-Feodalisme: In de late middeleeuwen werd het feodale systeem standenmaatschappij met adel, geestelijkheid en boeren) afgeschaft. Dit vanwege een aantal nieuwe uitvindingen op oorlogsgebied. Het feodalisme leunde zwaar op het ideaalbeeld van de dappere ridder, maar dit kon niet meer blijven bestaan.
-Opkomst van burgers: Wie fortuin had vestigde zich in de stad. Ambachtslieden werden gerespecteerde burgers. Een sterk gemeenschapsgevoel zorgde ervoor dat iedereen zijn plaats kende. De burgerij ging vanaf de 13e eeuw een beslissende rol spelen. Tegen het einde van de late middeleeuwen kwam er een beter geregeld rechtssysteem, voor die tijd zocht men zelf recht.
-Ziekte en gezondheid: In de Middeleeuwen werden mensen niet oud, en moesten zij constant oppassen voor de dood. Wie ziek werd kon worden opgenomen in een klooster of gasthuis. Dit werd betaald door de rijken, omdat ze dachten dat ze daardoor grotere kans hadden om in de hemel te komen. De builenpest kostte een derde van de toenmalige Europese bevolking het leven. In de steden volgde hongersnood. Na het midden van de 15e eeuw nam de bevolking weer toe en herleefde de handel.
-Wetenschap: De middeleeuwse wetenschap was gebaseerd op zeven vrije kunsten te weten grammatica, retorica, dialectica (argumentatieleer), astronomia (alchemie),arithmetica (rekenkunst), geometrica (meetkunde) en musica. Uiteindelijk volgede theologie. In vele grote steden werden universiteiten gesticht.
-Godsdienst: In de Middeleeuwen stond het geestelijk leven volledig in dienst van God en de katholieke kerk. Het dagelijks leven was ook doortrokken van vruig geloof in wonderen, magie en toverkunsten. Het aantal klooster nam snel toe. Zij ontwikkelden zich tot grootgrondbezitters en zo ontstond een waardevolle industrie.
-De kerk verdedigde zich tegen andersdenkenden. Berucht waren kruistochten tegen katharen. De katharen leefden, in tegenstelling tot de kerkelijke machthebbers, een sober en ingetogen bestaan. Zij erkenden de paus en katholieke sacramenten niet. Het kasteel Monse1gur vormde het centrum van de kathaarse religie. In 1244 werden na lange belegering 225 katharen op de brandstapel gezet. Het kasteel is ook bekend als de burcht waar de graal verborgen zou zijn. Het zoeken hiernaar was voor veel ridders van koning Arthur de aanleiding voor omzwervingen, daarom werden zij graalridders genoemd.
-Kruistochten: De kerkelijke overheid riep de bevolking op tot kruistochten om het christelijke geloof te verdedigen. Er ontstond een fundamentalistisch klimaat. De middeleeuwers namen massaal deel aan deze tochten en velen stierven. De tochten hadden grote maatschapelijke gevolgen. Steden die strategisch lagen verdienden veel aan de kruisvaarders die op hun schepen waren aangewezen. Uiteindelijk vloeide handelsroutes voort uit de interesse voor islamitische kunst en oosterse producten.
Literatuur
-Gemeenschapskunst met didactisch karakter: Middeleeuwse schrijvers mochten geen kritiek schrijven. Daarom verstopten zij dit in sprookjes en fabels, en vermeden hierbij namen. De naam van de schrijver vond men niet belangrijk, daarom is veel literatuur uit die tijd anoniem.
-Manuscript, blokboek, wiegendruk: In de Middeleeuwen is gedurende een lang proces het begin van de boekdrukkunst uitgevonden. Eerst werd alles met de hand opgeschreven, dit heet manuscript, wat met de hand geschreven betekent. Later werden pagina’s uit een blok hout gesneden en zo gedrukt. Zo ontstonden plaatwerken voor het volk, de blokboeken. De eerste boekdrukken met losse letters heten wiegendrukken.
-Mecenas, broodschrijver: Schrijven van literatuur was niet voor iedereen weggelegd. De auteur werd betaald door de hoge heren. Zij waren geldschieters, zogenaamde mecenas. De auteur was in feite broodschrijver, hij moest iets schrijven dat in de smaak zou vallen van de geldschieter.
-Luisterliteratuur: Tot ver na de uitvinding van de boekdrukkunst werd er geluisterd naar literatuur. Literaire teksten werden in de volkstaal verteld. Tot 13e eeuw was het bezit van alle boeken verboden, ook de bijbel. Teksten als Karel ende Elegast werden geschreven om voorgedragen te worden voor een breed publiek, dit blijkt uit de eerste regels.
-Originaliteit en plagiaat: Plagiaat speelde geen rol. Een middeleeuwse schrijver leenden vaak namen en karakters bij collega-schrijvers zonder dit te melden. Men vond dit ook niet belangrijk.
-Ridderromans: Ridderromans waren verhalen over de adel. De oorsprong ligt in Frankrijk.
-Karelromans: Karelromans, voorhoofse ridderromans, gaan over moed en felle strijdlust van edele ridders die tot voorbeeld en lering moesten strekken. Hoewel ze vaak als waar gebeurd werden gepresenteerd, blijken er vaak sprookjesmotieven in verwerkt. In de verhalen stond Karel de Grote centraal. Alles draait om trouw en ontrouw.
-Arthurromans: Arthurromans, hoofse ridderromans, schetsen een geïdealiseerd beeld van het 12e eeuwse hofleven. De hoofse ridder is hulpvaardig voor de zwakken en goed voor de adellijke dames. Er wordt een sprookjesachtige, gefantaseerde en onwerkelijke wereld voorgesteld met koning Arthur als ideale vorst. De orde wordt verstoord door een gebeurtenis van buitenaf en een van de ridders begint aan een queeste. Een zoektocht vol gevaar en beproeving. De ridder beëindigt zijn queeste altijd succesvol voor de eer en glorie van zijn jonkvrouw en zichzelf.
-Volksboeken: Toen er geen nieuwe motieven meer bij kwamen onsteonden nieuwe romans door het beschikbare materiaal te bundelen. Men herschreef de oude ridderverhalen in proze. Zulke werken noemde men volksboeken. Ze werden lange tijd gebruikt ter lering en stichting van de jeugd.
-Gedichten: Kenmerkend voor hoofse poëzie is de thematiek van de onbeantwoorde of onbeantwoordbare liefde. Geleidelijk aan werd het positieve van liefde als spanning en verlangen duidelijk voor de troubadours. Liefde, waarbij de vrouw wordt vergoddelijkt en de man tot slavernij vervalt leidde tot een verfijning in omgangsvormen, zeden en gewoonten. Beleefdheid, voorkomendheid en goede manieren werden gewaardeerde eigenschappen.
-Toneel: Het middeleeuwse tonaal was een mengeling van religieuze spelen, hoofse toneelstukken en kluchten. Om dat de luchtiege spelen naar voorbeeld van de Romeinse komedies te vrijmoedig werden, verbood de kerkelijke overheid toneel. Dit terwijl de kerk vroeger toneel gebruikte ter verduidelijking van onbegrijpelijke Latijnse teksten.
Nederland
-Middelnederlands, spookspreker: Er bestond nog geen algemene nederlandse taal. Als gesproken wordt van Middelnederlands wordt daarmee een verzameling van in hoofdzaak Zuid-Nederlandse dialecten bedoeld. Spooksprekers zijn sprekers die hun materiaal kwamen brengen door heel het land.
-Jacob van Maerlant: Een schrijver in dienst van een vorst edelman of stadsbestuur.
-Roelandslied: voorbeeld van een Karelroman, geschreven in 1200.
-De vier Heemkinderen: Ook een voorbeeld van een Karelroman uit 1250.
-Karel ende Elegast: Misschien wel de bekendste Karelroman, stamt uit 1250.
REACTIES
1 seconde geleden