Samenvatting hoofdstuk 2+3
De hoofdgedachte van een tekst is één zin een samenvatting van wat er in de tekst staat.
De hoofdgedachte staat vaak in de 1e alinea op voorkeursplaatsen.
Door alinea’s word een tekst beter leesbaar. In elke alinea staat weer iets nieuws.
Op de p.c. maak je alinea’s bijv. met tab en enter.
In naslagwerken is alles geordend op verschillende trefwoorden.
De de-woorden verwijs je met die, het doe je met ‘dat’.
Veel woorden hebben een letterlijke en een figuurlijke betekenis, een uitdrukking in een woordgroep heeft dat ook.
Een spreekwoord een vaste, onveranderlijke zin is met een figuurlijke betekenis.
Je vind de uitdrukkingen en spreekwoorden in een woordenboek bij het belangrijkste woord.
Je kan meervoud op de volgende manieren moeten schrijven:
* met alleen –en achter het woord
* met –en en dubbele medeklinker
· met –en en een klinker eraf
· w
· met –en en een s die een z of een f die een v wordt
Je kunt de laatste letter van een voltooid deelwoord bepalen met de ‘langer- maaktruc’.
Je moet pers. Kunnen identificeren uit een boek, Bijv.: hoe iemand eruitziet, het gedrag, de gevoelens, dat kun je zien aan zijn(haar) gedrag en wat hij zegt.
En je komt door de hoofdpers. Meer te weten over de bijpers.
Globaal lezen is de gewone manier van lezen.
Als je een tekst globaal (vlot) leest weet je wat de hoofdgedachte is en welke aspecten(kanten) van het onderwerp worden besproken en wat de grote lijn is.
Een alinea begint met het belangrijkste dat de schrijver wil zeggen.
De rest geeft antwoorden en voorbeelden.
Lange zinnen kun je beter kort en duidelijk maken.
Een interview is een gesprek waarbij een vraagt en de ander antwoord.
In een interview staan zowel feiten als meningen.
Een interview word altijd voor berijd met een aantal vragen.
Je moet bij een interview dóórvragen als een antwoord onduidelijk is.
En je moet controle vragen gebruiken om te zien of je het echt goed hebt begrepen.
Een naslagwerk zoek je onder een bepaald trefwoord.
Een trefwoord is het belangrijkste woord in de vraag.
Een trefwoord kan ook een andere vorm van dat woord kan zijn.
Soms moet je zoeken met een synoniem of iets met een bredere betekenis.
Een synoniem zijn woorden met de zelfde betekenis.
Een tegenstelling heeft de tegenovergestelde betekenis.
Je maakt tegenstelling door:
· een ander woord gebruiken
· een voorvoegsel te gebruiken
· voorvoegsel te veranderen.
Synoniemen en tegenstellingen worden ook in uitdrukkingen gebruikt.
Meervoud kun je ook maken door een –s aan het woord vast te plakken.
-S gebruik je als het woord eindigt op een :
· i
· o
· u
· a
· y
Er zijn een aantal afwijkende meervoudsvormen.
Je spelt de persoonsvorm in de t.t. enkelvoud als stam(+t)
Je spelt de persoonsvorm in tt meervoud als het hele w.w.
Stripfiguren zijn types;hun karakter is makkelijk herkenbaar en onveranderlijk.
Dit wordt ook duidelijk gemaakt door uiterlijk,gedrag en wat hij(zij) zegt.
REACTIES
1 seconde geleden