt over veranderingen Uiteenzetting of beschouwing, betoog
Probleem-en-oplossing Op welke manieren kan het probleem worden opgelost? -alleen oplossingen-ook eigen keuze van oplossing Uiteenzetting of beschouwing, betoog
Verschijnsel-en-verklaring Welke verklaringen zijn er voor dit verschijnsel te geven? -alleen verklaringen-ook oplossingen of andere keuze Uiteenzetting of beschouwing, betoog
Bewering-en-argument Waarom is…waar? Argumenten Betoog
Verschijnsel-en-bespreking Welke aspecten kent dit verschijnsel? Bespreking van de verschillende aspecten Uiteenzetting of beschouwing § 6.1 Argumenten Argumenten gebruik je om een mening of standpunt te verduidelijken. Een argument is een beweegreden, dat wil zeggen: het is de reden waarom je iets doet of vindt. Reden: de mens heeft zelf een keus gemaakt
er wordt gebruik gemaakt van feiten. Feiten zijn controleerbaar, ze zijn objectief. We noemen dit: argumenten op de basis van feiten. Een objectief argument noemen we ook wel een ‘bewijs’. Subjectieve argumenten
Een stelling wordt met zulke argumenten aannemelijk gemaakt, ze zijn oncontroleerbaar. De juistheid hiervan is niet onderzocht. We noemen dit: argumenten op basis van geloof of argumenten op basis van intuïtie of geloof. § 6.3 Redeneringen; hoofd- en subargumenten Eerste hoofdtype
1 Stelling/bewering
2 Argumenten
3 (Conclusie) Tweede hoofdtype
1 Argumenten
2 Conclusie (=stelling/bewering) hoofdargumenten: de argumenten zijn gelijkwaardig aan elkaar, ze kunnen onderling van plaats wisselen. Subargumenten: wordt gebruikt om een eerder genoemd argument te versterken § 6.4 Neven- en ondergeschikte argumenten Bij een bewering kunnen meerdere argumenten gebruikt worden, als deze argumenten gelijkwaardig aan elkaar zijn noemen we deze: hoofdargumenten die nevengeschikt zijn. Ze zijn onderling verbonden door een opsommend verband. Ondergeschikte argumenten -> subargumenten § 6.5 Argumenten en tegenargumenten Door tegenargumenten wordt een betoog vaak veel afwisselender.
2 Waarneming
3 Conclusie “de stelling is niet exclusief genoeg”: er valt te veel onder de stelling, je kunt geen juiste gevolgtrekkingen maken. § 6.7 Soorten argumenten - voorbeeld - feit - empirisch argument (een voorval dat je zelf hebt beleefd) - beroep op autoriteit (van wie iemand aanneemt dat het ook echt zo is) - vergelijking - moreel argument (wordt ontleend aan je persoonlijke idealen) - emotioneel argument (erg persoonlijk) § 6.8 Beoordelen van argumenten en manipuleren Zwakke argumenten
Hoe objectiever een argument hoe sterker (zwakke + sterke argumenten) Foute argumenten · het-op-de-man-spelen: het uitten van persoonlijke kritiek · het meelopersmotief: beroep op een algemene mening of verschijnsel · de generalisering: uit een gebeurtenis wordt meteen een conclusie getrokken · het dreigement: macht wordt gebruikt om door te kunnen zetten · de ontduiking: probeert de zaak te ontduiken bij gebrek aan bewijs · de cirkelredenering: het argument is al onderdeel van de stelling/bewering
Drogredenen
Voorwaarden - je begrijpt de inhoud van de tekst helemaal - je weer hoe de tekst is opgebouwd - je kunt de tekst heel beknopt en in je eigen woorden weergeven
In een samenvatting laat je altijd weg - details - voorbeelden - anekdotes - uitweidingen - herhalingen Woorden uit examenteksten: geflatteerd = te gunstig voorgesteld
globaal = in grote lijnen
hierarchie = stelsel van hogere en lagere plaatsen
humanitaire = menslievende
hypocriet = schijnheilig
ideologie = stelsel van gedachten en ideen
impuls = prikkel
inconsequent = in strijd met wat eerder is gedaan of gezegd
index = inhoudsopgave
infrastructuur = geheel van blijvende onroerende voorzieningen
innoveren = vernieuwen
integratie = eenwording
interactie = wisselwerking
internaliseren = zich eigen maken
intimideren = bang maken
latend = verborgen
legitiem = rechtmatig
lobbyen = druk uitoefenen op iemand die een beslissing moet nemen
marginaal = straatarm
metamorfose = gedaanteverwisseling
modaal = gemiddeld
moraliseren = beleren
narcistische = zeer met zichzelf ingenomen zijnde
nihil = niets
opinie = naar de mening
opportunisme = het van mening veranderen als het goed uitkomt
orthodoxe = rechtzinnige
paradox = schijnbare tegenstelling
pedagogisch verantwoord = opvoedkundig verantwoord
periodiek = regelmatig
perspectief = vooruitzicht
postuum = na de dood
potentiele = mogelijke
pragmatische = zakelijke
preventieve = bedoeld ter voorkoming
prioriteit = voorrang
privatiseren = het laten uitvoeren door particulieren
prognose = voorspelling
geprolongeerd = langer vertoond dan aangegeven
protectionisme = maatregelen ter bescherming van de eigen handel en industrie van een land
provoceren = uitdagen
rationaliseren = het met verstand proberen te verklaren
stereotiepe = onveranderlijke
gestigmatiseerd = krijgen een etiket opgeplakt
universeel = in alle gevallen passend
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden